10
garnalenvangsten, maar dat aan het eind
van het jaar alles weer goed gemaakt
werd door buitengewoon grote schar-
dijnvangsten. Dat gebeurde in de
zestiger jaren van de 19e eeuw, vooral
in 1864 en 1865 werden aanzienlijke
besommingen gemaakt. Ook de jaren
1885 tot en met 1890 waren "vette"
jaren. Zo kwam de schardijn in 1885 in
zo'n buitengewone overvloed voor, dat
de netten bij de eerste slepen te vol
liepen en scheurden. Veertig emmers
schardijn per schuitje "per tij" waren
geen uitzondering. Van 1886 vond ik
aangetekend dat de schardijnvangst
buitengewoon groot was. De vissers
verdienden daar het voor die tijd
onvoorstelbaar hoge bedrag van 140
per week aan. Gedurende de oorlogs
jaren 1941 en 1942 viste de hele Arne-
muidse vloot in de wintermaanden op
de schardijn. In de Oosterschelde werd
in 1941 meer dan een half miljoen kilo
schardijn gevangen, die voor 40 cent
per kilo verkocht werd aan opkopers.
gesloten dat alle gevangen roggen en
flooten aan de Belgen verkocht zouden
worden. Hieraan kwam een eind toen de
Antwerpse ventjagers vanaf 1840
vanwege de hoge invoerrechten niet
meer naar Arnemuiden kwamen. De
Arnemuidenaars waren toen genood
zaakt de vis eenmaal per week "op de
zeilen" naar Antwerpen te brengen.
Omstreeks 1855 was deze bedrijvigheid
ten einde.
Vanouds twee visserijtakken
De Arnemuidse visserij kende vanouds
twee takken, namelijk de "kleine
visserijop garnalen op de Zeeuwse
stromen en de "grote of zeevisserij" op
de Noordzee. In de Zeeuwse wateren
viste men op gornaet met hoogaarzen
(bemand met 3 a 4 koppen). Op de
Noordzee viste men met kordeschepen
(die vanaf 1857 bezaanschuiten werden
genoemd) op schol, tong, rog, schelvis
Op de schardijn!
De schardijn (vroeger "sprot"
genoemd) zorgde er dikwijls voor dat
de garnalenvissers van Arnemuiden
toch nog een goed jaar hadden. Meestal
gingen de vissers in november en
december, soms tot in januari, "op de
schordijn Het kwam voor dat er soms
zeer magere jaren waren met geringe
11
mede de inwoners hun sober bestaan
verdienenverstopte bijna de verdere
doortocht". Ook secretaris/burge
meester C.D. Baars schrijft in 1808 aan
het provinciaal bestuur dat "alhier
gevonden worden 17 visschuiten alle
met een nat bun voorzien" en in 1809
"dat te dezer plaatse 17 grote
visschuiten en circa 30 hoogaarzen
zijn". In 1810 maakt hij melding van 14
grote schuiten voor de grote visserij en
36 hoogaarzen voor de kleine visserij.
Het aantal hoogaarzen bereikt in 1901
met 65 stuks z'n hoogtepunt.
De scheepstypen van de
Arnemuidse vloot
Al in 1802 komt het type "cordeschuit"
voor in archiefgegevens. Melding wordt
gemaakt van "Blaas de Nooijer,
schipper op een vis- of cordeschuit,
varende van deze stad". En in 1803
vragen de schippers Jacob de Ridder en
Adriaan Siereveld een legplaats of zaat
voor hun vis- of cordeschuit. Tot 1857
komen we dit scheepstype tegen.
Vanaf die tijd wordt veelal gerept over
"bezaanschuiten". Vermoedelijk wordt
het type "cordeschuit" vanaf dan
"bezaanschuit" genoemd. In de vorige
eeuw was ook sprake van het type
"bommen". In 1820 waren er nog 24
visschuiten van dit type. Tal van
bommen zijn volgens overlevering
vergaan; andere zijn gesloopt. In 1864
behoorden ze tot het verleden. Vanaf
1855 werd de vloot uitgebreid met de
zogeheten "sloepen" of "chaloupen". In
1855 zijn er drie in de vaart, in 1860 vier
en in 1862 zeven. De Arnemuidse
sloepen kwamen hoogstwaarschijnlijk
uit Oostende. Gelijk met de opkomst van
de garnalenvisserij werd ook de hoogaars
als scheepstype weer populair.
