Kieldrecht in België:
grootste vissershaven van Zeeland door Franke Lok
12
Jules Van Beylen, oud conservator
van het Antwerps Scheepvaartmu
seum beschreef het opvallende feit
dat een schipper uit Zeeuws-Vlaan
deren, Petrus Praet, om de één of
andere duistere reden een hengst liet
bouwen bij Meerman te Arne-
muiden, waar men met het bouwen
van een hengst helemaal niet
vertrouwd was. Die duistere reden is
ondertussen achterhaald maar daar
over later. Petrus Praet registreerde
zijn schepen te Clinge.
Maar hoe zat het nu met Clinge,
grootste "haven" in
1875? Er was niet
eens een haven. De
meeste vissers daar
lagen overigens niet
in een haven: ze
hadden hun eigen
paal in een kreek.
Die havens werden
enkel gebruikt voor
laden en lossen of
voor reparaties.
Emmahaven was
voor Clinge het
dichtstbijzijnde
haventje, zeker niet
groot genoeg om er
honderd hengsten in
te proppen.
omgedoopt tot Nieuw Namen, verwij
zende naar het verdronken dorp Namen.
Hierna een verkorte versie van het
verhaal van Vergauwen.
In het gemeentewapen van Kieldrecht
staat een bootje, met reden want tot
rond 1800 was er een verbinding met
de Schelde. In 1805 is de haven er
verdwenen door het aanleggen van
polders. Er was ooit een scheepswerf en
een scheepssmederij. De Kieldrechte-
naren hadden meer dan 100 vissers
vaartuigen waarvan alle eigenaars te
1830 - 1839: aan de vissers van de
oproerige provincies werden geen
consenten verstrekt daarom verhuisden
veèl Vlaamse vissers naar Zeeuws-
Vlaanderen.
Niettegenstaande dat door de indijking
de haven verviel, werd er aan de rand
van het water een andere haven aange
legd, die de naam "Kieldrechtse haven"
kreeg.
In 1884 werd er tussen België en
Nederland een overeenkomst gesloten
om de vissersvaartuigen die hun bedrijf
Frans Vergauwen uit
Kieldrecht was ooit
voorbestemd om
visser te worden maar
kwam uiteindelijk bij
de Antwerpse have- Piet Praet
ninspectie. Hij kende
de Schelde op zijn duimpje en was ook
kind aan huis in het haventje van de
Paal.
In 1956 schreef hij een werkje over
Kieldrecht als vissersdorp en over de
leurders.
Bij de onafhankelijkheid van België
werd Kieldrecht als het ware in twee
gedeeld. Op een oude kaart staat Kiel
drecht; het Nederlandse gedeelte is
aangeduid als Kouter. Een kouter was
een hoger gelegen gebied langs de
riviervallei. Later werd "de Kouter"
Kieldrecht of op de Kouter woonden -
in primitieve woningen of hutten
tegenaan de Scheldedijk.
De Kouter behoorde aan drie
gemeenten: de Kieldrechtse Kouter,
waar de meeste vissers woonden, vast
tegen de gemeente; de Meerdonkse
Kouter, een uur gaans van Meerdonk en
de Achterste Kouter, nu Nieuw Namen,
6 km van Clinge - Zeeland.
uitoefenden op de Westerschelde te
registreren: een "zeenummer" toe te
kennen.
De vaartuigen van Kieldrecht kregen
een "K", deze van Nieuw Namen
"CLN" (gemeente Clinge) en die van
Meerdonk een "M".
Door deze getroffen maatregel werden
onder de vissers allerlei praatjes rond
gestrooid. Volgens hun gezegden
zouden de Belgische vissers benadeeld
worden! (dit is juist want ze mochten
enkel op de Westerschelde vissen, niet
13
Materieel voor den
op de Oosterschelde). Het gevolg was
dat verschillende vissers zich te Nieuw
Namen lieten inschrijven of domici
liëren, waar anderen die in Kieldrecht
of Klein Meerdonk bleven wonen, het
Nederlandse kenteken CLN
aanvaardden. Daarvoor dienden er
praktisch geen formaliteiten vervuld te
worden, (in de consenten gaven al de
onder CLN inge
schreven eigenaars
zich op als woon
achtig te Nieuw
Namen; ééntje gaf
zich op als woon
achtig te de
Clinge). Toen op 4
december 1884
door de Belgische
overheid aan de
Belgische vissers
vaartuigen de
kentekens en
nummers gegeven
werden, lieten zich
slechts negen
vissers te Kield
recht inschrijven.
