Verdwenen scheepstypen van de Schelde
en haar zijrivieren
Vanuit de doelstelling van de Stichting Behoud Hoogaars heeft 'Consent' de afgelopen jaren
voornamelijk schepen voor de visserij beschreven en meer specifiek de hoogaarzen en hengsten,
zoals die de voorbije 150 jaar in het ons bekende gedeelte van de Scheldedelta werden gebruikt.
20 CONSENT N R. 24 VOORJAAR 2008
Peter Homer/Jon Annemons
De Schelde kent echter ook een gedeelte bovenstrooms van
Antwerpen, waar de visserij zeker zo'n belangrijke bron van
bestaan was en waar eeuwenlang vracht- en visserschepen
zijn gebouwd. De scheepsbouwgeschiedenis van dit stuk
rivier, in Vlaanderen de Zeeschelde genoemd, is desondanks
grotendeels onontgonnen gebied.
Op de meeste oude afbeeldingen van deze regio (Zeelandia
descriptio, de voorstellingen van de rede van Antwerpen)
zijn vrijwel alleen rondgebouwde vissersschepen te zien.
Afbeeldingen van hengsten en hoogaarzen verschijnen pas in
de loop van de 17e eeuw. Afgezien van de vraag waarom "onze"
schepen niet eerder werden afgebeeld, is het de moeite waard
eens te kijken welke ronde schepen op de Schelde werden
gebruikt, wat ervan bekend is en waar ze werden gebouwd.
Pentekening von Pieter Breugel de Oude
Kopie: Scheepvoortmuseum Boosrode
De Schelde was eeuwenlang de grensrivier die het hertog
dom Brabant van het graafschap Vlaanderen scheidde. Dit
vertaalde zich ook in de scheepsbouw: de schepen langs de
Brabantse oever waren voller gebouwd, gladboordig en met
kromme stevens, terwijl de schepen langs de Vlaamse kant
meer rechte stevens hadden, en doorgaans overnaads waren
gebouwd. De reden hiervoor was niet dat de Brabanders meer
Bourgondisch waren aangelegd, de oorzaak lag hoofdzakelijk
in de beschikbaarheid van het hout. Schepen die voller zijn
gebouwd vragen meer hout en dat was in Brabant ruim
schoots voorradig.
Veel van de van oudsher op de Schelde en haar zijrivieren voor
komende schepen zijn verdwenen. In de archieven worden de
namen van diverse scheepstypen vaak door elkaar gebruikt
en, als de dienstdoende ambtenaar weinig van schepen af
wist, voldeed vaak de term "schuit". Uit haven- en tolarchieven
valt zonder uitgebreide studie dus niet veel af te leiden. Maar
er is een andere bron.
Van de werf van De Landtsheer en zijn opvolger Van Damme
in Baasrode zijn uitgebreide en zeer gedetailleerde bestek
ken bewaard gebleven die een beeld geven van de schepen
die daar sinds het midden van de 18e eeuw zijn gebouwd.
Maurice Kaak, scheepsbouwer/-restaurateur en gekend model
bouwer, heeft die bestekken bestudeerd en in kaart gebracht.
Zoveel detail was daaruit af te leiden dat het mogelijk bleek
van deze schepen historisch verantwoorde reconstructies te
maken. Veel modellen zijn reeds gebouwd en in het museum
van Baasrode te bezichtigen. Andere zijn in productie en
zullen t.z.t. aan de verzameling worden toegevoegd. Aan de
hand van deze modellen wordt een beeld geschetst van de
scheepvaart op de Schelde en haar zijrivieren in de voorbije
tweehonderd jaar.
Uit de bestekken blijkt ook dat er sprake is van een Brabantse
scheepsbouwfamilie. De tot deze familie behorende typen
waren zowel wat betreft uiterlijk als constructie sterk aan
elkaar verwant. Het uiterlijk wordt bepaald door de ronde
stevens en de zware, volle boegen. Bij de grotere schepen is de
voorsteven licht achterovergekromd, waardoor de top in de
richting van de masttop wijst. Vooral bij de kleinere schepen
en boten heeft de constructie van de inhouten veel weg van
die van de botter en kenmerkt zich door afwisselende spanten
of knieën en liggers. Dit in tegenstelling tot de Zeeuwse hoog
aars, waarbij de spanten met de liggers zijn samengevoegd en
afzonderlijke knieën ontbreken.
