Het verandert wat men aanschouwt Bonnie Joosse 8 Met al dat water om de eilanden in de Delta is het niet verwonderlijk dat op dat water ook gevaren wordt. En gevaren werd. Met als doel handel, oorlog, visserij, plezier. Met grote schepen, kleine schepen, met rond- en platbodems, met kiel- schepen. En allemaal op wind en stroom. Dat leverde mooie liedjes op: fHoe zachtkens glijdt ons bootje al op het spieg'lend meer de riempjes net en proper, gaan luchtig op en neer'. En prachtige beelden zoals die teke ning van Jan Heyse van hoogaarzen bij nacht, of wandtapijten in het Zeeuws Museum en gezegden zoals: houten schepen, ijzeren mannen! Ook de visserij in Zeeland was volkomen afhankelijk van wind en water. Maar je schip Veere binnenroeien als er geen wind is en wel veel stroom, was vast niet een favoriete bezigheid van de bemanning van een hoogaars. Mossels gaan verkopen in Antwerpen, veel te lang doen over de reis en uiteindelijk de lading overboord moeten zetten omdat die bedorven is, daar wordt een mens ook niet vrolijk van. Het was dan ook niet verwonderlijk dat toen rond 1900 de verbrandingsmotor zijn intrede deed, de visserij in Zeeland langzamerhand overgeschakelde op motorkracht. Tot ongeveer 1910 voeren de meeste schepen op de zeilen. Aan motorisering werd aarzelend begonnen. Een motor aanschaffen kostte veel geld en inbouwen ging ook niet voor niks. En brandstof was duur. Zoals de vissers zeiden: "Elke plof is een dubbeltje". Voor sommige vissers is de eerste motor een lijdensweg geworden Robbert van B elzen uit Arnemuiden: Op de zeilen was het zo slecht nog niet. Je voer als er wind was, je vaartuig trilde tenminste niet uit mekaar en je had geen hypotheek. En met de motor zijn de schulden gekomen. Een motor gebruikt olie en dat kost geld. In 1939 stond ARM 3 voor 75 gulden op het boekje bij de olieboer. En weetje wat er gebeurde? Openbaar verkocht! Want schulden zijn schulden en daar stond de schipper met zijn drie zonen. Vier gezinnen in één keer in de armoe door die motor. Ze zijn weer gaan varen bij familie. Niet als eigen schipper, nee, glad van voren af aan, als knecht. Bovendien waren de motoren nog niet echt betrouwbaar en lag de motor schipper nogal eens met stukken voor de wal terwijl zijn zeilende collega's van de gratis wind profiteerden. Economisch belang Eigenlijk begint de motorisering in de binnenvaart. Schippers die in een gere gelde vaart voeren en hun lading op afgesproken tijden moesten afleveren zijn de eersten die een hulpmotor inbouwen. Veel aardappelschippers in Zeeland leverden aan exportfirma's in Amsterdam of Rotterdam. Wanneer zij met 60 ton aardappelen wegens gebrek aan wind twee dagen te laat in de Rotterdamse haven arriveerden was het zeeschip waarin zij moesten lossen al lang verdwenen. Toen iedereen nog zeilde was men niet anders gewend, maar zodra een aantal schippers met een motor ging varen raakte de zeil schepen minder in trek bij bevrachters en handelaren. Rond 1910 werden de eerste petro- leummotoren als hulpmotoren in vissersschepen ingebouwd. Motoren die startten op benzine en liepen op petroleum. De voornaamste produ centen van deze motoren waren Krom hout en Van Rennes. Deze fabrieken maakten motoren met bougie en afslagmagneet. Door een slag aan de slinger wordt een vonk geproduceerd waardoor de bougie dan het op compressie gebracht benzinemengsel ontsteekt. Het varen verliep ook met een motor niet altijd geheel probleemloos, zoals blijkt uit het verhaal van het aller eerste vaartuig met benzinemotor dat bij de Yersekse vloot in de vaart kwam en dat "na al zijn opvarenden onge lukken bezorgd te hebben, tot groote rust van ieder voor Colijnsplaat zonk." De motoren produceerden weinig paar denkrachten, maar des te meer lawaai en stank. 