'iö l
1
Het oestervaatje
f Jü
■1
12
Consent nummer 23 voorjaar 2007
1
^2-
Bonnie Joosse
Met Hector op weg.
De behoefte om vloeistoffen en vruchten ergens in te doen om ze te bewaren en te transporteren is zo oud als de mensheid zelf.
Men gebruikte notenschalen, kalebassen en dierenhuiden. Blokken hout werden uitgehold. Van klei werden kruiken en potten
gemaakt. Potten van hout waren duurzamer.Tonnen en kuipen werden belangrijke verpakkingen.
Tinus Schot zoekt de duigen voor een
vaatje bij elkaar.
Kuipers verenigden zich in gilden. Etenswaren, drank,
handelsprodukten en haring zaten in tonnen en kuipen. Kuipers
gingen zich specialiseren, er kwamen biervaten, inpakvaten,
whiskyvaten, olievaten, wijnvaten in standaardmaten. Na de
Eerste Wereldoorlog begon de opmars van het ijzeren vat.
Hout hield nog stand daar waar er pekelen, zuren en logen aan
te pas kwam. Alcoholische dranken rijpen ook nu nog steeds
op houten vaten. Na de Tweede Wereldoorlog verdrongen
kunststof en roestvaststaai de vele kuipersprodukten. Een van
die kuipersprodukten was het oestervaatje.
In Yerseke en Tholen werden de oesters die daar gekweekt
werden in vaatjes verpakt om getransporteerd te worden.
Tot 1963 waren er op Yerseke drie kuiperijen, Van Es, nog een
Van Es en De Bliek. Deze bedrijven, gemiddeld zo'n 5 man groot,
leverden op bestelling aan de oesterbed rijven de verschillende
groottes oestervaatjes. Onder de werkers in de kuiperij was een
strikte taakverdeling. Alles was erop gericht om zo snel mogelijk
zo veel mogelijk oestervaatjes te produceren. Eén man maakte
de benodigde materialen klaar zodat de anderen in tempo door
konden werken. Lopende band zonder lopende band!
De opzetter zette de losse plankjes in een ijzeren hoepel aan de
basis van het vaatje. Dan werd het vaatje in de "winne" gezet, een
werkbank met aan de ene kant een naar binnen gebogen zijkant. In
de werkbank zat een schroef met aan de ene zijkant een wieltje met
een handvat. Het openstaande vaatje werd in de holle zijkant gezet,
waar een ronde beugel het vaatje vasthield. Door aan het wieltje te
draaien werden de plankjes naar elkaar toegetrokken en konden de
andere ijzeren hoepels er om worden gelegd. Zodra dit klaar was ging
het vaatje naar de volgende kuiper die de ijzeren banden een vooreen
Met zijn vrouw in de werkplaats. Op de
striekbank worden duigen geschaafd. De
doorgezaagde vaatjes staan op de planken.
Het vat wordt opgezet in een ijzeren
band. En als je werkt trekje je jas uit!
Consent nummer 23 voorjaar 2007
13
verving door tenen hoepels. Die werden in elkaar gevlochten rondom
de plankjes. Dan kwam de spiekerjongen die de tenen hoepels
vastspijkerde.Tot slot werd het deksel gemaakt, waarbij de plankjes
op de plaats waar het deksel moest komen aan de binnenzijde een
beetje taps werden afgestoken met een kuupmes.
De vaatjes werden gemaakt van plankjes, duigen, van Zweeds
vurenhout. De wilgentenen kwamen per schip uit de Biesbosch. Daar
werden de tenen eerst gespleten en het zachte kern hout verwijderd.
Arjaan Bom bezorgde de tenen, hoog opgetast op een open wagen.
De wilgentenen waren van verschillende lengte, bestemd voor
verschillende maten vaatjes en hadden namen als kitteband, van
ongeveer vier voet 120 cm, karrebands en halfvats.
De ijzeren banden die dienden als maten voor verschillende vaatjes,
lagen gereed voor gebruik. Aan de plankjes werd een schuine zijkant
gemaakt op de striekbank, een schaafbank.
De oesterhandel bepaalde de grootte van de vaatjes. De oesters
werden in diverse maten verhandeld. De oesters werden per 500,
250,100 en 50 verpakt. Op het vaatje kwam het aantal oesters te
staan waarvoor het bestemd was en de maat van de oesters. In de
vaatjes deed men zeewier,"klappers", om de oesters vers gehouden.
