De vissers van de Kouter
6
door Jan Hendriksen
'Botvissen was't liefst da'k dee. Luis
tert... als 't harde grond was kostten
we de kruiwagen op de platen rijden,
was 't van die malse grond dan was 't
mee de slee. Daar werden dan de
netten opgeladen, soms wel vijftien
honderd meters. Mijn vader moest
met de bakens de zee in, tot aan zijn
nek. Dan pakte hij iedere keer een
baken en dan voelde hij met z'n voet
waar het net zat ee... dan maakte hij
het vast, zo ging hij langs de plaat.
En dan dacht ik: "A't hem maar
nie'mistrapt... a't hem maar nie
mistrapt". Hij kon wel wat
zwemmen, maar hij kreeg altijd
krampen. Als 't water afging, dan
mocht ik mee de bot oprapen, da'
was wel leutig zunne... 't is geweest
dan kostten we 't niet opgeraapt
krijgen'.
Het is 1983. Celine van der Heijden uit
Nieuw Namen vertelt: 'Mijn grootvader
was achtentachtig jaar en dan ging hij
nog naar de Emmahaven om bot te
steken. Mijn vader was negen jaar toen
die al meeging. Mijn grootmoeder ging
ook mee vissen, 't Was nog met de
zeilen, 'k Zijn ook wel mee geweest
met m'n vader om mosselen naar de
Grevelingen. Nadien ben 'k nog mee
gegaan garnalen vissen op de
Noordzee. Dan vroeg ik: "Vader, is da
water hier ook zo zout?" Hij deed de
puts overboord en zei: "Proefde gij ne
keer" Ge verstaat dat wel..ee'
'M'n vader had een scheepje van z'n
eigen, 't Was een hengst, gebouwd op
de werf op Kruispolder. Later is't er
een moteurke ingezet, 'k Weet nog
goed da'k een keer meeging, rond
1930, ginder tegen Haamstede. Dan
hadden we zeven uur (naar huis)
gevaren en dan kwamen we
terug..weetje hoeveel we dan
verdiend hadden..eenentwintig
francs..een emmer en een 'alf gernaat.
De gernaat stond veertien francs voor
een emmer. Daar hadden twee grote
mensen een hele dag voor gewerkt'.
Celine van der Heijden heeft de zeiltijd
nog meegemaakt en was een dochter uit
een vissersgeslacht. Richard Bleijen-
berg (1936) uit Nieuw Namen is
veel jonger, komt niet uit een
vissersfamilie, maar heeft in de
jaren vijftig en zestig van de
vorige eeuw de visserij op de
Scheldes nog volop meegemaakt.
Hij is een begenadigd verteller -
alleen dat sappige Vlaams al -
over de visserij vanuit al die
kleine haventjes aan de zuidelijke
oevers van de Westerschelde.
Richard: 'Emmahaven had
vroeger een stenen kaai met om de
vijf, zes meter een meerpaal om
de schepen aan vast te maken. Die
haven was tamelijk diep. 's
Zomers zwommen we er altijd.
Dan sprongen we van de
scheepkes zo overboord. Het was
er altijd plezierig. En die geur,
ee..van de fornuizen, waar de
garnalen in gekookt werden. De
schepen kwamen binnen en dan
dampten de fornuizen nog, dat was ca. 1985.
zo vriendelijk. De verse garnalen-
geur kwam dan binnen.'
Op de haven was er altijd gezellige
bedrijvigheid. De netten werden
bijvoorbeeld geconserveerd.
Richard: 'Dat noemden ze "netten kats-
joeën" Het katoenen net ging in
hetzelfde fornuis als de garnalen met
spul erin dat leek op Buisman. Dat
waren grote brokken, ze brachten het
aan de kook en ze gooiden het net erin.
Het was dan goed waterbestand. Het
versleet dan zo rap niet'.
Celine: 'M'n vader heeft die haven nog
zelf uitgebaggerd met de schop om wat
langer tij te hebben. Als 't tij om twee
uren was, dan moest ge d'r niet om half
drie uitgaan, want dan was 't water al
weg. Moesten ze dan om één uur 's
nachts van huis dan gingen ze eerst
slapen en dan bleef mijn moeder
waken..als vissersvrouw en ge moest
ook de hele dag nog werken.'
