Staf de Lee, schipper van de Alcyon Peter Hamer en Jan Hendriksen 't was een schone man, hij was fier op z'n eigen De welgestelden van Antwerpen zeiden in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw: "Doet u mij maar een hoogaars" maar daarmee konden ze nog niet zeilen. "Te land beschikten ze over een chauffeur, te water werd er vaak een schipper in dienst genomen."zegt Werner Van de Walle in zijn artikel in deze CONSENT. Naast het varen van het schip, verrichtte de schipper meestal ook het klein onderhoud. Staf de Lee van Lillo was van deze schippers zonder twijfel de meest legendarische. In hun knusse huisje pal achter de haven van Lillo kunnen de dochter van Staf, Nellie (70) en haar man Sjos Van Agtmael (74) middagen lang vertellen. "Mijn vader was bezeten van het water, hij moest altijd naar de Kaai. Het zeilen kreeg hij met de paplepel ingegoten op de zeiltjalk van z'n vader. Als zeiler moest hij altijd winnen."vertelt Nellie. Een anecdote van Bernard van Gils, die een half leven lang met de Turc voer, sluit daar mooi op aan. "Staf herkende een schip al wanneer de zeilen in de verte in zicht kwamen. Toen Staf nog schipper op de Turc was, lag hij een keer met het schip tegen een plaat. In de verte doemde de Jetty op. Onmid dellijk gaf Staf de opdracht om ankerop te gaan. Prompt werden de zeilen gehesen en lag de Turc in "course" tegen de Jetty." Staf wordt geboren in 1906 als zoon van Miel de Lee, afkomstig uit Doel die met De Drie Gebroeders, een tjalk van 90 ton, de kost verdient als vracht schipper. In 1914 breekt De Eerste Wereldoorlog uit, Nederland blijft neutraal. België ontspringt de dans niet. Zoals veel Vlamingen komt Staf met zijn familie terecht in het Nederlandse Ossendrecht waar hij naar de lagere school gaat. In 1918 keren ze terug en 9 gaat Staf, 12 jaar oud bij zijn vader varen. Het is nog in de zeiltijd en het is hier dat Staf het gevoel en de liefde voor het zeilen oppikt. Het was één grote familie van varenslui. De zeiltjalk werd bemand door broers en neven. Werden die wat ouder en gingen ze wat anders doen dan werd de bemanning "vanonder"weer aangevuld met een jonge telg uit de familie. Nellie: Een van de grotere broers aan boord van de Drie Gebroeders werd sasselier (sluiswachter) en zo schoof Staf erin. Aan boord konden ze alle maal heel goed mee spek schieten (=fantaseren), wat zeg ik, mee een heel verken" Misschien hebben ze daar wel de bijnaam "Koning van Lillo" bedacht voor Staf, want zo wordt hij genoemd door Charles Mermans van de Antwerpse RYCB. "t Was een schone man, hij was fier op z'n eigen."gaat Nellie verder. "Al hadden we het niet breed, zolang ik me kan herinneren lag er wit tafellaken op tafel als we gingen eten. Mijn groot vader lustte veel borrels, maar mijn vader heb ik nooit dronken gezien, hij nam wel regelmatig een borreltje "voor de bloeddruk." Als volwassen man wordt Staf schipper op vele platbodems: op de Turc, in die tijd van Crayé, eigenaar van een mode winkel en op De Blinkert van de wijn steker (wijnimporteur) Jacobs. Schoonzoon Sjos vertelt: Staf deed het normale onderhoud van de schepen zelf, voor groot onderhoud gingen de schepen naar de werf van Rupelmonde of naar werven in Zeeland. Hier vlak buiten de haveningang van Lillo lagen een paar zware balken, zeg maar een bankstelling. Op de vier hoeken zette Staf dan vier zware takken om de plek terug te vinden bij hoogwater. Het schip werd op z'n plek gevaren en viel bij vallend tij droog. Dan had hij een paar uur om te krabben, te breeuwen en te teren. De schepen waar Staf op schipperde lagen hier in de haven en gingen s winters vaak op het droge in een loods die hier naast de haven stond. Bij de stormramp van februari 1953 zijn een paar schepen hier over de dijk geslagen, die zijn zo de polder inge- spoeld, maar Staf had de boel goed voormekaar. Zijn schepen lagen nog netjes in de kaai of in de loods. Eén van de eigenaren gaf hem een jachtgeweer als beloning." Sjos vertelt verder over de Ramp: "Het water kwam hier tot aan de schouw. Het stond tegen een binnendeur aan. Ik zie het nog voor me, 't water spoot met geweld door het sleutelgat, 't was net Manneke Pis. Staf is in die nacht overal de mensen gaan verwittigen. In koude winters dan gingen we jagen op Saef- tinghe op waterwild. Staf schoot ook zeehonden. We gingen dan in een kreek voor anker voor de nacht. Ik was de hele nacht bezig om ijsschotsen weg te duwen van het schip en de ankerketting anders ging de boel kapot. De volgende ochtend wilde Staf naar huis, maar 't was potdicht van de mist. Ik moest peilen om het kantje te houden, dan kwamen we vanzelf thuis, zei Staf. Maar ik peilde het schip zo de volgende kreek in, dus dat schoot niet op." Ook Jean Pierre Boumans kan mooi vertellen over Staf de Lee. Boumans is de kleinzoon van Henri Beyer die in 1935 de Alcyon koopt. Jaren later in 1955 wordt Staf schipper op de Alcyon en zal dat blijven tot zijn dood in 1971. De hoogaars verhuist van Antwerpen naar Lillo. Boumans: Staf kende zijn Schelde, hij wist precies waar hij moest zijn, hij kende alle hoekjes als z'n broekzak, ook al was het maar een pasje van 10 meter breed. Dat is merkwaardig want het veranderde alle jaren. Hij ging bij laag- water op verkenning en tekende zijn eigen kaarten. Hij zeilde dwars over de platen, trok zich niets van de boeien aan. Ook kende hij alle stroompjes, hij was een echte beroeps. Staf was wedstrijdzeiler in hart en nieren. Hij veranderde alles aan de Alcyon, hij ballastte haar bijvoorbeeld meer voor over en de zeilen werden eindeloos getrimd. Hij liet die hoogaars lópen." Staf was een mooie meneer en was ook populair bij de dames, 't Was de enige schipper met een witte klak. Hij werd niet gehinderd door al teveel beschei denheid. Hij doet zelfs Jean Pierre voor hoe die moest zeilen in de Finn, de open boot waarmee hij later twee maal aan de Olympische Spelen zou meedoen. Maar die demonstratie wordt niet zo'n succes. Staf is in het harnas gestorven. In november 1971 is hij aan het werk aan dek van De Passé Partout, een kleine hoogaars die hij ook in beheer heeft. In de loods in Lillo trekt hij plastic over het schip om het te beschermen voor de winter. Hij raakt uit balans en valt achterover naar beneden. Hij ligt drie dagen in coma en overlijdt, nog maar net 65 jaar oud. Sjos zegt met spijt in zijn stem: Drei keer heeft ie maar z'n pensioen getrokken." I CONSENT NR. 17, VOORJAAR 2001 Dochter Nellie en schoonzoon Sjos van Agtmael in hun knusse huisje in Lillo CONSENT NR. 17, VOORJAAR 2001

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2001 | | pagina 6