De vaatjes waren niet waterdicht, omdat de oesters dan in hun eigen
water zouden gaan rotten. Nu lekte het overtollige water er uit.
In de zomermaanden, als de hele oesterhandel stil lag, was
er geen werk voor de kuipers. Sommige knechts werkten in
de zomer als schilder. Eind september begon het kuipwerk.
De oesterhandelaren kwamen per dag, soms zelfs meerdere
keren per dag, vaatjes bestellen. Doordat er geen opslagruimte
was konden de kuipers geen voorraad aanleggen. Ook de
oesterbed rijven hadden geen vaatjes op voorraad. In het drukke
oesterseizoen werden de werkdagen alsmaar langer. In oktober
werd gewerkt van 6:00 tot 18:00 uur. In november begon men
om 5:00 uur, in december om 4:00 uur. De veertien dagen voor
de feestdagen moest er soms al om 2:00 uur begonnen worden.
Na Pasen was er nog nauwelijks handel in oesters en was er
geen werk meer voor de kuipers.
De kuiperij is nooit een goudmijn geweest. Door het steeds
kleiner worden van de vaatjes werden deze relatief gezien ook
steeds duurder. In de strenge winter van 1963 vroren de oesters
dood en stortte de oestercultuur in. Dit betekende de doodsteek
voor de kuiperijen. Ondanks het feit dat er door de drie Yersekse
kuiperijen om een regeling werd gevraagd kwam er geen
i -
tegemoetkoming van het rijk om hun problemen te verlichten.
In Tholen was één kuiper, Tinus Schot. Een van de twee kuipers
Van Es uit Yerseke wilde een kuiperij in Tholen vestigen. Tinus
Schot kwam daar 1924 in dienst. In 1926 trouwde hij met
Leuntje Ouist en kocht Van Es uit. Kennelijk had hij gezien tot
welke werkdruk het niet hebben van een opslagplaats leidde.
Hij zorgde ervoor een plaats te hebben waar hij in het vooruit
gemaakte vaatjes op kon slaan. Schot en zijn vrouw werkten
samen. Een knecht, dat vonden ze maar niks. Tinus maakte de
vaatjes, Leuntje deed de biezen, de tenen, er omheen en vlocht
ze met een "wrong" aan elkaar. Ze klemde de biezen onder elkaar
vast, gebruikte geen spijkers zoals in Yerseke. Om een klein vaatje
te krijgen, werd een groot vat in tweeën gezaagd. Twee in een,
zogezegd. Er waren zo'n 23 of 24 soorten vaatjes, elk voor een
andere hoeveelheid en maat oesters.
In 1954 werd het huis van Schot afgebroken omdat hetopde plaats
stond waarde nieuwe oprit van de brug over de Eendracht moest
komen. Er werd een nieuw huis gebouwd op de Kaaij. Achter het
huis stond de loods van aannemer Guliker. Schot huurde daar
de helft van om zijn vaatjes op te slaan. Hoewel er vaatjes in het
vooruit gemaakt werden was het in het oesterseizoen, als Bona
Fides van de firma Bal en het oesterbed rijf van de gebroeders
Baay op volle toeren werkten, ook druk bij Tinus Schot. Maar in
de zomer deed hij ook ander werk. Bij fruitkweker Van den Berge
wekenlang de deksels slaan op de tonnen waarin aardbeien
naar Goes vervoerd werden. Of mossels helpen verzaaien en
dakpannen witten voor de oesterteelt.
Zowel in Yerseke als in Tholen werden de vaatjes vervoerd op
lange kruiwagens. Die werden getrokken, niet geduwd. Ook lange
smalle karren werden gebruikt. Van Es in Yerseke gebruikte een
tijdlang een trekhond, Hector, onder een van de wagens. Tinus
Schot oogste bewondering als hij door de smalle bochtige straten
laveerde met zijn kar hoogopgetast met vaatjes. In 1963 was hij 65
jaar. Eigenlijk wilde hij nog wel een paar jaar doorwerken. Maar de
oesters waren doodgevroren en voor zijn bedrijf was het toen ook
afgelopen. Op zijn 65e ging hij met pensioen.
Toen de oesterteelt weer wat opkrabbelde was ervoor de kuiper
geen werk meer. Er kwamen klein spanen oestermandjes waar
geen kuipersvaardigheden voor nodig waren.
Met dank aan Frank de Klerk en M. Moerland.
De ijzeren band wordt vervangen door
een tenen hoepel.
De bodem wordt vastgestampt.
Afschuinen van de bovenrand met het
kuupmes.