Consent nummer 23 voorjaar 2007 De Windroos gaat te water in het voorjaar van 1926. worden verbeterd alvorens een nieuw te bouwen. Waar nodig schrikt hij ook niet terug voor wat we tegenwoordig "industriële spionnage" zouden noemen, wat blijkt uit foto's van de Jetty in het archief van de werf! En zelf weert hij vreemden van zijn werf want "spioneren kan je ook met je ogen!" Lea heeft zelf de werf niet gekend. Maar gevoel voor water en varen is haar niet vreemd, getuige haar woorden: "De Schelde is wreed, de Leie is lief". Het is een speciale belevenis, deze middag met de Annemansen. De Windroos wordt in het voorjaar van 1926 te water gelaten. En dat dat geen gelegenheid was met toeters en bellen, maar ge woon de mouwen en broekspijpen opstropen, blijkt uit de foto uit het familiealbum. hoogaars in I'm alone. De naambordjes met Windroos worden omgedraaid en er komt I'm alone op te staan. Er wordt veel met de Windroos gezeild, zowel en familie' als in wedstrijden. In het zomerseizoen is de thuishaven Terneuzen, in de wintermaanden ligt het schip in de verenigingshaven in Langerbrugge. In de oorlogsjaren wordt er nauwelijks met het schip gevaren. Tijdens de gevechten om de haven van Gent in 1944 vallen bom men in de directe omgeving van de jachthaven. De jachtclub wordt zwaar beschadigd en ook de schepen lopen schade op. I'm alone zinkt in de haven. Na de bevrijding wordt het schip gelicht en gerepareerd. Francois overlijdt in 1944, waarna de familie het schip te koop zet. voor R. Neefs Raymond Neefs, eigenaar van de likeurstokerij Elixer d'Anvers in Antwerpen, koopt het schip in 1944. Hij brengt het naar Antwer pen en laat het restaureren dooreen scheepstimmerman aan de Vlaamse Kaai. Bij die gelegenheid wordt onder andere een gang vervangen. Het schip krijgt de naam Windroos weer terug. Neefs zei tegen zijn kinderen dat de naam van een schip veranderen ongeluk bracht, dus... A. van Gysel De Windroos, wedstrijdnummer OB 1, blijkt aan de verwach tingen te voldoen en toont zich een volwaardige concurrent de Jetty. Volgens een ingezonden brief in A.N.W.B. Waterkampioen ie jaargang no. 1 an 7-i-'27 wordt de Windroos in 1927 uit gedaagd door Leon Huybrechts, eigenaar van de Jetty. Er zal gestreden worden om de Prix Scaldis, een groot houten model van een botter. Huybrechts had deze prijs met groot vertoon gewonnen in 1923, en sindsdien durfde niemand hem uitdagen. Of die wedstrijd ooit is verzeild vertelt het verhaal niet. De prijs staat nog altijd in de jachtclub van de RYCB in Antwerpen. Van Gysel geniet niet lang van het succes van zijn Windroos. Hij overlijdt in 1928. L.F. Francois In 1931 wordt het schip verkocht aan Leo pold Florent Francois te Gent. Francois is makelaar in katoen en verhandelt die stof uit alle windstreken, van India en Egypte tot de USA. Hij verandert de naam van de Flerinneringsplaatjes van de Veere-Terneuzen race Maar de kinderen gaan geleidelijk aan het huis uit, er wordt minder met de Windroos gezeild en in 1958 valt het besluit het schip te verkopen. Het schip is jarenlang in onderhoud geweest in Tholen bij Van Duivendijk en is in prima conditie. Vanwege de verkoop wordt een motor ingebouwd.Tot die tijd gebruikte Neefs, net als Fran cois, een bijbootje met een buitenboordmotor als mechanische voortstuwing nodig was. Het duurt niet lang voor een koper zich aandient en het schip verkocht wordt naar Engeland G. Dyas. De nieuwe eigenaar is Gerald Dyas, eigenaar van een keten ijzerwinkels. Samen met zijn broer zeilt hij enthousiast in diens draak. Maar Gerald zoekt een wat groter schip als weekendhuis voor zijn gezin. In Antwerpen vinden ze de Windroos op het droge, klaar om zo mee weg te varen. Bovendien is het schip drager van de Blauwe Wimpel, de seizoensprijs voor het snelste schip. Dat spreekt Dyas zeer aan en de koop is dan ook snel gesloten. De Windroos wordt Consent nummer 23 j voorjaar 2007 5 in 1958 overgezeild naar Engeland. In 1961 overlijdt Gerald Dyas. Met de Windroos wordt allengs minder gezeild en in 1965 wordt het schip te koop aangebo den. De familie hoopt vurig op een Nederlandse of Belgische koper. Thuis