BRUINISSE - Dorp aan het water
20
Er wordt wel beweerd, dat
de bewoners van de Lage
Landen hun leefgebied zelf
hebben geschapen. Ten dele
is dat ook zo, onder meer in
de Zeeuwse Delta is er nogal
wat land op de zee vero
verd. Zo ook het gebied
waar nu Bruinisse is
gelegen en waar ruim vijf
honderd jaar geleden het
water van Krammer en
Grevelingen nog vrij spel
hadden. Bruinisse is een
dorp met aantrekkelijke
kanten, neem alleen al de
ligging aan het water.
Tirion sprak in zijn in 1753
uitgegeven "Tegenwoordige
Staat van Zeeland" met
betrekking tot Bruinisse
zelfs van "het grootste en
treffelijkste Dorp des
geheelen Eilands".
Hoe het begon
We schrijven A.D. 1467 wanneer
Philips van Bourgondië, toenmalig
landheer, toestemming geeft voor het
bedijken van de schorren en slikken aan
de oostzijde van het eiland Duvelant.
Het doel was dit gebied "tot eerder
nieuwe coorenlande" te bedijken. Acht
honderd hectare goede landbouwgrond
ontstond zodoende, resultaat van lang
durig zwoegen van vele arbeids
krachten die genoegen namen met
slechte kost en een loon van vijf cent
per dag. Wie durft er nog te spreken
over "de goede, oude tijd"?
Er werd meteen maar een nieuw dorp
in de pas drooggemalen polder aange
legd, geheel planmatig, naar het model
van een "voorstraat-dorp": het huidige
Bruinisse. Vanaf de dijk, aan de noord
zijde van de polder, liep een "voor
straat" (nu de Oudestraat) uitkomend
op de Ring, in het midden waarvan een
kerk werd gebouwd en een kerkhof
werd aangelegd, omgeven door een
gracht. In de beginperiode werd het
dorp aangeduid als "Oostduvelant",
welke naam eeuwenlang is gehand
haafd, hoewel de naam "Bruinisse" al
stamt uit de vijftiende eeuw, toen werd
gesproken over het "uutgors beoosten
Duvelant, genoemd Bruynisse".
Op het nieuw ingedijkte land kwam
landbouw tot ontwikkeling. De nabij
heid van visrijke wateren en de aanleg
van een haven maakten het mogelijk
om vanuit Bruinisse visserij uit te
oefenen. Er werd op haring gevist en
op de in de nabijheid gelegen platen
werden er bij eb met rijven (harken met
lange tanden) mosselen en oesters
bijeen geharkt. De mossel- en oester
visserij en -kwekerij is voor Bruinisse
altijd van belang geweest.
Waterdorp
Bruinisse is al vanaf zijn ontstaan een
echt waterdorp geweest. Hoe kan het
ook anders, zo strategisch gelegen aan
De Tachtigjarige Oorlog is bepaald niet onopgemerkt aan Bruinisse en omge
ving voorbij gegaan. Enkele jaren na het uitbreken van dit langdurig conflict
vond in 1575 nabij Bruinisse een invasie plaats van 800 Spaanse soldaten en 200
pioniers en schansgravers. De invallers landden niet per bootzoals gebruikelijk
bij een invasie, maar kwamen bij eb wadend door het Zijpe om Duiveland en
Schouwen te veroveren. De krijgslieden hadden ieder beschuit en kaas voor drie
dagen bij zich. Bij het doorwaden van het ongeveer 1.25 meter diepe water
hielden zij hun mondvoorraad en hun degen of musket hoog boven het water.
Niet alle Spanjaarden volbrachten de tocht van Sint Philipsland naar Duiveland;
een groot aantal kwam om, niet door krijgsgeweld - de vloot van de Prins van
Oranje kon wegens het lage water niet naderbij komen om de overtocht te
beletten - maar door verdrinking.
Het werd voor Schouwen en Duiveland een ellendig jaar. De vijand sloeg een
beleg op voor Zierikzee dat acht maanden zou duren, gedurende welke tijd de
ondervoede en onderbetaalde Spaanse krijgslieden plunderend en moordend de
eilanden overtrokken. In het voorjaar van 1576 verlieten de Spanjaarden
Schouwen en Duiveland voorgoed.
