Zeilende beurtvaarders 28 In de tijd dat er nog weinig of geen wegen waren ging transport vaak over water. In de late middeleeuwen, met een toename van de bevolking en de opkomst van de steden, kwam er ook meer behoefte aan regelmatig vervoer en transport te water. De wegen waren slecht en tijdens regenperiodes en in de winter, nauwe lijks begaanbaar. Schippers zeilden naar met ambachtsheren en stedelijke vroed schappen overeengekomen plaatsen. Dat deden ze om de beurt. Zo ontstond het begrip beurtschipper. Een beurtschipper vertrok van een vaste plaats op een vaste dag naar een vaste bestemming. Eeuwenlang waren de beurtschepen zeilende vrachtscheepjes. De beurt schipper vervoerde niet alleen vracht maar ook passagiers. De meest uiteen lopende zeilende vaartuigen werden gebruikt. Heel bekend en populair voor de Zeeuwse wateren waren de Zeeuwse poon en de tjalk. Deze schepen hadden vaak een paviljoen voor passagiers. Voor de kortere beurtverbindingen werden vaak hoogaarzen en hengsten gebruikt. Aan het einde van de 19e eeuw deden de ijzeren tjalk en de klipper hun intrede. Deze schepen werden doorgaans niet meer uitgerust voor personenvervoer. Van 1850 af, met de opkomst van trein, tram en diverse stoombootverbindingen, werd het reizen voor personen aanzienlijk makkelijker. Sinds die tijd vervoerde de beurtschipper nog nauwelijks personen. Door de ontwikkeling van de mechani sche voortstuwingsmiddelen werd het zeil op een gegeven moment toch gestreken. De grote moderniseringsgolf vond plaats tussen 1905 en 1925. De nog zeilende beurtschepen werden gemotoriseerd en Bonnie Joosse vaak ook verlengd. Maar de meest beurt schippers waagden zich toch aan nieuw bouw. De beurtvaart onder zeil werd geschiedenis. Zeeuwse beurtschippers voeren naar Rotterdam, vaak via Dordrecht. Een klein aantal voer door naar Amsterdam en de Zaanstreek. Op Antwerpen werd ook gevaren hoewel weinig in beurt. In Zeeland zelf voeren beurtschippers tussen diverse plaatsen. De vracht bestond eigenlijk uit alles waar behoefte aan was. Zo gingen naar Rotterdam vaak agrarische producten, terug allerhande gebruiks- en verbruiks- artikelen. Van beurtschepen onder zeil zijn niet veel afbeeldingen bekend. Hier wat foto's van zeilende beurtvaarders in de delta. 1910. De tweemastklipper 'Drie Gebroeders' van Verburg uit Strijenham lost steen uit Belgie voor de zeewering. 29 De klipper 'Cornelia Johanna' in Burghsluis, rond 1890. Vanuit Burghsluis voeren de Lande- gents vier generaties lang in de beurt op Rotterdam. Jan en Hubrecht, van de tweede generatie, kochten omstreeks 1890 de klipper 'Cornelia Johanna'. Het schip werd in de volksmond 't Aekje genoemd. Waar de klipper gebleven is is onbekend. De klipper 'Thona' in Stevensluis, rond 1910. Teunis Barendregt voer met deze zeilklipper op Rotterdam. Na 1914 werd met een motorboot Nieu- werkerk gevaren. Waar de 'Thona' gebleven is is onbekend. Vanuit Baarland voer A.A. Huijzen als beurtschipper met de tjalk Jozina' op Rotterdam. Deze foto is genomen in het nu verdwenen haventje van Baarland. Pas in 1930 kwam er een motor in de 'Jozina' en Huijzen was hiermee een van de laatsten die motoriseerde. Middelburg, Rotterdamse Kaai, rond 1920 Dit schip werd in 1892 als 'Maria Hendrika' gebouwd voor Vermeulen uit Middelburg voor de beurtvaart op Antwerpen. Omstreeks 1920 werd het omgedoopt totJeannette' en in 1923 werd het verlengd en gemotoriseerd. Tot 1940 voer het op Antwepen. Het schip ligt nu, hersteld in oude glorie, als 'Anna Catharina' aan De Punt in Middelburg. Let op de bijboot die ook genoemd wordt in het artikel over de Hollandse boot. CONSENT NR. 22, VOORJAAR 2006 CONSENT NR. 22, VOORJAAR 2006

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2006 | | pagina 16