Ml,Ik 24 de Yersekebank en de Speelmansplaat te mogen pachten. Na een eerste afwij zing werd in 1870 aangekondigd, dat het Rijk zou overgaan tot openbare verpachting van een deel van de Yerseke Bank, waarmee dit gebied tevens aan de publieke visserij zou worden onttrokken. Dat zat de vissers die van oudsher in dit gebied visten niet lekker. Niet dat ze bezwaren hadden tegen oestercultures als zodanig. Het waren het openbare verpachtingsysteem en het onttrekken van de Yerseke Bank aan de publieke visserij die op verzet van de vissers stuitten. De welgestelde bieders voor de pacht van percelen - lieden van buiten de eigen vissersgemeenschap, ook dat nog! - zouden immers de zeer hoge pachtsommen vooraf gemakkelijk kunnen betalen, in tegenstelling tot de vissers zelf. Op vrijdagmiddag 6 mei 1870 vond de eerste openbare verpachting van een deel van de Yerseke Bank plaats in een overvolle zaal van herberg "Hof van Holland" aan de Kaai in Tholen. De sfeer moet er om te snijden zijn geweest en niet alleen vanwege de sigarenrook. De aanwezige vissers roerden zich terdege, het ging immers om hun inkomen. Wat de vissers, het Bestuur der Visscherijen en de gemeentebesturen van enkele vissers plaatsen al hadden gevreesd, gebeurde: het overgrote deel van de te verpachten percelen kwam in handen van een beperkt aantal gefortuneerde lieden die bij Yerseke oesterbedrijven wilden opzetten. Opvallend veel van de nieuw bakken oesterondernemers hadden adellijke titels. Zo waren er een graaf, nogal wat jonkheren en enkele baronnen bij. Geen wonder, dat de nieuwe ondernemers al gauw "oester baronnen" werden genoemd. Nog defti ger? Ook de chique aandoende Franse naam "ostreïcultivateur" werd wel gebruikt. En voor wie van eenvoud houdt: omdat het in de oestercultuur net als in de land- en tuinbouw eigen lijk een zaak is van zaaien en oogsten kunnen de oesterkwekers ook simpelweg "oesterboeren" worden genoemd. What's in a name?! Een oppervlakte van 3085 ha, verdeeld over 270 percelen, werd er op die gedenkwaardige meimiddag in 1870 verpacht. Gedenkwaardig: er werd geschiedenis geschreven; het was het begin van de snelle ontwikkeling van de oestercultuur in Nederland en van de al even snelle ontwikkeling van Yerseke. De bij de verpachting aanwezige Thoolse vissers hadden hiervoor - hoe kan het ook anders als je inkomen op het spel staat - geen oog. Zij richtten een spreekkoor aan: "Wij zullen toch vissen, al verpacht u." En dat gebeurde ook. De Tholenaren bleven doorvissen op de Yerseke Bank, ook al werd de publieke visserij er op 1 oktober 1870 verboden. Voor de Staat bracht de verpachting Fl. 56.298,- op, in die tijd een aanzienlijk bedrag. De nieuwe ondernemers investeerden niet alleen in pacht maar deden dit later ook in schepen, loodsen, oesterputten en de voor de oestercultuur benodigde gereedschappen en materialen, een ware impuls voor Yerseke. Oestercultuur Het kweken van oesters is arbeidsinten sief en het vergt jaren om oesterbroed op te kweken tot consumptierijpe oester. Om oesters te kunnen kweken, moet de kweker van start gaan bij het aller- 25 eerste begin van de levensfase van de oester: oesterlarven of "oesterbroed", dat in de zomerperiode door volwassen oesters wordt uitgescheiden. De larven zweven in het water en hechten zich vast aan een harde, schone oppervlakte. Het is de kunst het oesterbroed op te vangen. Aanvankelijk gebruikten de oesterkwekers daar dakpannen voor die - veelal door een daartoe gespeciali seerd bedrijf - van een laagje kalk werden voorzien. Om het oesterbroed te kunnen opvangen, werden de pannen, "collecteurs" genoemd, uitgezet in de Oosterschelde. Aan het eind van de negentiende eeuw waren er wel zo'n 30 miljoen dakpannen in gebruik. Later, toen er in Yerseke grote hoeveelheden mosselen als conserven werden verwerkt, en er veel lege mosselschelpen voorhanden waren, is men deze schelpen als collecteurs gaan gebruiken. Nadat het oesterbroed zich goed en wel op de collecteurs heeft vastgezet, wordt het opgevist en aan de wal schoongemaakt. De inmiddels jonge oesters worden dan uitgezet op oesterpercelen in de Oosterschelde. Zijn de jonge oesters nog te klein, en dus te kwetsbaar om in het ruime Schelde- water vol gevaren (krabben, zeesterren!) te worden uitgezet, dan kunnen deze jonkies als overgangsmaatregel nog een jaar in de oesterputten worden opgekweekt. Ieder jaar, vóór de winter invalt, worden de oesters opgevist, naar de wal gebracht om er te worden schoongemaakt en gesorteerd naar grootte om vervolgens weer te worden teruggebracht naar de oesterpercelen. En dat enkele jaren lang, totdat, na vijf jaar, de oester consumptierijp is. Vijf jaar zorg en werk, véél werk om van een oesterlarve een gewilde delicatesse te maken. De prijs, die bepaald wordt door de grootte, is niet gering, wat niet verwonderlijk is wanneer de zorg en de arbeid voor het grootbrengen in be schouwing wordt genomen. Zeeuws Goud?...Het is niet alles goud wat er blinkt! In het boek "Vissers vertellen over hun leven in de Delta" van Kees Slager en Paul de Schipper, komen mannen en vrouwen aan het woord die in het verleden - en vaak niet eens zo heel lang geleden - in de oesterloodsen en oesterputten hebben gewerkt, hard gewerkt voor weinig geld. In het verleden heeft een betrekkelijk klein aantal oesterboeren fortuin gemaakt, veelal ten koste van een hele menigte uitgebuite mannen, vrouwen en kinderen. Flup Koster (*1893) over het verschil tussen bazen en knechten, tussen sjiek en sjofel: "Je had ons naast die mensen (oesterboeren JB) moeten zien armoedig gekleed, verschrikkelijk, kleren met stukken erop genaaid, klompen met gaten erin. 't Was zo'n erremoe. Als het niet te hard vroor, verdiende een man zeven gulden en een half in de week. Maar dan ging je ook 's zondags werken als er oesters verzonden moesten worden, 't Is geweest, dat ik met een flinke griep in m'n lijf het ijs in de oesterput kapot stond te kappen. Voor niks, wantje moest blij zijn als je wat verdiende." Antje van Oost (*1910): "Ik had altijd kou we handen, verschrikkelijk, ze stonden soms helemaal stijf van die kouwe oesters. Soms werd ik zo wit als een dooie en dan zei ik: "Daar ga ik, hoor". Ik viel omver, zo van m'n stokje. Dan haalden ze een beetje water en dan kwam ik weer bij en ging ik Het pannen-afsteken CONSENT NR. 15, VOORJAAR 2000 'Erremoe" voor velen, ondanks vele uren hard werken, weelde voor een enkeling Werkend "in de pannen" CONSENT NR. 15, VOORJAAR 2000

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2000 | | pagina 14