CONSENT NR. 24 VOORJAAR 2008
21
Brobonder
Foto: Scheepvoortmuseum Boosrode
De brabander
Reeds in 1560 vervaardigde Pieter Breughel de Oude een
pentekening van Baasrode, waarop een scheepje te zien is,
dat al de kenmerken van de Brabantse schepen vertoont:
rond gebouwd, met kromme stevens, zwaar in de boegen en
breed in de zij. Vanuit de bestekken van De Landtsheer is een
dergelijke boot bekend: de schippersboot, voorloper van de
latere algemeen verbreide Brabantse boot of brabander.
De brabander is het kleinste type van de Brabantse familie.
Het is een boot van ca. 4 meter lang bij een breedte van 1,35
meter, met een plat vlak, een ronde voorsteven en rechte
achtersteven. De zijden bestaan uit twee of drie gladboordig
geplaatste gangen met daarboven een zwaar berghout. Deze
boot werd veel gebruikt als bijboot bij de grotere vracht
schepen, de otters en de pleiten van de Vlaamse binnen
wateren. Hij werd gebruikt voor het transport naar de wal
en bij de dagelijkse werkzaamheden aan boord zoals het uit
brengen van lijnen en het boegseren* Veel schippers hadden
hun bootje uitgerust met een zeil, roer en zwaarden om wat
grotere afstanden gemakkelijker te overbruggen.
De 19e eeuwse brabander was, met inhouten van 2 duim dikte
en huidgangen van 1 duim, kleiner en lichter gebouwd dan
de 18e -eeuwse schippersboot. Desalniettemin was het een
relatief zware boot, die moeilijk aan boord te takelen was. Om
die reden werd in de loop van de 20e eeuw de brabander
geleidelijk vervangen door de veel lichtere en goedkopere
ijzeren schippersjol.
Boegseren: een schip in een haven verhalen of naar een ankerplaats
slepen met één of meer roeiboten.
Brobontse visboot
Foto: Scheepvoortmuseum Boosrode
De Brabantse visboot
Een iets grotere uitgave van de brabander is de Brabantse vis
boot. Deze boot werd veel gebruikt door de vissers van Baas
rode, Rupelmonde en Mariekerke, en wordt daarom ook wel
(abusievelijk) "Mariekerksejol" genoemd.
De visboot vertoont ook weer de typische kenmerken van
de Brabantse familie en toont in haar constructie al veel over
eenkomst met de pleit en de otter. Terwijl bij de kleine boten
de spanten en wrangen elkaar aflossen worden de visboten
gebouwd met op de wrangen geplaatste spanten, met daar
tussen steeds een knie. In het begin van de 19e eeuw werden
ze gebouwd met een boeisel, 50 jaar later hadden ze een
breed berghout, dat aan de bovenkant was uitgekapt en zo
een boeisel vormde. De sterk oplopende voorsteven had een
afgeronde kop, waaardoor een pen was gestoken, waaraan
het voorstag werd bevestigd.
Er beginnen zich enkele aanpassingen aan het visbedrijf af
te tekenen. De visboot was ca. 6 meter lang en was voorzien
van een vast voordek met een luik. Bij meerdaagse tochten
diende het kleine vooronder als bemanningsverblijf voor de
driekoppige bemanning. Achter het vooronder lag de hoos-
kuil, gevolgd door het bundek met de trog. Achter de bun was
de werkruimte, uitgerust met een losse werkplank waarop de
vis werd schoongemaakt.
De visboot had een steekmast met fok en sprietzeil, een aan
gehangen roer met klik en ronde zwaarden.
Brobonder ochterboot
Foto: Eduord Jocobs:Wij schippers von weleer