Ontvangen deze motor in het artikel "Het verandert wat men aanschouwt", van Bonnie Joosse.) Op 17 september 1968 verkoopt Verschuure voor 5500 gulden het schip, nu "bestemd voor de Watersport", aan de heer Fliervoet in Nijmegen. Ze wordt doorverkocht naar iemand in Harder wijk. In de jaren zeventig komt er een hoge opbouw op het ruim, het schip verliest zijn vissermankarakter. Eind jaren zeventig ligt het schip daar te verkommeren. Op een dag ontdekt Piet Dekker, scheepstimmerman in Kortenhoef de "36". Hij koopt het, maakt het schip weer zeilend en restaureert vooral het schip boven water. De lelijke opbouw gaat eraf, het wordt weer een visser man. Eind 1978 verkoopt Dekker de hoogaars aan Adrie de Jonge uit Den Bommel, die het schip verder opknapt en - inclusief netten - weer uitrust als laatste vissende mosselhoogaars. Op 7 september 1990 wordt de YE 36, in aanwezigheid van Andries Verschuure overgedragen aan de inmid dels opgerichte Stichting Behoud Hoog aars in Vlissingen. Het wordt het vlag- geschip van de SBH en het troetelkind van Theo Kloet. In 1996 gaat het schip een winter de kant op en vindt er een ingrijpende restauratie plaats. Dat gebeurt grotendeels door eigen mede werkers. Grote delen van het achter schip worden vervangen en ze krijgt een nieuw tuig. De 40 pk Bolinder die er na de Widdop in gezet was, wordt vervangen door Volvo Penta van 60 pk. Anno 2000 is de YE 36 een eeuw oud en weer in prima conditie voor nog eens honderd jaar oogstrelend zeilen in de Delta. Geschiedenis van de Andries Jacob, de YE 36 Hoe is de levensloop van de visserman hoogaars YE 36, die vandaag de dag eigendom is van de Stichting Behoud Hoogaars? In het jaar 1900 wordt een 15 meter lange hoogaars gebouwd bij van Duivendijk op Tholen. Haar vlak wordt breed opgezet zodat haar draagver mogen groter is dan van de meeste hoogaarzen uit die tijd. Ook wordt haar achterschip ronder gemaakt zodat ze het water makkelijker loslaat, wat haar snelheid ten goede komt. Het schip wordt gebouwd voor garnalenvisser Jan Bliek uit Veere, wordt de "Vrouwe Anthonie" gedoopt en krijgt het nummer VE 13. Het schip zal ongeveer 1200 gulden gekost hebben. In 1913 verkoopt Bliek het schip aan zijn schoonzoon Sander Minneboo, ook garnalenvisser die er jarenlang op de zeiltjes mee vist in het Veerse Gat. Het visserijconsent (de vergunning) van 1923 vermeldt dat er een 20 pk Krom hout dieselmotor is ingebouwd. Dat was niet meer dan een hulpmotor, er werd nog steeds gevist op de zeilen. In 1931 wordt de hoogaars doorver kocht naar Yerseke, de nieuwe eigenaar heet Arjaan Pekaar. Ze wordt omge doopt tot De Drie Gebroeders en krijgt het nummer YE 114. Pekaar laat zijn nieuwe aanwinst ombouwen tot mosselvisser bij De Klerk in Kruispol- derkaai. Ze wordt opgeboeid, dat wil zeggen, ze krijgt hogere boorden. Ook het voordek wordt hoger, het vooronder krijgt stahoogte. Op 5 december 1935 koopt Adriaan Verschuure voor 3000 gulden de YE 114 van Pekaar en noemt het naar zijn zoon Andries Jacob. Er wordt dan al niet meer mee gezeild. Het schip krijgt het nummer dat het nu nog heeft: YE 36. Tegen het eind van de oorlog maakt Andries Verschuure op eenvoudige wijze de motor onklaar, zodat het schip niet gevorderd wordt door de Duitsers. Zoals zovele visserschepen wordt de "36" door de Duitsers tot zinken gebracht door er een handgranaat in te gooien. Maar het schip wordt snel weer gelicht en net na de oorlog wordt er door van Duivendijk op Tholen een ijzeren stuur huis opgezet. De ijzeren platen komen uit een schip dat gezonken was in het Thoolse Gat, want er was na de oorlog heel moeilijk aan materiaal te komen. In 1947 wordt er een 60 pk. Widdop ingezet, de bronzen schroef had een diameter van 91 cm. (Lees meer over 5 De oorlog "Nog jaren nadat ik aan boord kwam, bleef mijn vader vissen. Hij stond in het stuurhuis, vanwaar hij ook de winch bediende, waarmee hij de netten binnenhaalde. De knecht en ik stonden voorop. Ik wou hem niet van het roer afsturen." Pas in 1954 neemt de zoon het schip officieel over. Zijn vader is dan al ver in de zeventig. In de oorlog was het slecht in de visserij. "Je rommelde maar wat" zegt Verschuure "of het nu mossels waren of oesters, maar we visten ook wel op kreeften. Je ruilde veel, met Belgen ruilden we vis tegen kolen. We gingen zelf ook uit leuren. Je viste wat mossels en daar ging je dan mee rich ting Wemeldinge. En we ruilden roggen voor boter. Maar we smok kelden ook met de hoogaars, vlees bijvoorbeeld. Kreeften vangen, dat mocht eigenlijk niet. Er was een controleur, die was reumatisch. En pijl staartolie helpt goed tegen de reuma tiek. Een fles kostte toen vijfentwintig gulden. Wij haalden de pijlstaartolie zelf uit de lever van de rog. Hij kreeg dan van ons een fles en je snapt wel, die keek niet meer