De mosselaak YE 128, De Slenk
Het gemotoriseerde zeilschip doet zijn intrede Ab van der Ven
16
Terwijl in Zeeland nog houten hoogaarzen worden gebouwd, bestelt een
Zeeuwse visserman een stalen gemotoriseerde aak op een werf in Enkhuizen.
Hierbij een verhaal over scheepsbouw, mosselvisserij in de vorige eeuw en de
zich langzaam ontwikkelende aandacht voor het zeilend erfgoed van Zeeland
in de jaren zeventig.
De Werf Vooruit
Het verhaal begint in 1914. In dat jaar
wordt De Slenk gebouwd als bouw-
nummer 102 door de Werf Vooruit.
(Het visserij register lijkt merkwaardi
gerwijs over de Henk te spreken, maar
de ouderwetse SI lijkt aan elkaar
geschreven op een hoofdletter H.)
Opdrachtgever waren Cornelis en
Hendrik Klos uit Yerseke. De Werf
Vooruit stond sinds 1903 onder
leiding van Kees StapelDeze Stapel
begon zijn carrière als kastelein en
ontwikkelde zich in de loop van zijn
leven tot een belangrijke Nederlandse
ondernemer scheepsbouwer (waar heb
ik zoiets meer gehoord?). Hij scha
kelde nog in het zelfde jaar dat hij de
werf overnam over van houtbouw
naar scheepsnieuwbouw in het ijzer.
Hij was een succesvol en maatschap
pelijk betrokken ondernemer en
bouwde de werf uit tot een bedrijf met
nationale allure. Vanaf 1921 kreeg de
werf een tweede vestiging in
Spaarndam. Van 1917 tot 1935 was
Kees Stapel voorzitter van de Centrale
Bond van Scheepsbouwmeesters in
Nederland. In 1912 bouwt de Werf
Vooruit als bouwnummer 71 zijn
eerste motormosselaak voor Alphons
Wijne uit Philippine. De Slenk is de
zesde motormosselaak die de werf
bouwt en de eerste die zij bouwt voor
een Yersenaar. In totaal bouwt de werf
11 motormosselaken, 8 daarvan voor
Philippine, 1 voor Yerseke en 2 voor
Wieringen. De Flevo WR 67 was de
laatste en werd gebouwd in 1926 als
bouwnummer 190. Op de binnenkaft
van 75 jaar 'op stapel' een boekje
uitgegeven ter gelegenheid van het 75
jarig bestaan van Scheepswerf Stapel
BV staat de lijnentekening van de
'Zuiderzee' een motormosselaak die
als bouwnummer 173 is gebouwd voor
Koster Wagenmaker uit Wieringen.
Daaruit blijkt dat men bij de Scheeps
werf Stapel ook in 1978 nog trots was
op de mooie mosselmotoraken die zij
ooit bouwden.
17
Een mosselaak of
lemsterjacht
De Slenk behoort tot de familie der
lemsteraken. Dit scheepstype werd in
1876 voor het eerst gebouwd door de
werf van De Boer in Lemmer.
Oorspronkelijk bouwde men lemste
raken voor de visserij (bot, spiering,
haring, ansjovis) op het noordelijke
deel van de Zuiderzee. Het waren
zeewaardige schepen met een bun, een
prachtige lijn en met goede zeileigen
schappen (het lijkt wel of het over een
hoogaars gaat). Precies die eigen
schappen zorgen ervoor dat de lemster-
aak nog steeds erg geliefd is en er jaar
lijks nog tientallen als jacht worden
gebouwd. In Zeeland waren het de
mosselvissers die kozen voor de
lemsteraak vanwege zijn snelheid en
zeewaardigheid. Men noemde het
schip hier een mosselaak of lemmer-
jacht, (jacht betekent hier snel, zoals
in 'je hebt nogal jacht, geloof ik'). Er
is één belangrijk verschil tussen de
Zuiderzee lemsteraken en de Zeeuwse
mosselaak en dat verschil komt voort
uit de aard van de visserij. Een vangst
haring of ansjovis slaat men op in een
bun met een beperkte omvang.
