12 Uren kan Paul vertellen over de werf. Over de kippen die overal rondliepen. Die niet dood gingen of je moest ze slachten. Terwijl naar onze maatstaven de bodem daar toch redelijk vervuild was. Maar kippen poep op de slijpsteen polijstte zo goed. Over de tantes die in het andere huis woonden en pension hielden voor de leer lingen van de LTS op het Molenwater. Over Baas Mak die een piano had waar Paul op mocht spelen. Over de lekkere bessen in de tuin. Over het beurtschip van Kristallijn, dat een vaste ligplaats in de buurt had en op de werf kwam voor onderhoud. Over hoe veel leuker het op de werf was dan overal anders. 4 een vaste schipper, Kees Doorns. Na de brand kreeg de Wulp een ligplaats bij de KR&ZV De Maas in Rotterdam. Kees Doorns verhuisde naar Overschie en werd daar huisknecht bij Brand. 5. De helling is op deze foto goed te zien. Voor gebruik werd de helling eerst ingesmeerd met vet. Schapenvet, in grote tonnen geleverd, in verschillende kwaliteiten, maar het stonk allemaal afgrijselijk. Er werd een hoeveelheid in een pot geschept, dat werd gesmolten en dan werd de helling inge- kwast. Ook de slagbedding kreeg een lik vet. De slagbedding is de plank die naast de helling ligt en er voor moet zorgen dat het schip geen slagzij maakt. Het schip wordt dan aan de zijkant vastgezet met stophout. Op de foto is de lange plank rechts van de helling goed te zien. Het omhoog halen van het schip ging met een kabel via een blok en een kaapstander. De kaapstander werd door een paard rondgedraaid, de kabel werd opgeschoten onder het afdak aan het einde van de helling. Het paard was van Barentsen, de voerman die aan het pad naar de kanaaldijk woonde. Barentsen leverde ook de jaagpaarden die de schepen van Veere naar Middelburg trokken. Op de hoek van het kanaal en de havenkom was een rolpaal. Daar werd het jaagtpuw buitenom geleid. Het paard liep dan richting Groene zwemschool naar de volgende rolpaal. Het schip voer gewoon rechtdoor in het kanaal, tot het voor de havenkom kwam, gooide dan het roer om en stuurde naar binnen, met net genoeg vaart om af te kunnen meren. Later werd dat werk overgenomen door een tractor. Bovenaan links, niet te zien op de foto, is de toegangspoort tot de werf. Een ijzeren poort, met planken afgetimmerd 3. De loods was niet alleen de werkplaats van Baas Mak, maar herbergde ook de werkplaats van Krello, de bankwerker en Adriaanse, de smid. Zij hadden een grofsmederij en deden reparaties aan binnen- en beurtvaarders. Ze gebruikten het stuk van de loods het dichtst bij het water. Er was een verwij derbaar schot in de loods, zodat bootjes uit het gedeelte van Mak toch door de brede zijdeuren naar buiten konden. Na de brand huurde Adriaanse een huisje in de Puntpoort- straat waar hij zijn bedrijf voortzette. Krello vertrok uit Middelburg en werd weeshuisvader in Schiedam. 4. Op deze foto is een hoogaars te zien. Het schip werd te koop aangeboden door iemand uit Arnemuiden. Er was een kajuit op getimmerd en geverfd zodat het hout eiken leek. Binnen stonden gewone bedden, er waren geen kooien. Er waren ook nieuwe zeilen bij, maar verkopen, dat lukte niet. Het witte jacht, de Wulp, was eigendom van C.H. Brand. Hij was hoofdingenieur bij de spoorwegen en ging over de loco motieven. De Wulp, rond 1915 in Hamburg gebouwd, had 13 (want het tochtte daar altijd zo) en een halfronde witgeschil derde plank erboven met De Hoop in zwarte letters. Op het pleintje daarvoor werd door de buurkinderen, zoals de vader van Han Reijnhout, gevoetbald. Die voetbal belandde vaak op de werf en degene die hem terug moest halen werd niet al te vriendelijk toegesproken door Baas Mak. De kano is van een broer van Paul van Opdorp. 6. Baas Mak bouwde ook kleine boten. Loodsvletten, roei boten en de pont naar Arnemuiden. Zeg maar pontje. Het veer- stoepje, vlak bij Arnemuiden, is er nog. 7. De brand op 23 april 1936. Tijdens de brand zat Mak gelaten naar de bluswerkzaamheden te kijken, zittend in de goot van de helling. De grote loods brandde helemaal uit. De Wulp bleef gespaard maar alle kleine boten die op de werf lagen gingen verloren. De werf na 1936 De werf werd niet opnieuw opgebouwd. Baas Mak verhuisde naar Utrecht. De directeur gemeentewerken van Middelburg bracht in 1938 een advies uit om de werf te slopen en er huizen te bouwen. Een soortgelijk bedrijf was niet rendabel meer omdat in Antwerpen voor reparaties aan kleine schepen 30 tot 40% minder betaald werd. Toen Middelburg gebombardeerd werd in 1940 bleek het terrein van de werf uitermate geschikt om puin uit de binnenstad te storten. Pas tegen 1950 werd de straat langs het water doorgetrokken en werden apparte menten gebouwd op de plaats van scheepswerf De Hoop. Van de werf is niets meer te zien. Wel herinneren namen van huizen als De Helling en De Kleine Werf aan de scheepswerf. De Anna Catharina van Feiko en Jaqueline Koudenburg heeft een vaste ligplaats waar eerder de helling was. Wat ruime timmerwerf! Hier woont Vernuft en Vlyt; Men kloptmen klutst, men kapt, men spoelt, men teert, men splyt, Men hecht, en voegt, en verwt: 'kzie sloopen en volbouwen: Ginds giert een boor; daar knarst een zaag; Zie dat gekrui, gesjouw, gedraag: Waar kan het kundig oog een schoner schip aanschouwen? De tijd waarover Betje Wolff dichtte, is lang voorbij. Met dank aan Toon Franken, Corrie Koster, Karei Meertens, Paul van Opdorp en Han Reijnhout. CONSENT NR. 20, VOORJAAR 2004 Tekst bij de middenplaat Mej. de Wed. D. van Waarde te Goedereede kreeg met de post in 1906 een ansichtkaart uit Middelburg: Scheepswerf aan de haven. Daarop zien we de werf, met drie hellingen. Op de linkse helling ligt een schip. Rechts de grote loods, aan de achterkant een overkap ping, links het huis van Mak. Het huis met de Franse kap staat in de straat achter de werf. Verder dan de Punt ging de weg niet langs het water. Er liep een weg om de werf heen die aan de andere kant weer bij het water kwam en dan verder liep naar het kanaal en langs de kanaaldijk. Zo kon je bij de Groene Zwemschool komen, op de plaats waar nu de roeivereniging is. Tot de Tweede Wereld oorlog waren er twee zwemscholen, de Groene en aan het kanaal de Gele, die deftiger was. De Sophia Adriana van Van Ouwerkerk ligt nog steeds voor de wal. Willem van Ouwerkerk, in 1906 van de zeevaartschool gehaald om het bedrijf van zijn vader voort te zetten, zeilde op zijn eerste tocht met het volgeladen zandschip het hele tuig aan gort. Door de ziekte van zijn vader was er niet genoeg onderhoud gepleegd. De reparatie werd gedaan op de werf van Mak. CONSENT NR. 20, VOORJAAR 2004

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2004 | | pagina 8