Richard: 'Emmahaven was in '52 al
dichtgeslibd. De spuikom is kapot
gegaan, dus verzandde de haven. Toen
zijn er veel vissers van Clinge, van
Nieuw Namen en van Emmahaven naar
Doel gegaan. In dat zelfde jaar 1952
ben ik voor het eerst met Staf Praet
gaan varen vanuit Doel. Zijn vader was
Petrus Praet, een rasechte Koutermol.
Hij woonde op de Kapellenberg, het
In het gebied van Kieldrecht, Nieuw
Namen en Emmahaven ging ik op
zoek naar de vissers van vroeger.
Maar van de generatie die nog op de
zeilen heeft gevist, leeft niemand
meer. Paul de Schipper en Kees
Slager hebben bij het schrijven van
hun boek "Vissers verhalen" (1990)
ook met mensen uit deze streek
gepraat. Uit de verslagen van de
gesprekken beginjaren tachtig met
Celine van der Heijden en Richard
Bleijenberg, beiden uit Nieuw
Namen, heb ik onderstaand verhaal
kunnen schrijven. Celine van der
Heijden die van 1916 was, is inmid
dels overleden. Richard Bleijenberg
(1936) is nog springlevend en heeft
mij erg geholpen bij het maken van
dit artikel.
Met dank aan Paul de Schipper en
Kees Slager.
JH
7
uiterste puntje van Oost Zeeuws Vlaan
deren. Op Nieuw Namen noemden ze
dat "d'n oek van Olland." We visten
met de K 2 en die was maar negen
meter en een half lang. Het was gene
hengst maar ene Oostendense houten
viskotter. Het was een zeemanneke'
Een visserij
Richard: 'D'n Staf wist precies waar hij
zijn netten uit moest gooien. Hij wist
bijvoorbeeld een plek waar ooit eens
zijn net gescheurd was (bijvoorbeeld op
een oud anker), daar moest hij niet
meer wezen. Hij had overal zijn visse
rijen. Een visserij da's een plek waar
veel garnalen zaten. Soms was dat
Valkenisse, soms Bath. Maar bij Wals
oorden of Hoedekenskerke of het
Middelgat werd er ook gevist. Staf
gebruikte zéker geen vaarwater, een
visser vaarde niet op de boeien. De
garnalen zaten het meeste tegen een
zandbank op ondiep water. Sommige
visserijen waren wel vier of vijf kilo
meter lang. De Hoge Plaat was wel acht
kilometer lang. Dat was goed voor de
knecht, dan had je als knecht de tijd om
je garnalen op het gemak te koken,
maar waren dat hele korte sleepkes,
zoals in het Speelmansgat, op tien
minuten was ge dan van voor naar
achter. Dan was de ene sleep nog niet
klaar of er lag alweer een andere kluts
garnalen. Vissen op de Schelde, 't was
tij-werk..nooit op dezelfde tijd
beginnen..een ongedurig
bestaan....steeds gejaagd. Dertien,
veertien uur per dag. Als er maar
150 kilo garnalen en 25 kilo vis
aan boord was dan was't goed.
Het seizoen begon met 30, 40
kilo, liep het later in het seizoen
dan had je 75 kilo garnalen.
We hadden toendertijd een
visserij in het Sloe. Dat was voor
jaar '52. Daar was iedereen vrij
van te vissen. Dus wie er als
eerste was, ving veel. Petrus Praet
stelde z'n eigen de vraag: "Waar
heeft Onkel Staf diene garnalen
gevangen."
Petrus gaat dus op een zondag
middag met zijn vrouw op bezoek
bij knecht Richard. 'Waar hedde
gezeten jongen, vorige week. 'k Heb
ulder nie gezien?'
'Ah, Petrus, we hebben in het Sloe
gezeten en garnalen dat er zitten, eene
duim dik'
'Dan hedde goed ulder best gedaan'.
Louis van Roeijen, bijgenaamd 't Vlooike, Nieuw Namen,
CONSENT NR. 19, VOORJAAR 2003
Een hoogaars zeilt Emmahaven binnen, ca. 1920. Het is nog in de zeiltijd, zie de roeiriemen.
Guustaaf de Maaijer, bijgenaamd de Sterke, ca. 1959. De
groeven in zijn gezicht zijn gelijk de geulen in Saeftinghe.
CONSENT NR. 19, VOORJAAR 2003