in Emsworth omstreeks i960. W.van Rootselaar Wim van Rootselaar gaat onverdroten door met de restau ratie. Het vereiste vakmanschap wordt verzorgd door Klaas Bood, die een werf heeft in Nijkerk. De restauratie omvat on der andere vervanging of versteviging van een groot aantal spanten en het aanbrengen van een middenzaadhout over de volle lengte van de romp. Midscheeps is ook onder het dek een balk aangebracht van mast tot helemaal in de kop zodat vóór de mast een zeer stijve driehoek ontstond. Dit zal de langsscheepse stijfheid, toch een zwak punt van de hoogaars, sterk verbeteren. Verscheidene andere aanpassingen, onder andere dwars scheepse trekstangen, moeten de stijfheid van het voorschip verbeteren. Het mastspoor wordt vernieuwd en dubbele want- puttingen worden aangebracht op de zij- en bakstagen. De mast wordt verlengd met het al eerder genoemde resultaat van een vergroting van het zeiloppervalk naar 113 m2. Om dit enorme tuig te kunnen dragen op de zeer lichte romp zijn de nodige constructieve aanpassingen gedaan, ondermeer stalen spanschroeven in het zeilwerk en een massief schot van 4 cm dik ter plaatse van het grootspant. Deze aanpassingen heb ben de romp een stijfheid gegeven die het mogelijk maakt de verstaging snaarstrak te zetten. Het gevolg is dat de Windroos zeilt als een scherp jacht, hoog aan de wind en direct reagerend op ieder vlaagje. Maar bij al deze aanpassingen wordt de oorspronkelijke romp- vorm met grote zorg gehandhaafd. Een nieuw dek en een nieuwe kajuit voltooien de restauratie. Bij nader inzien heeft Wim van Rootselaar nóg spijt dat hij toen het vlak niet heeft vernieuwd. Het oude vlak is gebreeuwd met werk, boven water is het schip met katoen gebreeuwd. De aanpassingen blijken succesvol. De wedstrijdresultaten laten zien dat de Windroos een geduchte tegenstander is en veelal zelfs de grote lemmeraken te snel af is: ze eindigt door gaans in de top drie van het veld. Er worden in die jaren heel wat bekers en trofeëen gewonnen in Holland en Zeeland. In 1995 besluit Van Rootselaar de Windroos te verkopen. Inspectie op de wal, juli 1958. J.H. Bakker Jan Hendrik Bakker koopt het schip in Oktober 1965 en laat het in het voorjaar van 1966 van Emsworth aan de Engelse oostkust naar Monnickendam slepen. In 1967 volgt dan de registratie bij Lloyd's onder de naam Windroos, eigenaar J.H. Bakker, en de inschrijving bij de KWV Loosdrecht. De Windroos blijkt nog steeds een goede zeiler. De reputatie van de hoogaars is zodanig dat ze in 1976 model staat voor een stalen hoogaars in visserman uitvoering door W. de Vries Lentsch. Helaas wordt dit schip nooit gebouwd. De tekeningen bevinden zich in de collectie van het Fries Scheepvaart Museum. Maar het schip vertoont als gevolg van haar leeftijd hier en daartoch de nodige mankementen. Diverse tochten naar Van Duivendijk in Tholen (1970) en Bültjer in Ditzum zijn nodig om het schip weer op orde te brengen. De restauratie van de inmiddels 50-jarige Windroos is een con tinu proces dat helaas wordt onderbroken door het ontijdige overlijden van Jan Bakker in 1985. De erven zoeken een liefhebber die het schip voor verval kan behoeden. A. Hoek en W. van Rootselaar Wim van Rootselaar en André Hoek, zeilvrienden van Michael, de zoon van Jan Bakker, kopen in 1985 samen de Windroos. Door de half uitgevoerde restauratie van dekken en roef is het interi eur blootgesteld aan weer en wind, en vooral regenwater. Een uitgebreide inspectie toont dat de romp nog in redelijke conditie is, maar vlak en dekken zijn ronduit slecht. De conclusie is dan ook: de romp is voor 60% goed tot zeer goed. Vlak en enige leg gers moeten vernieuwd. De problemen zijn te wijde naden van de nieuwe gangen, het achterschot en het hechthouten dek. Wim en André varen het schip naar Nijkerk. In een loods nemen ze het schip van voorjaar'86 tot april '88 zeer grondig onder han den. Omdat André Hoek bezig is een eigen bedrijf op te starten en de restauratie veel meer werk blijkt te zijn dan van te voren ingeschat, koopt Van Rootselaar hem uit in 1986.

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2007 | | pagina 4