Van Meerdonk was
er geen enkele en de overigen voerden
het Nederlandse kenteken "CLN".
opgekocht door leurders wonende te
Kieldrecht op de Kouter. Meer dan 250
gezinnen, vissers en leurders, bestonden
van deze nijverheid.
De opbrengst der visserij bestond uit
mosselen, garnaal, kreukels, krabben,
oesters, paling, bot, ansjovis, haring
enz...
Langzaam ging de visserij achteruit, om
redenen dat de
Westerschelde
minder visrijk
werd. Haring en
ansjovis vermin
derde van jaar tot
jaar, waardoor de
weervisserij op de
randen van Saef-
tinghe verdween.
Mosselen trekken
op de dammen of
kreken in die
omgeving werd
steeds moeilijker.
htNMT Geleidelijk
verkleinde de
te Grauw, tekening Maurice vissersvloot en
degenen die uit
het bedrijf vielen,
gingen een bestaan zoeken op de sleep
boten, bagger- of waterwerken.
Speelmansgat
bot en paling: op de
slikken en geulen
van Saeftinghe
ansjovis en haring: deze soort visserij
was reeds vervallen
Het typische van vissers uit die tijd was
anders dan dit van de mensen uit hun
omgeving. Alhoewel zij veel omgang
hadden met hun Zeeuwse collega's,
hadden zij heel andere gewoonten. De
Zeeuwen waren doorgaans stil en zacht,
zij daarentegen luidruchtig en iets ruwer
in hun doeningen. Zeden en gewoonten
geleken meer op deze in zwang aan de
Belgische kust, niettegenstaande zij nooit
met hen in betrekking kwamen. Dronk
aards waren het niet, nochtans dronken
zij gaarne bier, hielden veel van plezier
en waren felle dansers, terwijl zij ook niet
zwichtten om een leugentje te vertellen.
Er bestond in die tijd een liedje:
Te Kieldrecht, te Kieldrecht, daar zijn
de meisjes koene:
zij vrijen tot de middernacht en slapen
tot de noene.
Ik maai, is dat niet fraai? En slapen tot
de noene
In het verslag van Frans Vergauwen staat
een aantal sterke verhalen van vissers en
leurders. Daaruit blijkt dat zij behalve in
hun eigen streek (Saeftinghe, Hellegat en
Braakman) ook regelmatig op o.a. de
Krammer, de Oosterschelde en de Greve-
lingen visten. Ze meerden ook af in
havens als Zierikzee en Bergen op Zoom.
Plaatsen waar de
visserij (vanuit
Kieldrecht) werd
beoefend:
garnaal: Speel
mansgat, De Noord,
langs het vaarwater
van Valkenisse en
Walsoorden,
Waarde en de
Kapellebank
mosselen: Hellegat
en Oosterschelde
kreukelen: Ooster
schelde
krabben: langs de
steile oevers van
Margaretapolder,
Eendrachtpolder,
Ossenisse, Wals
oorden en in het
Toen waren er meer dan 100 vaartuigen
die uit Kieldrecht voeren. Een deel van
de vangst werd er gelost en vooral
visserman
Nieuw Namen, ca. 1982. Zijn bijnaam is Piet Boem.
CONSENT NR. 19, VOORJAAR 2003
- Maart 1906,
*n^,. Paal.
Na de watersnood van 1906 werden hengsten en hoogaarzen ingezet bij het herstel van de dijken.
Hengst geregistreerd
Seghers.
CONSENT NR. 19, VOORJAAR 2003