Tholen, de stad en de werven vóór 1800
De van Duivendijk-werf in Tholen
Het ontstaan van Tholen moet
waarschijnlijk gezocht worden in
het verplaatsen van een tol
(Tholen?) van de hertogen van
Brabant naar de dijk van de voor
1220 bedijkte Vijftienhonderd-
gemetenpolder. Tholen ligt aan de
Eendracht, in die tijd onderdeel
van de vaarweg van Antwerpen
naar Dordrecht. Tholense schip
pers begeven zich -wellicht met
Koggeschepen- in de middel
eeuwen al naar het buitenland. Op
het stadszegel van Tholen staat
een z.g. onttakelde Kogge. In
1397 wordt een Thoolse poorter
gearresteerd in de zoutstad Lüne-
burg. Of hij te diep in het glaasje
heeft gekeken is niet bekend.
Uit stadsrekeningen van
1493/1494 blijkt dat Hugo Corne-
lisz. "de scipstimmerman" mos en
teer heeft geleverd, die mogelijk
gebruikt zijn om de veerboten te
breeuwen en te teren.
In de zestiende eeuw wordt
Tholen geteisterd door storm
vloeden (1530,1532) en in het
begin van de Tachtigjarige oorlog
-na 1568 dus- zorgen Geuzen en
Spanjaarden voor zoveel stampij
dat de scheepvaart nadelig wordt beïn
vloed. Ook de scheepsbouw kan toen
niet veel voorgesteld hebben, want in
1565/1566 moeten er twee scheepstim
merlieden uit Bergen op Zoom komen
om de veerboten te herstellen.
In 1613 vraagt en krijgt Johannes
Block toestemming om in een
"timmerhuysken" zijn vak te mogen
uitoefenen. Waarschijnlijk bouwt hij
kleine vletten.
In 1614 vraagt Leendert Cornelisz. aan
het stadsbestuur om in zijn huisje bij de
Vossemeerse Poort, later "Kruittoren"
te mogen blijven wonen, omdat hij
daar een zate -een plek waar schepen
bij laagwater kunnen droogvallen- tot
gerief van alle schippers heeft
gemaakt. Verder vraagt hij toestem
ming om "oprillen" te mogen maken,
de eerste scheepshellingen. Het was
niet persé nodig dat werven aan het
water lagen. Schepen konden, zelfs als
ze geladen waren, via z.g. "overtomen"
over de dijk getrokken worden. Dat
gebeurde in de zestiende eeuw, maar
bij van Duivendijk werd in 1932 nog
een schip achter de dijk gebouwd en er
daarna overheen getrokken.
In 1622 verhuist Leendert Cornelisz.
toch naar een zate aan de haven bij de
trap van de vismarkt.
Abraham Mathijsz. Van der Boos
(Bois) en Cornelisz. van Golen zijn
Thoolse scheepsbouwers uit de tweede
helft van de zeventiende eeuw. Waar
schijnlijk heeft van Golen eerst
gewerkt op de werf aan de haven. Na
het einde van de Tachtigjarige oorlog
in 1648 (vrede van Munster) breken
veiliger tijden aan en is waarschijnlijk
de werf op de Contr'escarp, dus buiten
de Waterpoort in gebruik genomen. Zie
bovenstaande afbeelding.
In 1678 wordt Pieter van Oudheusden
eigenaar van de werf. Hij levert en
onderhoudt de veerboten en bouwt
"cromstevenschuyten". Zo rond 1700
is er nog een tweede scheepstim
merman actief, Jan Gij se.
In 1765 wordt bij de werf een grote
schuur gebouwd die gebruikt werd bij
de zoutwinning, de Zoutkeet, die er nu
nog staat. Benjamin Welle (dan werf-
eigenaar) verkoopt in 1786 de werf
inclusief de Zoutkeet en de bomen die
er buitendijks groeien voor 130 gulden
aan drie vissers uit Arnemuiden.
Mogelijk hebben zij de helling nog een
tijd gebruikt voor het schoonmaken en
onderhouden van hun eigen schepen en
die van anderen.
Daarna moet Tholen het zo'n honderd
jaar doen zonder scheepswerf. Pas in
1869 komt er weer leven in de brou
werij doordat Jan Boertje zich in
Tholen vestigt en in 1872 komt Dirk
van Duivendijk naar Tholen.
