Leven in de brouwerij Nadat Tholen het zo'n honderd jaar zonder scheepstimmerman heeft moeten doen, vestigt Jan Boertje, oorspronkelijk uit Puttershoek zich in 1869 vanuit Bergen op Zoom op de werf aan de Contr'escarp. De oestercultuur kwam op en er was dringend behoefte aan een werf voor het onderhoud van de schepen. Twee weken voor de dood van Jan Boertje in October 1873 komt Dirk van Duivendijk, ook uit Puttershoek, met zijn gezin naar Tholen. Misschien was Dirk al een jaar eerder actief op de werf, want in de werkplaats hangt een bord "Firma M. van Duivendijk, scheepswerf Zeelandia" opgericht 1872." Ook A.F. Franken houdt het in zijn boek "Scheepswerven in Zeeland" op 1872 als stichtingsjaar van de van Duivendijk-werf in Tholen. Dirk huurt de werf eerst van de weduwe van M.A. de Witte. In 1874 loopt er de eerste nieuw gebouwde hoogaars van stapel. Opdrachtgever is de weduwe Wagtho, die er vervolgens nog een bestelt. Eind 1878 koopt hij de werf, inclusief de achterste helft van de Zoutkeet. Tot zijn dood in 1906 bouwt Dirk 92 houten schepen; schouwen, botters, maar in hoofdzaak hoogaarzen. Eén van die hoogaarzen is de YE 36, het huidige vlaggeschip van onze Stichting Behoud Hoogaars. Dirk heeft twee zoons; Melis en Pieter. Pieter sticht in 1893 de werf in Brui nis se die nog steeds bestaat. Zijn oudere broer Melis (geboren in 1866) heeft als jongeman een eigen werf De Volharding in Willemstad. Bij zijn vertrek naar Willemstad zegt Melis - '■'fWÜ 111 A ZEEUWSCHE VOEDERenKÜNSTMESTHANDEL tegen zijn vader: "Maar ik kom terug." En dat doet hij in 1906, wanneer zijn vader overlijdt. De werf De Volharding in Willemstad wordt verkocht. Wanneer de Dirk en Melis van nu het over hun opa hebben dan is dat dus deze Melis. Onder zijn leiding zijn er zo tussen 1906 en 1940 dertig houten schepen gebouwd. Melis: "Mijn opa werkte graag met een model, b.v. 1 op 20, waar hij dan een tekening van maakte. Daarvan werd dan het schip gebouwd." Dirk: "In opa z'n tijd liepen er wel acht man rond op de werf. Zo rond 1950 werden de knechten pas bedankt. D'r waren in de jaren twintig veel klanten van Goeree en Ouddorp. Ook kwamen er Urkers op de werf. De vissers van Moddergat en Paesens in Noord Groningen visten veel met blazers. In de 1883 zijn er bij een storm daar in het noorden heel veel verdronken. Die van Goeree en Ouddorp kochten later nogal wat van die blazers, 't waren soms twee masters tot wel veertig ton. De vissers van Goeree waren vaste klant bij ons, wij maakten dan ronde konten aan die blazers want dat viste beter". Het hout Melis; "Wij werkten alleen met Frans eiken, dat kon je goed krommen boven een strovuurtje, (het z.g. wisje). Dat hout kwam van Wiegerson uit Steenwijk per vrachtvaarder met dertig ton tegelijk. Het kwam gezaagd aan, duims, twee- duims voor de gangen, drieduims voor de zwaarden tot vijfduims voor de stevens. Dat hout ging zes tot tien weken hier het zoute water in. Dat was een ingewikkeld karwei. Er moesten latten tussen, zodat de stroom ertussendoor kon. Je moest het natuurlijk ook verzwaren. Als het eruit kwam, dan werd het hout goed schoongemaakt met de bezem. Daarna moest het een paar jaar drogen. Dus op stellingen, latten ertussen, we legden het later ook wel schuin, zodat het beter afwaterde. 