4
ook nooit kreeg. Uiteindelijk gaf de
schipper het bevel "halen" en dan
gingen er twee man aan de voorste reep
en twee man aan de achterste. De reep
werd gehaald over de
mikke, een v-vormige
wilgetak. De handen
werden beschermd door
schapenwollen wanten
eventueel gemaakt van een
oude wollen deken.
Dekenwanten werden ze
dan ook genoemd. Op het
zeetje werd nu hand over
hand het net binnenge
haald. Dook het schip in
een golfdal dan kreeg men
loos en haalde men één of
meer vamen reep binnen.
Rees het schip dan was het
houden wat je in je handen
had. Zodra de staart in
zicht kwam dan ging één
van de knechten, zelfs bij
slecht weer en zeegang,
met één voet buiten op het
berghout staan. Het andere
been werd achter een
speciaal voordat doel
getimmerde knieklamp geklemd of hij
werd vastgehouden door een ander. De
knecht boog zich voorover om met een
strop de zak die zich aan het eind van de
staart gevuld had met garnalen dicht te
snoeren. Aan de strop werd nu een
takelblok vastgemaakt en men hees de
vangst aan boord. Nu maakte men de
staart los en werd de vangst los in het
ruim, de zogenaamde "buutenge"
gestort.
Nog een trekje
De bemanning maakte eerst het schip
weer zeil- en visklaar .Was de vangst
goed dan zeilde men terug en deed nog
een trekje op dezelfde plek, zo niet dan
zocht men andere visgrond op. Soms
zette men nog een keer van de ebbe,
maar daarna werd er ook van de vloed
gevist. Men viste op garnalen maar er
kwamen ook kwallen en krabben mee.
En ook bijvangst als tong, schol, tarbot,
griet, wijtijng, kabeljauw, schelvis,
pieterman, molenaars en soms ook wel
rog en pijlstaart. Met de krabbenzeef
(12 mm.) werden krabben, kwallen en
ander grof spul eruit gezeefd, dat ging
allemaal overboord. De gevangen vis
ging in manden en de garnalen werden
nu buiten boord gezeefd en tegelijk
gespoeld. Je had drie cents en zes cents
garnalenzeven. Bij de drie centszeef
was de afstand tussen de priemen gelijk
aan de dikte van drie op elkaar liggende
centen, enz. Kleine garnaaltjes gingen
terug in zee en ook alle vuil werd er uit
gespoeld. Dat spoelen gebeurde aan lij,
je moest bij elk zeetje de zeef met
inhoud in het water dompelen. Je moest
er alleen vers water bij. De koffie werd
daarom ook wel grondsop genoemd.
Een keer in de week gooide je de drab
weg, op woensdag."
Tijdens het vissen hield de schipper met
de kijker de andere vissers in het oog,
hij lette vooral op wat er boven water
werd gehaald. Soms informeerden ze bij
elkaar hoe de vangst was maar daarbij
werd veel gelogen. Het was meestal
maar "een kookseltje", een klein beetje.
Had men een goeie vangst dan hield
men dat liever geheim.
Ook Blaas Marijs herinnert zich de riva
liteit: "Sommigen gingen vóór je liggen
vissen, dus die kaapten de gornaot voor
je neus weg. Je had vooraanstaande
vissers, die blonken altijd uit en je had
er ook die er niks van konden. Sommige
schippers visten achter zo'n uitblinker
aan want "die zal't wel weten" Op het
water waren we toch meestal collegiaal,
maar op straat groette je mekaar soms
niet."
Tijdens het vissen bespeelde de
schipper de mentouwen met zijn
handen. Hij voelde wat er zich op de
zeebodem afspeelde, bijvoorbeeld de
positie van de korren ten opzichte van
het schip en de grootte van de staartzak
die zich langzaam met garnalen vulde
maar ook wel met rotzooi. Dat vereiste
vakmanschap en ook Gerard Jasper se
herinnert zich dat de ene schipper het in
zijn vingers had en de andere niet en het
5
Blaas Marijs nog niet het meest dwars,
maar wel de onrechtvaardigheid.
Blaas: "We hadden in de jaren dertig de
Visserijcentrale, die bepaalde hoeveel je
mocht vissen, verder had je de visko-
pers die eigenlijk de prijs van de vis en
de garnalen bepaalden. En dan moest je
ook al belasting betalen aan commiezen
die alleen maar ruw konden schatten
watje gevangen had.
In 1937, 't is volop crisis, schrijft Blaas
een gedicht van 167 regels waarin hij al
deze zaken aan de kaak stelt. Helaas is
het gedicht in de oorlog verloren gegaan
maar naarmate de middag waarop we
met elkaar praten, vordert kan Blaas kan
zich steeds meer regels herinneren.
Bijvoorbeeld het begin:
Er is in het gehele land
geen enkel dagblad en geen krant
die dit berichtje plaatsen wil
dus kom maar hier en wees dan stil.
De viskopers zoals Kees de Ridder
(bijgenaamd Rooie Kees) en Joost
Martijn Joost Krul) regelden ook de
garnalenhandel naar Engeland. Dikwijls
kwam het bericht dat de garnalen
bedorven waren aangekomen en dan
kregen de vissers geen cent. "Stien-
kers"noemden ze dat op Arnemuiden.
Niemand die het kon controleren. Soms
kwamen niet eens de lege manden
terug.
Blaas: "Het gebeurde wel dat ze op vrij
dagmiddag, wanneer je net schoon
schip had gemaakt, op de kaai kwamen
en zeiden; morgenochtend heb ik
bepaalde wanneer
men terug moest
naar Vlissingen of
Veere. Daar
werden de garnalen
gemijnd, maar ook
in Arnemuiden bij
het station was een
kleine vismijn. Er
werd verkocht aan
handelaren en de
leursters gingen
meteen op weg met
hornaot en vis.
het wel kunnen want anders hield je een
lege zeef in je handen.
Blaas Marijs: "De knieën in de zij
kregen een speciale inkeping, daar werd
over vier knieën een stevige lat ingetim-
merd; het spoor. En daar stond je op bij
het zeven anders kon je er niet bij. Dan
gooide je een mandje gezeefde gornaot
in de kokende garnalenketel. In dat
mandje was een witte streep geschil
derd, dat was de maat
voor één kookseltje.En
dan maar roeren, je keek
naar de kleur. Als ze naar
boven kwamen dan
waren ze goed."
Afhankelijk van de
bestemming werd er veel
of weinig zout toege
voegd aan het zeewater
in de ketel.
Garnalen voor de pellerij
werden zonder zout
gekookt, die voor de
handel en het leuren,
werden flauw gezouten.
Later gingen er ook
garnalen met de mail
boot naar Engeland, die
werden zwaar gezouten.
De vissers deden op één
dag zoveel mogelijk
trekjes maar het tij
Armoe en
onrecht
In de visserij was
het vaak pure
armoe. Lees het
boek "Vissers
verhalen" van Kees
Slager en Paul de
Schipper er nog
maar eens op na.
Er stond niet voor
niets ARM op de
hoogaarzen. Toen in het begin van de
jaren twintig de motoren kwamen,
dachten de schippers bij elke slag van
de Kromhoutmotor; "Schuld, schuld,
schuld
Mensonterende taferelen ontstonden
wanneer vissers hun hand moesten
ophouden bij de diakonie. Op dë pof
kopen heette in Arnemuiden "op de neus"
en dat gebeurde heel veel. De armoe zit
De reep wordt binnengehaald over de mikke.
De kor wordt aan boord gehesen
CONSENT NR. 18, VOORJAAR 2002
CONSENT NR. 18, VOORJAAR 2002