Bruykisse
21
bevaar- en bevisbaar water?! Tot
1965, het jaar dat de Grevelingendam
werd voltooid, was Schouwen-Duive-
land slechts via het water bereikbaar.
Bootverbindingen waren essentieel.
De veerdiensten op Zijpe, de "poort
van Schouwen-Duiveland", waren wel
de belangrijkste voor het eiland. Brui
nisse en de aanlegplaats voor de veer
boten aan het Zijpe zijn eigenlijk
onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De Bruenaren namen graag een kijkje
bij de aankomst van de boten, een
eigenschap die eilanders - waar ter
wereld ook - met elkaar gemeen
schijnen te hebben. Hier, aan het Zijpe,
was de aansluiting met "overig Neder
land". Met de stoomtram, de "koeke-
doaze", zoals hij in de volksmond werd
genoemd, kwamen de eilanders naar
Zijpe om er de boot te nemen. Een
korte vaart over het Zijpe bracht de
reiziger naar Sint Philipsland, vanwaar
de weg naar Brabant en verder open
lag. Je kon er ook de boot naar Zier
ikzee of Middelburg nemen. Voor
reizigers naar Holland (of verder) lag
er de boot naar Numansdorp klaar,
vanwaar men met een stoomtram door
kon reizen naar Rotterdam. Het moet
wel een aantrekkelijke tocht zijn
geweest, zo'n reis met stoomtram en
stoomboot maar het kostte wel bijna
een hele dag.
Zijpe was ook de plaats waar bezoekers
die er met de veerboot arriveerden of er
aanlegden op doorreis vanuit Zuid
Holland naar Zierikzee of Middelburg
een eerste indruk kregen van Zeeland;
het fungeerde dus min of meer als visi
tekaartje voor de provincie. F. Nagtglas
geeft in zijn boek "Uit het Zeeuwse
volksleven" zijn indrukken weer van de
aankomst in het Zijpe met de boot van
Gorkum naar Middelburg, in juni 1845:
"Het eerste stuk Zeeland, dat ik onder
de ogen kreeg, viel zeer mede. Over
welige bouwlanden zag ik in de verte
het spitse kerktorentje en de rode daken
van Oost-Duiveland of Bruinisse schil
derachtig uitkomen tussen rijk gescha
keerd geboomte". Compliment voor
Bruinisse en omgeving!
Ook als verlaadhaven voor goederen
hebben de havens van Bruinisse een
belangrijke functie vervuld, vooral voor
het vervoer van landbouwproducten.
Met name in de tijd van de suikerbie-
tenoogst moeten de vele ladende
zeilende vrachtvaarders in de haven een
prachtige aanblik hebben geleverd.
Mosselen en oesters
In de vijftiende eeuw werd er bij eb op
de platen bij Bruinisse al op mosselen
en oesters "gevist". Deze vorm van
visserij was toen vrij, er bestond nog
geen stelsel van eigen (gehuurde)
percelen. Een ordonnantie van de magi
straat van Bruinisse uit 1773 probeerde
aan het vrije vergaren van schelpdieren
een einde te maken. Dit resulteerde in
een oproer waarop de bedreigde over
heid de ordonnantie introk.
Eeuwenlang is de vangst van schelp
dieren een belangrijke bron van inkom
sten geweest voor de Bruenaren. Tirion
vermeldt erover in het al eerder aange
haalde "De tegenwoordige staat van
Zeeland": "Sommigen vinden ook hun
bestaan uit het visschen en verkoopen
van Oesters, Mosselen en andere
Schulpvisch, waar toe hier Bruinisse
JB) doorgaans vijf en twintig, ja dertig
Hoogaarsen en andere Schuiten voor
handen zijn".
Aan de vrijheid om op de "vrije
banken" te vissen, kwam in 1825 een
einde toen bij Koninklijk Besluit het
beheer van de visserij werd opgedragen
CONSENT NR. 14, VOORJAAR 1999
Bruinisse vanuit de lucht na het gereedkomen van de Grevelingendam.
Grote drukte aan de haven, ca. 1890
CONSENT NR. 14, VOORJAAR 1999