5 Ook het zware vierschijfs hellingblok waarmee de schepen op de helling werden getrokken staat er nog. Niet alleen de oude schepen maar ook dit soort industrieel erfgoed is het behouden meer dan waard. Terug naar eind jaren twintig Dirk: "Die tijd en ook de jaren dertig, dat was armoe. Opa zorgde goed voor zijn knechten en de kinderen van zijn zus maar het was moeilijk om je hoofd boven water te houden. Hij ging in die jaren met zijn knechten "in de bagger". Voor vijf gulden in de week baggerden ze de veste hier om het stadje Tholen uit. Maar ja een brood kostte toen drie cent. In 1928 kwam er een brug over de Eendracht, waardoor Tholen uit zijn eeuwenoude isolement kwam. Opa nam het schilderwerk van de hele brug aan. In die tijd werkte de volgende generatie al volop mee. Opa had twee zonen, Simon, mijn vader, die was geboren in 1903 en Dirk, Melis zijn vader dus, die was van 1913.Opa is in 1940 gestorven, rijk is 'tie niet geworden van al dat harde werken." De mannen van nu De van Duivendijk-werf in Tholen is eigenlijk de enige werf in Zeeland die nog actief is in de houtbouw. Je kunt er vandaag de dag een houten hoogaars bestellen. De kennis is er, maar er is helaas geen vraag meer naar. De mannen die nu de werf bemannen zijn Dirk, die is van 1934 en zijn neef Melis (1939). Dirk zijn broer Melis (1929) is helaas gestorven in 1994. Melis (van 1939) heeft een zoon Dirk (geboren in 1966) die als derde man op de werf werkt. In 1976 is het voorste deel van de Zoutkeet erbij gekocht. Er is bij de werf een jachthaven gekomen met 40 ligplaatsen en er liggen 's win ters ongeveer 60 schepen op het droge. Alle denkbare reparaties in hout en staal worden er verricht. Ook worden er regelmatig motoren ingebouwd, teakdekken op schepen aangebracht, enz. Repareren van houten schepen wordt langzaamaan minder ook omdat steeds meer eigenaren veel zelf aan hun schepen doen'. Maar een nieuw houten zwaard of roer, daar draaien ze hun hand niet voor om, en werken aan houten schepen, daar gaat hun hart nog steeds naar uit. Het droogde een centimeter per jaar, aan allebei de kanten natuurlijk, dus 2 duims hout (5 cm. dik) moest zo'n tweeënhalf jaar drogen." Melis vertelt verder; "Opa had een zus en die heette Zoet, ze had vierentwintig kinderen. Al haar jongens werden pikjongen (leerjongen) op de werf. Die moesten de slijpsteen draaien, vergeet niet in die tijd, tot eindjaren twintig gebeurde alles op de hand. Zagen dat was ook handwerk; een man van boven en een man beneden. Pas eindjaren twintig kwam er een gasmotor. En daar werd zo langzamerhand alles op aange sloten. Er kwam een vandiktebank, een draaibank en de langgatboor. Zelfs het omhoogtrekken van de schepen gebeurde op de gasmotor. Dirk; "Je moet bedenken dat we pas in 1946 electriciteit en waterleiding kregen hier op de werf. Voor die tijd had je een olielamp en een waterput. Na de oorlog werd de gasmotor vervangen door een electromotor. Die is nog gebruikt om na de oorlog Tholen weer droog te malen. De huidige loods -het achterste gedeelte van de Zout keet- ziet er nog net zo uit als in de jaren dertig. Een vervaarlijk stelsel van wielen en leren banden die allemaal aangedreven werden door de gasmotor, brachten alle gereedschap aan het draaien. Het zit onder het stof maar het is er nog allemaal. De Zoutkeet in de jaren twintig De werf in de jaren vijftig De Alcyon op de helling

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 1998 | | pagina 4