m 6 - 1 nwHw -- u3 1 dan houden we ons gaarne aanbevolen. Naast de GRA 42 kwam in 1932 de GRA 6 (voorheen CLN 8) in de familie. Piet Cambeen: "De 6 was sneller dan de 42. Hij had een meer geveegde kont. Ze zeggen dat hij bij de Klerk in Kruispolder- kaai is gebouwd maar het bouwjaar is niet bekend. De GRA 6 kon, net als de GRA 42 120 mosselton laden. Een mosselton is 100 kilo." De visserij Piet: "'t Was botvis- serij, botschudden werd dat ook wel genoemd. Op laag- water werden lange bakens op vrij grote afstand van elkaar langs de rand van de plaat gezet. Op stil water vlak na hoog water werd het net uitgeroeid met de Hollandse boot. Dat net was 800 meter lang en 45 centimeter hoog. Vanonder was het net verzwaard met lood, er zat kurk aan de bovenkant. Om te voorkomen dat het net wegspoelde, werden er om de 10 meter stokken bijgestoken van een meter hoog. Aan beide uiteinden van het net zaten dreggen om het te veran keren. Wanneer het water viel dan wilde de vis naar dieper water en zwom ze in het net. Bij laagwater schudde je de botjes uit het net en deed ze in een mand. We visten bij Bath of bij Waarde, maar ook wel in Saeftinghe bijvoorbeeld bij de Ijskelder of langs de Marlemonse Plaat. Bij windstilte visten we soms vlak voor De Paal op de plaat. Wat we ook wel deden was met een steeknet een hele geul afsluiten. Zo'n net was wel vier meter hoog. Aan de onder kant groeven we het in. Je ving dan behalve botjes ook wel een tongetje of een zalm. Ook wel harders maar die sprongen meestal over het net. De vangst varieerde van niks tot 100 kilo. Je moest echt een school treffen. Bij laagwater zag je dan waar zo'n school zich ingegraven had. Je had vaak vangsten van zo'n kilo of dertig. De bot bracht 50 cent de kilo op. We verkochten de vis aan Vereist, dat was een viskoper uit Kieldrecht. Die haalde de vis op in De Paal, met een we visten op de plaat meteen vóór De Paal. En je vaart natuurlijk op tij." Vóór 1925 staat het schip in het Register als CLN 2 (Clinge), eigenaar D. Blommaert, voor zover bekend onder de naam Jonge Josephine. In 1925 wordt de hengst ingeschreven onder de naam Petrus, als GRA 42, eigenaar J. van Immerseel (Josephus, bijgenaamd Sjef van Meurs, 1857 1939). Vanaf juni 1931 worden als eigenaren genoemd J.W. (Willem, 1894-1935) en E. (Eduard, 1895 1980), beide zonen van Sjef. Op 1 augustus 1937 verdwijnt het schip uit het register "naar Antwerpen". Piet Cambeen herinnert zich dat Piet Verras een kajuit op het schip heeft getimmerd en dat het als jacht naar Antwerpen is verkocht. Sindsdien is het schip in het niets verdwenen. Als er iemand is die er meer vanaf weet, 7 hondenkar en drie honden ervoor. Daarna leurde hij de vis uit. Onder maatse vis, onder de 18 centimeter, werd voor dertig cent de kilo verkocht aan de vrouwen van De Paal. Het seizoen van de botvisserij liep van 15 maart tot 15 oktober, 's Winters gingen we kreukels rapen, die brachten maar zes cent de kilo op, maar ja, je moest wat. We gingen door het kanaal door Zuid Beveland wel tot aan Goese Sas of Wolphaartsdijk om kreukels. We hebben ook wel vette grond (klei) gevaren voor de dijken in het Sloe. Dan bleven we veertien dagen weg. Dat betaalde erg goed. 't Was geen vetpot in de visserij maar we waren met weinig te vree. Iedereen mestte in die tijd een varken vet, die konden wel 250 kilo worden. Veel mensen hadden een eigen moestuin en wanneer je dan ook nog een huisje van je 'n eigen had, dan kon je met weinig rond komen. Nee, in de crisis, tóen was het slecht. De mensen hadden geen werk en moesten in de steun. Eerst kreeg je zes weken geld van de bond. Maar daarna was je overgele verd aan de genade van de gemeente. Een gezin kreeg zeven gulden zestig in de week. Voor elk kind kreeg je een toelage van 50 cent. 's Winters kreeg je elke week een kolenbon voor 50 kilo kolen. En je moest elke dag stem pelen in een café in De Graauw". Piet Cambeen heeft tot 1941 gevist. Toen was hij het beu en is hij op de binnenvaart gaan werken. Hij is bouwvakker geweest en heeft gewerkt op een zeesleper. Na de Ramp van '53 werkte hij aan de dijken in Zeeland en hij zat ook nog een jaar bij Rijkswa terstaat. De laatste jaren tot zijn pensioen werkte hij in de kunstmest- fabriek in Sluiskil. Maar van zijn visserijtijd op de hengsten in de jaren dertig kan hij zich nog alles herin neren. En hij houdt zich aanbevolen voor een paar afdrukken van die mooie foto's van de familie De Groodt. Ward van Immerseel aan het botschudden bij vallend water op de plaat. Links het gespetter van een protesterend botje. Op laagwater bij het botnet. Links Piet Cambeen met stokken, rechts nonkel Ward. Goed zichtbaar zijn de hengst GRA 42 en de Hollandse boot. CONSENT NR. 20, VOORJAAR 2004 Piet Cambeen voor zijn huis in Hulst, januari 2004. Links donateur Alin Helmich die Piet opspoorde. Grootvader Arthur De Groodt staat bij de paal van De Paal. Als het donker werd, kwam bovenin, in de ring een lantaren te hangen, 1936. Kleinzoon Arthur De Groodt tijdens een "Haagse" donateursdag op de YE 36, augustus 2003.

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2004 | | pagina 5