De mensen van de Windroos Behalve over het schip is er ook een heleboel te vertellen over 8 Consent nummer 23 voorjaar 2007 Peter Hamer en Jan Hendriksen 1925 In 1925 gaf A. van Gysel, vice-commodore van de Royal Sailing Club Gand, aan de werf van Annemans opdracht de Windroos te bouwen. Over Van Gysel weten wij eigenlijk niets, behalve dat hij bankdirecteur was en dolgraag van de Jetty wilde winnen. We weten niet eens zijn voornaam. Van Gysel overlijdt in 1928. 1931 De Windroos wordt in 1931 verkocht aan Leopold Florent Francois in Gent. Hij is de zevende zoon op rij en daardoor automatisch het petekind van de Belgische koning Leopold, vandaar de voornaam. Afkomstig uit een familie die in Aalst in ijzerwaren handelde, vertrekt Francois naar Gent en wordt daar katoen ma keiaar. Hij is getrouwd en heeft twee zoons en een dochter. In het clubhuis van de RSCG in Langerbrugge ontmoeten we de familie Francois, ledereen is opgetrommeld en ze zijn bijna allemaal gekomen. De jongste is 1 jaar oud. Een tafel vol fotoalbums, losse foto's, een journaal, ledereen wil de foto's bekijken. De meeste aanwezigen hebben nooit op het schip gevaren, de albums zijn voor een groot gedeelte onbekend. Om de foto's te bekijken moeten wij echt om de familie heen, en we wachten dus maar tot het grootste enthousiasme geluwd is. Aan een grote tafel, tijdens de lunch, vertelt de dochter van Leopold Florent met verve over het plezier van de tochten met de Windroos. Alleen, Windroos is dan geen Windroos. Francois verandert namelijk de naam van het schip in I'm alone, naar de titel van een boek van Jack Randall dat hem zeer aansprak. In de zomer is de thuishaven Terneuzen, de winterberging is in Langerbrugge, de haven van Gent. Een van de zoons, Francois, zeilt fanatiek: Olympiajol, Finnjol, en ook hoogaars. Ze doen met de Windroos mee aan alle grote wedstrijden, doorgaans met goede resultaten. De Windroos heeft een vaste schipper: Guust, uit Terneuzen. De achternaam is er bij ingeschoten, maar schipperen kon hij! En afwassen ook! Tijdens de oorlogsjaren wordt er nauwelijks met I'm alone gezeild, omdat de Westerschelde verboden gebied is. In 1944 wordt om de haven van Gent zwaar gevochten, de bommen vallen in de directe omgeving van de jachthaven. De jachtclub wordt zwaar beschadigd en ook de schepen lopen schade op. I'm alone zinkt en overleeft op die manier de oorlog. Na de bevrijding in 1944 wordt het schip gelicht Eind 1944 overlijdt Francois. De familie zet het schip te koop. 1944 Raymond Neefs koopt in datzelfde jaar de Windroos. Neefs heeft een likeurstokerij en drankenhandel in Antwerpen. Op zoek naar verhalen belanden we bij de jongste dochter van Raymond, Michelle, en haar man in hun huis in Koksijde. Michelle Neefs was negen jaar toen haarvader de Windroos kocht:"Mijn vader zei dat de naam van een schip veranderen, ongeluk bracht. Dus werd het weer Windroos". Tot op de dag van vandaag zijn er bordjes aan boord waarop aan de ene kant Windroos en aan de andere kant I'm alone staat. Rond een tafel vol foto's, krantenknipsels, gewonnen prijzen, herinneringsschildjes, komen de herinneringen. Mooie beelden die al bijna vergeten waren en nu met enthousiasme en warmte weer naar boven komen. Hoe de granaatscherven nog in de mast zaten toen ze het schip voor de eerste keer zagen. Hoe maman kookte, schipper Felix afwaste en Michelle afdroogde. Hoe de schipper vertelde dat hij nooit zeeziek was, alleen op een kameel. Neefs was enthousiast maar zijn enige zeilervaring tot dat moment was met een zeilwagen op het strand van De Panne. Hij kocht de hoogaars omdat hij met zijn vrouw, vier dochters en twee zonen op vakantie wilde en hem dit de goedkoopste manier toescheen. "Ter gelegenheid van de eerste vaartocht had mijn vader voor alle kinderen matrozenpakken en petten gekocht. Mooi uitgedost ging iedereen aan boord. Maartegen het eind van de vaartocht waren al onze petten overboord gewaaid." Michelle moet er nu nog om lachen De nieuwe thuishaven van de Windroos is bij de RYBC in Antwerpen. De eerste schipper is Alphons de Coninck, afkomstig De familie Francois op I'm alone, 1935. Consent nummer 23 voorjaar 2007 9 Michelle laat een foto zien van het schip dat in vreselijk weer de wedstrijd Veere-Terneuzen zeilt. Ze herinnert zich nog Felix aan het roer, alle zware dingen van boord gehaald, de Vaar maar dicht onder de kust, dan kom je vanzelf in Oostende, 1958. kinderen op hun knieen achter de zwaarden om minder wind te vangen en moeder biddend in de kajuit! Maar er werden ook verre vakantietochten gemaakt zoals naar Amsterdam, waar ze-van de prins geen kwaad wetend-vastmaakten aan het koninklijk jacht Piet Hein. De Nederlandse waterpolitie vond dat geen goed idee. De kinderen worden ouder, gaan uit huis, er wordt minder gevaren en in 1958 wordt het schip verkocht... naar Engeland. 