De visserij van Arnemuiden
jt,
8
Joost Adriaanse
Halverwege de 19e eeuw wordt de
grote Noordzeevisserij gaandeweg
vervangen door de kleine visserij in
de mondingen van de Schelde.
Omstreeks 1860 gaan de Arnemuide
naars massaal over op de garnalen-
vangst, maar waar visten de Arne
muidenaars zoal op in de eeuwen
daarvoor? Joost Adriaanse dook in
de archieven en stelde het volgende
overzicht samen.
De visserij in vorige eeuwen
Over de visserij te Arnemuiden tot de
18e eeuw is weinig bekend. Kroniek
schrijvers melden hier niets over.
Wel weten we dat er aan het eind van de
15e eeuw een vismarkt te Arnemuiden
bestond.
Pas vanaf de 18e eeuw komen we in het
archief regelmatig gegevens tegen over
de visserij. Vanaf omstreeks 1700 was
de visserij, samen met de zoutnering,
een steunpilaar voor de vervallen stad.
Dit is o.a. af te leiden uit een brief uit
1709 van het Middelburgse stadsbe
stuur. De inwoners van Arnemuiden
werd verboden "het brengen binnen
Middelburg van enigerlei soort vis,
kreukels, krabben, mossels, garnaal,
zeekraal en wat dies meer zij". Een
groot deel van de bevolking leefde toen
al van de visvangst en van het leuren
met vis.
De Tegenwoordige Staat van Zeeland
meldt in 1750 dat die van Arnemuiden
ook goede winst trekken van verschei
dene soorten van vis als molenaar, bot,
mossels, garnaal enz., die zij binnen
Middelburg bij de straten uitventen
Eerst vanaf 1800 komen we regelmatig
en vele gegevens in het archief tegen
over de Arnemuidse visserij en de
vissersvloot. Omstreeks die tijd is de
9
eertijds zo bloeiende zoutnering ten
einde en vormt de visserij de enige
bestaansbron voor Arnemuiden. Uit het
Register van de gezinshoofden van
1847 blijkt, dat van de 228 mannelijke
gezinshoofden er 101 als visser en 9 als
visleurder hun brood verdienden.
De mossel- en oestervangst
In vorige eeuwen hielden de Arne
muidse vissers zich ook bezig met de
mosselvangst en met "het oesters
korren". Zo vermeldt de Walcherse
Arcadia van M. Gargon in 1715 dat "de
Arnemuidenaars zich met de mossel
vangst generen en de mossels in de
buursteden en dorpen brengen". Maar
ook uit het hiervoor aangehaalde
verbod van het Middelburgse stadsbe
stuur uit 1709 blijkt dat de Arnemuidse
visleursters o.a. met mossels langs de
huizen te Middelburg leurden. In 1715
klagen de pannebazen van de zoutketen
dat "de Arnemuidse vissers mossels in
de vaart bij hun zoutketen leggen
Treffend is het ook wanneer in 1795 de
geschorste predikant van Arnemuiden,
dr. A. Hoffman, z'n gemeenteleden
uitmaakt voor "mosselvangers die hij
op morgen zou laten zingen uit de 84e
psalm dat hun 't zweet langs 't lijf zou
lopen".
Ook komen we Arnemuidse vissers
verscheidene malen tegen "oesters
korrende". Zo werden in 1791 de
vissers Claas Blaasse, Marinus de
Ridder en Jacob de Ridder gesignaleerd
met enkele hoogaarzen illegaal oesters
korrende van het Arnemuidse Gat tot
even voor Veere.
Tot ver in de 19e eeuw vormde de oes
tervangst steeds een bijverdienste voor
de Arnemuidse vissers. In 1846 vond ik
aangetekend "dat de oestervangst tame
lijk goed is; de oesters worden te Zier-
ikzee voor de oesterput aldaar opge
kocht". De vissers visten met hun hoog
aarzen doorgaans op schar, garnalen,
oesters en mossels.
De vangst van roggen en
flooten
Een merkwaardig verschijnsel in de
Arnemuidse visserij geschiedenis is de
vangst van "roggen en flooten". De
roggen werden ook wel koeyroggen
genoemd. Flooten zijn roggen zonder
speren of vinnen. Werden door de Arne
muidse visleursters alle soorten vis te
Middelburg en elders uitgeleurd, twee
soorten vis waren onverkoopbaar,
namelijk de roggen en de flooten. Men
lustte deze vis op Walcheren niet. Maar
op de Antwerpse vismarkt was deze vis
juist zeer in trek.
De Arnemuidse vissers vingen in de
vorige eeuw soms zeer veel roggen en
flooten, vooral in het najaar. In z'n jaar
verslag van 1852 meldt secretaris C.J.
Baars "dat de rog in vorige tijden in
grote menigte onder de kust kwam".
In de dertiger jaren van de 19e eeuw
werden soms in één week ruim 2000
roggen en flooten gevangen. Per stuk
ontving men hiervoor van de opkopers
uit Antwerpen soms wel 35 a 47 cent.
Deze vangst betekende doorgaans een
zeer goede bijverdienste, waardoor de
vissers hun hoofd boven water konden
houden.
In de eerste helft van de 19e eeuw was
het een bekend verschijnsel dat weke
lijks op woensdag en zaterdag in de
periode mei tot december opkopers uit
België aan het einde van de Arnemuidse
haven op het Sloe lagen te wachten. Met
deze zgn. ventjagers was een contract
De ARM 8 van Joost Siereveld (Joosje Pus) loopt de haven van Veere binnen.
CONSENT NR. 18, VOORJAAR 2002
Arnemuidse visleursters wachten op het binnenlopen van de schepen te Vlissingen. De jongen bij de bakfiets is Lein de Nooijer.
CONSENT NR. 18, VOORJAAR 2002