Mosselen of oesters slaat men op in het
ruim, zij nemen veel plaats in. Het
gevolg is dat men de mast verder naar
voren plaatste dan zeiltechnisch
gewenst. Bij de Slenk is dat duidelijk
te zien. De Slenk is 15 meter lang. De
mast staat op 5,05 meter van de voor
steven. Bij een echte lemsteraak zou
Meetbrief voor binnenvaartuigen.
die afstand ongeveer 6 meter zijn. De
hele vorm van het schip is aangepast
aan die plaats van de mast. Restaura
teurs hebben in de zeventigerjaren de
plaats van de mast soms aangepast aan
de ideale zeilplaats. Dat bleek te leiden
tot een lijgierig schip met slechte zeil
eigenschappen. In 1915 was de Slenk
het grootste visserschip uit de haven
van Yerseke. De eerste motor was een
32 pk Bronstype met verstuiverbakjes
met petroleum. Door de eerste wereld
oorlog was brandstof voor deze motor
niet te krijgen. Daarom werd ze al snel
vervangen door een stoommachine
gestookt met kolen. Die kolen moest
de stoker liggend op de grond op het
vuur gooien. Na de oorlog zette Klos
een 2 cilinder Climax gloeikop van 40
pk in het schip. Het schip werd gevaren
met de motor zowel als op het zeil.
Daarom was het schip uitgevoerd met
een tweebladige schroef. Die schroef
kon de schipper tijdens het zeilen opzij
klappen. In 1915 was de Slenk het
enige schip in de haven van Yerseke
met een toilet aan boord. Overigens
was het verblijf aan boord voor onze
begrippen zeer primitief. Het voor
onder en bemanningsverblijf waren
niet groter dan twee bij drie meter en
werd bijna geheel ingenomen door
houten kooien en een kachel. Hendrik
Klos viste oesters op de Oosterschelde,
in de Zandkreek en de Blauwe Slenk
ten noorden van Harlingen. Een
verkenningstocht naar Oostmahorn
nabij de Lauwerszee werd maar
eenmaal uitgevoerd: de resultaten
vielen blijkbaar tegen. In 1942 kocht
Jan Verwijs de Slenk. Jan's zoon
Marius was toen 15 jaar oud. Marius
voer tot 1962 op de Slenk. In de winter
van 1963 bevroren bijna alle Zeeuwse
oesters en viel de oestervisserij stil. In
1947 werd de Climax vervangen door
een 45 pk Industrie, afkomstig uit een
Breskense viskotter en werd een
stuurhut op het achterdek geplaatst. Die
stuurhut was een zegen voor de beman
ning want de Slenk is een echte
buuskop. De laatste motorwisseling
vond plaats in 1962, Verwijs kocht dat
jaar een 60 pk Industrie uit de Tholen
3. Die motor staat nu nog in de Slenk.
Restaureren en recreëren
Op 9 november 1973 kocht ik de Slenk
van Jannis Willem Christiaansen uit
Koudekerke. Daar ging een enerve
rende periode aan vooraf. Al in de
zomer van 1972 liet ik mijn oog op de
Slenk vallen. Het scheepje dat ik
destijds bezat, de Oeree, een Hollands
tjalkje uit 1897, bleek zeer dunne
kimmen te hebben. Kees van Os de
werfbaas uit Yerseke adviseerde mij
het schip weg te doen. Ik kende de
Slenk en was al langer getroffen door
haar stoere uiterlijk en prachtige lijnen.
Kees van Os verzekerde me dat het
schip goed was, hij had er in 1963 een
nieuw vlak onder gelegd. Als ik dat
schip kon kopen zou ik een stuk beter
af zijn. In het najaar van 1972 ging ik
op bezoek bij Piet Verwijs om te
vragen of ik de Slenk kon kopen. Hij
vertelde mij dat de Slenk op dat
moment werd gebruikt als wachtschip.
Dat wil zeggen dat de schipper vanaf
de Slenk in de gaten hield of er geen
mosselen van zijn percelen werden
gestolen. In de praktijk kwam de Slenk
nauwelijks de haven uit. Het zag ernaar
De YE 128 omstreeks 1920
CONSENT NR. 15, VOORJAAR 2000
ia ilü'ti FJ^er vaii
J7 'rthfc-r l
jv .iiKl.'iuét-t'k-u.lt' sfhi-iopSHwter la V
verklaart., «Fat by Fiocit thj «i«u «chip,
a»naaiüil lt VA hoani/.a.kwijk
jji-ImihW vsi: ""/"v. S fn
grttotKte lengte Mtnint T"-n is wem
grootste wijdte •- - i;"'1* •-
ili't vini; van iv a grootsten toegelaten diepgang !-■ a- i
j.Seheej»«netIna u 17.i
Met stuurkot in de jaren '70 in de haven van Yerseke
CONSENT NR. 15, VOORJAAR 2000