26
met geaasde haken). Ook roggen
werden meestal naar Antwerpen
verkocht. Opvallend is, dat er tegen
woordig, in tegenstelling tot vroeger
tijden, alleen maar kleine roggen in de
weren worden gevangen. Dit zou een
gevolg kunnen zijn van de diverse in
de Delta aangelegde dammen. Haring
(panharing) werd vaak in grote
hoeveelheden in de weren gevangen.
Er zijn jaren geweest, dat een weer-
visser er meer dan 100.000 in één tij
ving. Afhankelijk van het aanbod
werden de haringen verkocht voor Fl.
1,- per 200 a 1.000 stuks. De natuur is
grillig. Zo'n 70 jaar geleden werd er
van de ene op de andere dag bij de
"onvis" geen haring meer aangetroffen.
Tegenwoordig is de haring echter weer
één van de vissoorten die in de weren
worden gevangen.
Weervissers: een slag apart
De Haas, Landa, Touw en Lafontaine
waren vissersgeslachten uit Bergen op
Zoom die jarenlang de weervisserij in
de Oosterschelde beoefenden. Het
waren mensen die erg op hun onafhan
kelijkheid waren gesteld. Een apart
slag mensen dat door de overheid
gegeven voorschriften maar node in
acht nam - en soms zelfs dat niet! Ook
onderling liet de verstandhouding
nogal eens te wensen over. De naam
van hun beroepsvereniging: "Helpt
elkander"lijkt dan ook een beetje
wrang. Niet alleen onderling waren er
veel strubbelingen maar ook met "die
van Zeeland" boterde het niet altijd.
Begrijpelijk, de Zeeuwen beschouwden
de visgronden waar de weervisserij
plaats vond als hun territoir. En niet
(geheel) ten onrechte.
Thoolse vissersgeslachten die zich met
de weervisserij bezig hielden waren
vooral Verkamman en Schot. Tot zo'n
vijftien jaar geleden was het Arie
Verkamman die als visser de traditie
van zijn voorouders - oorspronkelijk
afkomstig uit de door stormvloeden
vergane stad Reimerswaal! - voortzet.
Generaties lang oefenden de
Verkamman' s de weervisserij uit.
Kom van de Oosterschelde
Tot eind 1530, toen op 5 november de
dijken rond het gebied van Reimers
waal het begaven als gevolg van de
Sint Felixvloed, was dit gedeelte van
wat nu de Kom van de Oosterschelde
heet, vruchtbaar land waar de welva
rende stad Reimerswaal was gelegen.
Nog was het gebied van Reimerswaal
niet geheel verloren door deze vloed
maar in de jaren 1552, 1557, 1561,
1563 en 1570 - wat een aaneenschake
ling van rampzalige jaren! - voltooide
de zee haar in 1530 begonnen afbre
kende werk in het Land van Reimers
waal. Uit stukken die in het archief in
Bergen op Zoom aanwezig zijn, blijkt,
dat reeds spoedig na het ontstaan van
de huidige Kom van de Oosterschelde
de visserij in dit gebied werd uitgeoe
fend. Een aanwijzing hiervoor vormt
een in 1582 in Antwerpen verschenen
album met prenten naar tekeningen van
Hans Bol, gegraveerd door Philips
Galle. Op één van deze prenten wordt
het principe van de weervisserij afge
beeld. De Bergse vissers trokken zich
daarbij weinig aan van de rechten die
de Heren van Reimerswaal nog op hun
ondergelopen gronden meenden te
kunnen laten gelden. Nog in 1828
trachtte één van de nazaten van deze
heren haar rechten op de visserij in dit
gebied te herkrijgen. Waarom waren
het vooral de Bergenaren die in de
Kom van de Oosterschelde zo intensief
de visserij beoefenden? Daar zit een
stukje historie aan vast.