Van hoogaarzen, hengsten, schouwen, botters, kotters en roeiboten
"Begin deze eeuw, man, toen had je het hier eens moeten zien. D'r lagen wel
negentig vissersschepen, meest hoogaarzen in de haven van Tholen. Ik weet
nog dat je de TH 92 had, dat was een lemmerhengst. 't Water was zo helder
als jenever. Je had botvisserij, oesters en mossels, maar ze visten ook op
garnalen. Er zat hier Stoffels, dat was een grote mosselhandelaar en verder
heetten de vissers allemaal Bout of Schot of Cornelisse. De kaai hier was
groter dan die van Yerseke. Mijn overgrootvader Dirk bouwt hier tot z'n
dood in 1906 92 houten schepen, meest hoogaarzen. Maar d'r zat ook wel eens
een schouwtje tussendoor."
Jan Hendriksen
Melis (1939) en Dirk van Duivendijk
(1934) zitten op hun praatstoel.
We drinken koffie in de kamer van het
oude woonhuis -nu in gebruik als
kantine- op de werf aan de Contr'es
carp aan de Eendracht in Tholen. Je
ziet nauwelijks het behang want het
hangt er vol met foto's, tekeningen en
oude scheepsmodellen. Zonder van hun
stoel op te staan kunnen de twee neven
de geschiedenis van 127 jaar van
Duivendijk-werf illustreren door alleen
maar naar de wand te wijzen.
"Kijk de Atalante, daar op die foto,
da's een prachtige hoogaars zoals we
er hier veel bouwden. Hij is slank van
voren en heeft een mooie zeeg. En bij
de meeste Thoolse hoogaarzen is het
vlak niet vlak, maar van voren en van
achteren al wat opgebrand.
We werkten alleen maar met Frans
eiken. Prachtig recht en lang van draad,
dat liet zich goed krommen. Vaak werd
eerst een model gemaakt en daarvan
weer een tekening. Van die tekening
bouwde m'n opa dan het schip. Maar
het Dolfijntje dat bouwde hij weer puur
op het zicht."
De van Duivendijk-werf is anno 1998
een openluchtmuseum, maar tegelijker
tijd een springlevend bedrijf.
Springlevend, want de zoon van Melis,
jonge Dirk (1966) schuift maar even
aan om een bakkie te doen. Hij is veel
te druk met een prachtig nieuw teakdek
op een groot motorjacht.
Een rijksdaalder
Dirk: "Het was in de jaren twintig en
dertig armoe lijden. De vissers die
hadden nooit geld, die kwamen met
een paar honderd gulden in hun hand
om een nieuw schip, de rest moest dan
later afbetaald worden.
Ik weet nog goed, dan ging mijn opa
naar Goeree waar veel klanten van ons
lagen om bij verschillende vissers een
rijksdaalder aflossing te halen. Je stapte
niet even in de auto. Nee, opa ging
eerst naar Bergen op Zoom, nam dan
de trein naar Rotterdam, daar moest hij
met het tramlijntje naar de kop van
Goeree en 's avonds ook weer zo terug.
Het eind van het liedje was vaak ook
nog dat ze geen geld hadden en dat opa
ze nog vijf gulden leende."
Melis: "We bouwden ook veel roei- en
peilboten voor Waterstaat. D'r was een
ambtenaar, hij heette Slobbe, een echte
deskundige, dat begrijp je, die dan
altijd de bouw kwam controleren. Op
een dag komt' ie en ziet een harde
kwast. Wij weten dat een harde kwast
geen kwaad kan, maar Slobbe keurde
die plank op hoge toon af. Nu bouwden
we de schepen altijd met de kop naar
de deuren. "Weetje wat" zegt opa "we
draaien dat schip om met de kont naar
buiten." Zo gezegd, zo gedaan. Slobbe
komt een paar dagen later terug, loopt
naar dezelfde plek, ziet een plank mooi
recht van draad en keurt de boel goed.
Dirk: "Ook hingen we wel eens ons
kleddervest met zo'n meulenaars-
kontje over een harde kwast.
De verhalen en anekdotes buitelen over
elkaar heen, dus zetten we de zaak
maar eens even op een rij.
2
Plattegrond van de stad Tholen met hierop de scheepswerf (onder het woordje Riviere). De herkenbare schepen
zijn smal- of wijdschepen, alsmede een veerpont. Prent in de Cronijk van Smallegange circa 1696.
Bron: "Scheepswerven van Zeeland"
Auteur: A.F. Franken
3
De BRU 24 op de helling, Dirk Mzn. werkt aan het zwaard