6 Arj aan Pekaar Van voorjaar 1931 tot eind 1935 is de "YE 36" eigendom van A. Pekaar. Over die eigenaar is wel wat meer te vertellen. Adriaan Pekaar, bijgenaamd De Boeie, werd op 3 december 1880 geboren als oudste zoon uit een vissersgezin. Het gezin Pekaar woonde in Polen, een arme volks buurt in Yerseke. De huisjes daar werden voornamelijk gebouwd met stenen die werden gehaald uit de bij laagwater droogvallende restanten van het Verdronken Land van Zuid- Beveland. De Pekaars waren straatarm en volgens de overlevering kreeg De Boeie z'n eerste klompen toen hij elf jaar was. 7 Op die leeftijd ging Arjaan ook varen als knechtje. Al snel bleek hij als jochie een vaardig zeiler met die grote vissersschepen. Zo zeilde hij met de "Adder" steeds als eerste de haven binnen, terwijl dat schip als zeer lui bekend stond. Alles werd aangepakt om maar wat te verdienen en zo kwam hij bij een baggerkarwei op Zuid Beveland terecht in het gehucht De Koekoek bij Driewegen. Daar ontmoette hij Maatje Lavooi in de uitspanning van haar moeder. Van het een kwam het ander, het gevolg was dat hij iedere zaterdag na gedane arbeid en een waspartij een paar schone klompen aantrok om te voet van Yerseke naar Driewegen te gaan. Als het mooi weer was, kwam Maatje hem reeds tegemoet en afijnde avond was mooi en het gras was zacht. Ze trouwden en gingen wonen in het "Legerstraatje" in Yerseke, tegen over het Leger des Heils. De huis raad bestond uit en paar stoelen en een tafel die op afbetaling waren gekocht in het winkeltje van Toontje van Leunis. Elke week werden daar een paar centen op afbetaald. De Boeie was erg muzikaal, hij speelde accordeon en kon fluiten als de beste. Zijn vrouw was vaak ziek, om aan te sterken werden dan voor haar door De Boeie wat pilkjes (paling) gestoofd of oesters gebakken. De Boeie was nooit ziek, voelde hij zich eens rillerig, dan ging hij even naar Bliek (het café) nam vijf rummetjes, dook te kooi en stapte de volgende morgen weer vrolijk uit bed. De Boeie was knecht bij de rijkste man van Yerseke, Jantje van de Velde. Hij wilde in 1916 samen met Kees Zweedijk geld van zijn baas lenen om een eigen scheepje te kopen. Van de Velde weigerde, kwam op dat besluit terug onder de voorwaarde dat de Boester (Zwee dijk) eruit moest. "Boeie jie krieg je bootje, mé den Boester mot eruut." Door een aantal mosselpercelen te bemachtigen in de Eendracht bij Tholen, begint hij een eigen zaak. Met z'n broer Ko en Flip Koster als opstappers groeit het bedrijfje en wordt de Hengst YE 3 gekocht. Dit schip verkoopt Arjaan voor 1800 gulden aan Polletje Praet. Die kwam op een zaterdagavond betalen met een jute zak op z'n rug. Die zat vol met Rijksdaalders. Van dat geld koopt De Boeie in 1931 de VE 13, die omgenummerd wordt tot YE 114. Ruim vier jaar later verkoopt hij het schip voor 3000 gulden aan de familie Verschuure en wordt het de YE 36. Omstreeks 1950 worden er 10 mosselboeren uitgeloot om op de Waddenzee met de mosselkweek te gaan pionieren. Daar was ook de Firma Pekaar en Zonen bij. Kort daarna heeft De Boeie de zaak hele maal aan zijn zonen Cornelus en Adriaan overgedaan en is hij gestopt met werken. Totaal heeft hij 14 schepen in bezit gehad, meestal hadden ze het nummer 114. Inmid dels is het mosselbedrijf niet meer in bezit van de familie, maar er ligt nog steeds een YE 114 in de haven van Yerseke. Die is van een andere tak van de Pekaars. De YE 36 in de jaren zeventig in Harderwijk. "Ik kon wel janken toen ik hem zag" Vlak na de verkoop aan Adriaan Verschuure in 1935. De Verschuures varen Yerseke binnen maar het schip is nog niet omgenummerd De YE 36 tijdens de hardzeildag voor Veere, juli 1998. Klaar voor nog eens honderd jaar oogstrelend zeilen in de Delta CONSENT NR. 15, VOORJAAR 2000 Ca 1920. Oesters laden op de YE 111. Arjaan Pekaar, bijgenaamd de Boeie, in het midden. Daarachter schipper Bram Flipse, rechts Marien Kopmels CONSENT NR. 15, VOORJAAR 2000

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2000 | | pagina 5