9 Gloeikopmotoren Waren de benzinemotoren met afslag magneet alleen maar thuisbrengertjes, na 1920 komen er betrouwbaardere gasoliemotoren op de markt die een omslag zullen veroorzaken in de scheepvaart en zeker in de visserij in Zeeland. Dat waren de gloeikopmo toren, geïntroduceerd door vooral de motorenfabrieken Kromhout en Indus trie. Een gloeikop is een middeldrukmotor. Doordat er in de cilinder niet genoeg compressie gemaakt kon worden om het brandstof mengsel te ontbranden moest daar iets op gevonden worden. Het brandstofmengsel werd samenge perst en door de cilinder te verwarmen kwam er toch ontbranding. De cilinder werd van buitenaf verwarmd zodat als het brandstof mengsel werd samengeperst de druk niet zo hoog hoefde te zijn voor de ontbranding. Dit verwarmen gebeurde door met een gasbrander een plaat in de cilinderkop te verhitten. Ook werd dat wel gedaan door in een ring rond de cilinderkop vloeistof te laten verbranden. Gloeikopmotoren bestonden er in vele uitvoeringen: Kromhout, genoemd naar scheepswerf Het Kromhout in Amsterdam, Machi nefabriek De Industie van D. Boot uit Alphen aan de Rijn, Hollandia motoren van machinefabriek Smit in Kinder dijk. Deze bedrijven leverden 1 cilindermo- toren van 8 tot 45 pk, 2 cilindermo toren van 30 tot 130 pk. In de visserij werden de twintiger Kromhout en de dertiger Hollandia het meest gebruikt. Zo kwam in de YE 36 in 1923 een 20 pk Kromhout gloeikop. Die maakte 420 toeren per minuut. Jan van Hanegem, garnalenvisser uit Breskens vertelt: In 1923 is er een Industrie in ons schip gegaan. De zeilen zijn er op gebleven en dat was maar goed ook. Want die motor viel nogal eens uit en dan wisten we niet wat we moesten doen. Want ach, jè had net zoveel verstand van die motor als de tafel hier. En Jacob Schot, visser uit Zierikzee: Ik stak 's morgens de motor aan. Dus moest ik altijd eerder aan boord zijn dan m'n vader en m'n broer. Eerst het kacheltje aanmaken, een bakje thee zetten en als het kacheltje goed brandde ging ik de motor aansteken. Je zette de vlam op de kop en je drukte een paar keer op de oliepomp. Je kreeg compressie en dan: plof..plof. We hadden een gloeikop van 26 pk. De schepen worden aangepast Door de motorisering van de schepen veranderde de visserij in Zeeland volkomen. Nieuwe vistechnieken konden door de motorisering ontwikkeld worden. Het zware werk werd gedeeltelijk door motorkracht opgevangen. Door het gebruik van lieren konden de korren groter worden. Andere soorten netten werden ontwikkeld. Het binnenhalen ging ook veel sneller. Het werk aan boord werd minder zwaar. Garnalen vissen op de zeilen langs de plaat met drie netten aan een kant van de boot, is een heel ander verhaal dan nog een trekje doen op de motor en met de lier de netten binnenhalen. De schepen zelf veranderen ook volkomen In de houten vissersschepen werden motoren ingebouwd. Een twintiger Kromhout zoals op de YE 36, woog 2400 kg. Het achterschip zakte dieper weg. Er moest dus een stukje op het Twee hoogaarzen worden Veere binnengeroeid CONSENT NR. 15, VOORJAAR 2000 Zes typen Kromhout motoren Een opgeboeide hoogaars, bedrijfsvaartuig CONSENT NR. 15, VOORJAAR 2000 Schematische voorstelling van een 1 cilinder gloeikopmotor

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2000 | | pagina 6