27
Visserijconflict; niet een
verschijnsel van alleen de
laatste tijd
In verband met de aan het eind van de
zestiende eeuw heersende oorlogstoe
stand (Oranje contra Spanje) achtten de
Staten van Zeeland en de Prins van
Oranje de legering van een Zeeuws
garnizoen in Bergen op Zoom zeer
wenselijk. Er werd een ruil gepleegd:
Zeeland kreeg een garnizoen in Bergen
op Zoom en de Bergenaren kregen
visserijrechten op het Verdronken
Land van Reimerswaal, welk gebied
grotendeels onder jurisdictie van
Zeeland viel. Deze "ruil" werd vastge
legd in een stuk dat bekend staat als de
"Satisfactie van 1579". Ten aanzien
van de visserijrechten van de Berge
naren wordt letterlijk vermeld: "Dat de
vornoemde heeren Staaten van Zeelant
doctroy van die van Reymerswale
nopende 't visschen in 't verdroncken
landt geimpetreert tot beter onderhoudt
van den voirscreven garnisoene ende
anderen armen inwoonderen der voirs
creven stadt gelieven te houden in state
ende surceantie". De problemen waren
daarmee nog niet uit de wereld, verre
van! Rond 1775 zou het zelfs tot een
openlijk conflict komen tussen de
Baljuw van Tholen, die de rechten van
de Thoolse vissers behartigde, en de
Bergse vissers. Wederzijds werden
schepen opgebracht en werd er vistuig
in beslag genomen. Jarenlang woedde
er een heuse visserij-oorlog, die zowel
op het water als in de rechtzaal werd
uitgevochten. Een voorlopige oplos
sing werd bereikt toen de Staten van
Zeeland in 1781 erin toestemden, dat er
een scheiding van de gebieden kwam
waarbinnen door Thoolse en Bergse
vissers mocht worden gevist. In het
begin van de negentiende eeuw werd
de provinciale autonomie betreffende
visserijrechten opgeheven. Voortaan
zou de centrale overheid, i.e.
Domeinen de visserijrechten toewijzen.
Teloorgang
De omvang van de
weervisserij in de
achttiende eeuw blijkt
uit een stuk van het
Bergse vissersgilde
waarin de namen van
25 vissers worden
vermeld. Het aantal
weren dat in die tijd in
de Kom van de
Oosterschelde werd
geëxploiteerd, kan op
grond van dit aantal
vissers op enkele tien
tallen worden
geraamd. Omstreeks
de laatste eeuwwisse
ling waren er in de
Oosterschelde onge
veer 20 en in de
Grevelingen ongeveer
7 weren in gebruik. In 1957 bleken er
in de Oosterschelde nog 16 weren te
zijn opgesteld.
Dan gaat het snel bergafwaarts: in
1961 werden er 12 weren geteld, in
1965 blijken er nog maar 6 te staan.
Begin 1983, vlak voor de sluiting van
de Oesterdam, zijn er nog 2 over.
En nu?
En nu? De weervisserij wordt nog
steeds door twee Bergse vissers (Van
Dort en Landa, bekende namen uit de
Bergse visserij wereld) beoefend op
locaties aan de westzijde van de
Oesterdam, waar eb en vloed -
gelukkig! - nog vrij spel hebben. Dit
ondanks de in de beginjaren tachtig
geldende verwachting, dat de weervis
serij door de aanleg van de Oesterdam,
en daarmee het wegvallen van eb en
vloed, verloren zou gaan. In een in
1984 door de Provinciale Planologi
sche Dienst voor Zeeland uitgebrachte
totaalvisie voor de Deltawateren werd
nog vermeld: "De weervisserij, welke
in de Kom van de Oosterschelde door
enkele beroepsvissers werd uitgeoe
fend, is door de aanleg van de
Oesterdam verloren gegaan".
Gelukkig hebben ook ambtelijke
instanties het niet altijd bij het rechte
eind; de weervisserij, dat interessante
cultuurhistorisch fenomeen, wordt
anno 1998 nog steeds beoefend. Dat dit
nog lang, zeer lang zo moge blijven!
Bij het fuikgat
De lege fuik wordt te drogen gehangen