1958 De nieuwe eigenaar is Gerald Dyas, eigenaar van een keten van winkels in ijzerwaren. Met de vaste schipper Felix Saeys als loods zetten ze zeil naar Breskens. Mevrouw Pauline Kennedy-Hawkes, weduwe van Gerald Dyas, is inmiddels gojaar oud maar herinnert zich de reis nog van uur tot uur. Zij vertelt: "Van Breskens zetten wij koers volgens de instructies van Felix: vaar maar dicht onder de kust dan kom je vanzelf in OostendeMet een zuid-oosten wind lukte dat prima. De volgende dag werden we door een forse zuid ooster storm uit de kust gedreven. Alle zeilen moesten worden gestrekenen voor top en takel dreven we af. Toen de wind ging liggen hebben we een fokje gezet en bereikten we aan het eind van een enerverende dag Nieuwpoort. Omdat alleen in de weekeinden kon worden gezeild werd het schip achtergelaten, om een week later terug te keren voor de vaart naar Dover. Er was nauwelijks wind en met een motor die niet meer was dan een thuiskomertje bereikten we Dover na een lange dag varen net voor er weer een storm losbrak. Door de enorme golven slingerde het schip dermate dat een stag brak, wat ter plaatse gerepareerd moest worden. Het kostte daarna nog drie weekeinden om uiteindelijk Emsworth Harbour te bereiken waar het schip haar thuishaven kreeg"... Defamiliezeiltveelenintensiefmethetschip,en maakt onderandere een tocht naar Wight. Dat is met vader, moeder en drie dochters op zo'n groot schip geen sinecure, maar wel een prachtig avontuur. De familie Dyas geniet maar kort van de Windroos. Gerald overlijdt in 1961. Na zijn overlijden wordt alsmaar minder met de Windroos gezeild en tenslotte wordt het schip te koop aangeboden. van Klinge. Hij is niet watje noemt een held, en heeft de neiging een grote mond te geven als iets hem niet bevalt. Het zorgvuldig bijgehouden logboek is daar heel duidelijk over. Ze komen nooit voorbij Doel, want de Schelde is gevaarlijk. Fons houdt het maar net een jaar uit. De volgende schipper van de Windroos is Felix Saeys. Felix is eendenjager, een doorgewinterde zeiler, voor niets en niemand bang en hij kent de Schelde als geen ander. Bij de eerste tocht met Felix als schipper blijken ze zomaar opeens in Vlissingen te liggen. De wereld ligt aan hun voeten. Er wordt van April tot November vrijwel ieder weekeinde gezeild. Ook al in 1945, toen voor de vaart in Zeeland nog een vaarvergunning moest worden aangevraagd bij het Canal Security Office op Zuid Beveland. Zoon Bernard is een goede leerling, een fanatiek zeiler. Hij is bovendien een durf-al,wat ook blijkt uitzijn latere loopbaan als testpi loot. Alle grote wedstrijden worden gevaren, waarbij de strijd om de eerste plaats heel vaak tussen de Jetty en de Windroos gaat. Hoewel de families goed met elkaar omgaan (Willy, de zoon van Leon Huybrechts, vaart regelmatig mee met de Windroos) is de rivaliteit enorm. "De Grote Leon" is een icoon van de Vlaamse zeilerij en is het aan zijn eer verplicht te winnen. Dat het er dan ook niet altijd even vriendelijk aan toe gaat blijkt uit een brief die Neefs aan Huybrechts schrijft tijdens de Antwerpen week in 1947, waarin hij zich erover beklaagt dat de Jetty kort voor de race met een ongeauthoriseerde nieuwe meetbrief (en betere handicap) aankomt, terwijl ze niet opnieuw gemeten is. Het verschil van twee procent in handicap zorgt er voor dat de Jetty vaak met de overwinning gaat strijken, terwijl de Windroos meer dan eens de snelste is op ongecorrigeerde tijd. Het volgend jaar, tijdens de Antwerpen week van 1948, komt de Jetty bij de eerste manche op zaterdag niet op gang, en verliest zowel op de heen- als op de terugweg meer dan 7 minuten op de Windroos. Felix, de schipper van de Windroos, is door het dolle heen, maar Huybrechts is furieus. Hij laat zijn schip diezelfde avond nog droogzetten en ontdekt een spijker in de romp met daaraan een stuk electriciteitsdraad. Een kale plek onder de waterlijn van de, juist de dag voor de race pas geschilderde, romp bewijst dat daar een emmer aan heeft gehangen. De dader ligt natuurlijk op het kerkhof, al laat de pers wel duidelijk weten dat het niet éen van de deelnemers kan zijn geweest:"Ie grand malin qui a fait cette blague n'est certes pas a chercher parmis les yachtsmen chez qui la sportivité est au-dessus de tout éloge". Die zijn te sportief voor dergelijke kwalijke grappen. De tweede dag van de race neemt de Jetty wraak, en gaat uiteindelijk toch nog met de trofee naar huis.

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2007 | | pagina 6