Magere en vette jaren
Vanaf ongeveer 1830 tot 1870
hebben we, dankzij de
nauwgezette aanteke
ningen van de beide
secretarissen/burgemees
ters C.D. en C.J. Baars, inzicht
in de vangsten van de Arnemuidse
en kabeljauw. Zij werden bemand met
minstens 5 koppen. Gedetailleerde
gegevens over de beide visserijtakken
zijn bekend vanaf het begin van de 19e
eeuw.
Volgens overlevering behoorden de
grote vissersschuiten in 1864 tot het
verleden.
Omschakeling op de
garnalenvisserij
Omstreeks 1860 werd de zware Noord
zeevisserij gaandeweg vervangen door
de visserij op garnalen met de kleine,
snelle, houten hoogaarzen langs de
kusten, in de zeegaten en op de banken.
De Arnemuidse vissers schakelden
bijna volledig over op de garnalenvis
serij. De vangsten met de kordeschepen
op open zee vielen de laatste jaren nogal
tegen. De garnalenvangst daarentegen
was buitengewoon goed. Dit was ook
een gemakkelijker dagvisserij: men
viste op tij en elke dag kon de vangst
aan wal worden gebracht. Bovendien
ontstonden in deze tijd uitstekende
afzetmogelijkheden voor de garnalen in
Engeland. De visserij met de hoog
aarzen vergde ook minder investeringen
dan de grote visserij.
Het "Jaarverslag der Visscherijen" over
1862 vermeldt: "De garnaalvisserij
heeft een buitengewone uitbreiding
bekomen tengevolge van de uitvoer
naar Engeland. Vele vissers houden
zich met dat bedrijf bezigZij zijn in hun
vaartuigen voorzien van stookma-
chines, waarop de garnalen onmid
dellijk na de vangst gekookt worden
en in manden gepakt. Deze worden
door de vissers voor eigen reke
ning met op Londen en andere
Engelse havens varende stoom
boten derwaarts gezonden of
aan viskopers te Rotterdam die
de verzendingen op voormelde
wijs voor hun rekening doen,
geleverd". En in het gemeente
verslag over 1864 tekende
burgemeester C.J. Baars aan:
"Er is meer en meer lust hoog
aarzen aan te schaffen en de
kleine visserij uit te oefenen".
De grote zeevisserij ging vanaf 1865
met rasse schreden achteruit. De
toename van de kleine visserij op
garnalen kan ook afgeleid worden uit de
stijging van het aantal hoogaarzen in de
haven van Arnemuiden van 24 in 1865
tot 65 omstreeks 1900.
De omvang van de
vissersvloot
Uit spaarzame gegevens kunnen we een
beeld vormen van de omvang van de
vloot. Als bij de verkiezing van het
Stadsbestuur in 1795 "het vrije volk van
Arnemuiden bij klokgelui wordt opge
roepen om in de kerk hun stem uit te
brengen, komen er maar weinigen
omdat de meesten hun beroep uit vissen
bestaat". Hieruit blijkt dat het grootste
deel van de mannelijke bevolking de
visserij beoefende. Zeker weten we dat
omstreeks 1800 de vloot circa 45
visschuiten telt. Speeleveld vermeldt in
1808 in zijn "Brieven over het eiland
Walcheren" dat hij met een sloepje bij
hoog water het Arnemuidse vaarwater
overstak. Hij verhaalt: "Een groot getal
schuitjes voor de garnaalvangst waar-
tWtlrtB At:
WW.
Schitterende plaat van een gemotoriseerde en opgeboeide hoogaars, hier in de haven van Veere. Foto
van Jhr. W.L. den Beer Poortugael.
Detail van het schilderij uit de raadszaal van Arnemuiden. Hierop is het tweede Arnemuiden te zien, aan
de zuidkant van de Arne. De kijkrichting is naar het zuiden. Dit schilderij is een kopie van een schilderij
uit 1550 en werd in opdracht van Daniel Radermacher vervaardigd in 1754.
CONSENT NR. 18, VOORJAAR 2002
CONSENT NR. 18, VOORJAAR 2002