naar de kreeften. Tegen het eind van de oorlog werden de schepen in Yerseke gevorderd door de Duitsers. Er kwam eerst een Duitse monteur om het schip en de motor te keuren. Ik keek zo eens aan hoe dat ging. Hij liet de motor lopen en hield zijn duimnagel bij het vliegwiel. Zo controleerde hij of dat goed gecen treerd was. Ik had het geluk dat hij voor het weekend niet aan mijn schip toekwam. Ik kom maandag terug, zei hij. Dus zaterdagmiddag heb ik met een enorme sleutel de moer van het vliegwiel gedraaid, een keg eronder en zo kon ik tussen het vliegwiel en de as een heel dun latoentje stoppen. Dat is een plaatje koper zo dun als een vloeitje, 's Maandags komt die Duitser terug, laat de motor draaien, duimnagel bij het vliegwiel en ja hoor, niet goed gecentreerd, motor afgekeurd. De lier lag toen al lang hier in de achtertuin." Verschuure heeft er nog lol om. Op 26 oktober 1944, dus voor de hongerwinter, wordt Yerseke bevrijd. De ramp van 1953 Yerseke blijft droog bij de watersnood van februari 1953. Alle coupures in de dijk gaan dicht en met zandzakken op de dijk redden ze het in Yerseke. Verschuure staat in zijn loods die buitendijks ligt bij de Kiekuut tot over z'n knieën in het water. Maar plotse ling zakt het water een heel stuk. Hij begrijpt dat er ergens langs de Ooster- schelde een dijk doorbreekt en een polder snel vol loopt. Na de Ramp varen de Verschuures en andere vissers van Yerseke richting Burgsluis om hulp te bieden. Dooie koeien en paarden en hele daken van boerderijen drijven in het vaarwater. Maar de mensenlevens zijn natuurlijk veel erger. Hij vaart met een grote motorsloep zó door het stroomgat bij de Schelphoek de polder in en redt in Serooskerke (Schouwen) bakker Rein- hout en zijn vrouw, inclusief hun spul letjes. Een andere visser van Yerseke (Hubrecht Koster, 1906) vaart met zijn ijzeren kotter door het stroomgat van Ouwerkerk om zo de verdronken dorpen van Duiveland te bereiken. De strenge winter van 1963 Bleef Yerseke gespaard in de Ramp nacht van 1953, tien jaar later in 1963 werd wel een echt rampjaar. Alle oesters vroren dood. Verschuure :"Je moet bedenken dat het Haringvliet al was afgesloten met een enorme bouwput voor de bouw van de sluizen en dat Rijkswaterstaat ook al bezig was met de Volkerakdam. Het water dat van boven kwam van de rivieren kon dus niet weg en kwam richting Greve- lingen en Oosterschelde. Zoet water bevriest eerder dan zout. In combinatie met een strenge winter - Reinier Paping won de barre Elfstedentocht - gingen alle oesters dood. Voor veel vissers van Yerseke was dat de genade klap. Ik had geluk, ik had net voor de winter 5000 kg. oesters verkocht naar Denemarken. Toen ben ik gestopt in de oesters en ben ik nog een beetje door gegaan in de mossels. Zevenenvijftig was ik toen en ik had geen opvolger. Na een poosje hield het vissen echt op. De hoogaars lag in de oude haven, altijd op dezelfde plek, hij heeft nooit in de Beatrixhaven gelegen. Ik had mijn erfpacht betaald tot 1975. Afijn, in 1968 heb ik hem verkocht naar Nijmegen. Ik dacht, die zie ik nooit meer terug. Maar ergens in de jaren zeventig was ik op vakantie bij mijn dochter in de Flevopolder, want mijn vrouw is nu helaas al 25 jaar dood. En op een dag zegt iemand tegen me, je schip ligt in Harderwijk, dus wij ernaar toe. Ik kon wel janken toen ik hem zag. Het leek wel een drijvende stacaravan, met dat lelijke huis bovenop het ruim. En verwaarloosd dattie was. Piet Dekker heeft hem grotendeels terugge bracht in de staat van 1900. Opbouw eraf en zeilen erop. Inmiddels was de Widdop eruit en was er zo'n toerenma- kertje ingekomen, lang niet zo sterk als die Widdop." Piet Dekker verkoopt het schip aan Adrie de Jonge uit Den Bommel die de "36" verder restaureert als visserman. In 1990 wordt de vissermanhoogaars overgedragen aan de net opgerichte Stichting Behoud Hoogaars. Verschuure wordt uiteraard uitgeno digd, hij heeft wéér tranen in zijn ogen maar nu van geluk. "Ik vond het prachtig want het bete kende de definitieve redding van de YE 36. De gemeente Yerseke wou hem vroeger ook kopen, maar ik dank onze lieveheer op m'n blote knieën dat dat niet doorging. Want er is hier absoluut geen interesse voor oude houten schepen en de historie van de visserij. Ze willen niks met die ouwe troep te maken hebben. Hier moet alles groter en sneller." Andries Verschuure, 93 jaar oud, zijn schip 100 jaar oud. Allebei in goede conditie. Een man die het allemaal nog meegemaakt heeft en het ons gelukkig nog kon vertellen. 4 DE SOMMA VAN W. y*%3S$3t;£-* 5 december 1935. Links Adriaan Verschuure die net de "36" heeft gekocht. Rechts staat zoon Andries, in het midden een neef CONSENT NR. 15, VOORJAAR 2000 CONSENT NR. 15, VOORJAAR 2000

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2000 | | pagina 4