Dg geschiedenis van
het veerschip "Anne Marie"
De hoogaars "Anne Marie" bestaat niet meer. Maar de geschiedenis van dit schip is eigenlijk heel
typerend voor de geschiedenis van de hoogaarzen in het algemeen: gebouwd voor een onder
nemende schipper, een bewogen leven met steeds wisselende inzet, achterstallig onderhoud en
een roemloos einde. En daarom is het de moeite waard dit verhaal eens in zijn geheel te vertellen.
2 CONSENT NR. 24 VOORJAAR 2008
Peter Hamer
Jannis Kusse is geboren in 1876 als zoon van Josias Kusse en
Geertruida de Fouw op het "Plaetje", een eiland in het Sloe voor
Arnemuiden. In 1906 wordt het gezin met drie kinderen, waar
onder Jannis, verdreven door het water. Jannis trouwt in 1908
met Johanna van Belzen, bijgenaamd Jans Tood, en verdient
de kost als zandschipper en gelegenheidsvisser. Ze wonen aan
Het begin
Na de inpoldering van de Lodewijkspolder (later de Wilhelmina-
polder) oostelijk van Wolphaartsdijk in 1809 wordt een veer
dienst ingesteld tussen de nieuwe polder en Noord-Beveland.
Vanaf 1823 is er sprake van twee veerdiensten op hetzelfde
traject: een van Kats naar de "slurp of nieuwe polder" en een
tweede van de Lodewijkspolder naar de Annapolder in de
ambachtsheerlijkheid Kats op Noord-Beveland.
In het laatste kwart van de 19e eeuw wordt het eerste veer
bediend door veerman Krijn Schippers jr., die in 1897 een
hoogaars laat bouwen bij De Klerk in Kruispolder, "tot uitbrei
ding en vergemakkelijking van de dienst".
Over dat schip gaat dit verhaal. Het schip kost inclusief toe
behoren fl 1029,54. Omdat voor de nieuwe schuit op kosten
van het ambacht Kats de aanlegsteiger moet worden vergroot
wordt de pachtsom verhoogd naar 30 gulden per jaar.
Het tweede veer is verpacht voor de som van 35 gulden per
jaar. De eerste veerman op deze route was ene Dirk de Heer,
die was geregistreerd als "pontevoerder". Mogelijk geeft deze
benaming het type veerschip aan. Zoals blijkt uit een ets van
Groenewegen uit 1789 was een veerpont een gekend type
schip, een platte schuit met voor en achter een oprit voor
karren. Op het oog is een dergelijk schip alleen geschikt voor
het varen op stil water. Het lage vrijboord en het ontbreken
van zwaarden suggereren dat het geen echt goede zeiler zal
zijn geweest.
Het is niet bekend of en hoe lang op dit veer met een dergelijk
schip is gevaren, hoogstwaarschijnlijk werd het veer aan het
einde van de 19e eeuw bediend met roeiboten. Vandaar dat
voor de ingebruikname van de nieuwe hoogaars de steigers
moesten worden aangepast.
De veerdienst
Er wordt kennelijk goed gebruik gemaakt van de veerdienst
en over de inkomsten mag niet worden geklaagd. In 1915
laat Schippers voor 1700 gulden weer een "nieuwen Eiken
hoogaarts model jachthoogaars" bouwen bij De Klerk. Mogelijk
omdat het grotere schip te onhandig is voor kleine groepen,
of misschien ook omdat het bij laag water niet praktisch is,
laat hij in 1918 bij dezelfde werf ook nog een nieuwe veerboot
bouwen voor 975 gulden.
Toch valt het zware werk de veerman niet mee. Leeftijd, de
concurrentie en de afbetaling van zijn nieuwe schepen zijn
mogelijk mede oorzaak dat hij in 1922 ontslag aanvraagt, wat
hem, volgens de notulen van de raadsvergadering "vanwege
overmatig drankmisbruik", maar al te graag wordt verleend. De
veerman van het retourveer, Jacob van Wieringen, verkrijgt
de pacht onder voorwaarde dat hij uiterlijk 1 Januari 1923 een
motorboot zal inzetten. Hij laat in 1922, eveneens bij De Klerk in
Kruispolder, een nieuwe hoogaars bouwen voor 2397 gulden.
De visserij
Hoewel er geen bewijs van te vinden is heeft Schippers zijn
eerste hoogaars (die van 1897) vermoedelijk al verkocht voor
hij in 1915 zijn nieuwe schip laat bouwen. De oude hoogaars,
de latere Anne Marie, is namelijk al in 1912 ingeschreven in het
visserijregister onder nummer ARM 37, een "halfgedekte plat
bodem zonder naam", eigendom van Johannes (Jannis) Kusse.
Volgens het register wordt het schip gebruikt voor de garnalen-
vangst, wat in 1914 wordt veranderd in botvisserij. Er wordt ge
vist met schutwant, samen met zijn broer Bram.
e csft
Ets: G. Groenewegen 1789
CONSENT NR. 24 VOORJAAR 2008 3
't Endegat", waar de oude Arne en het Sloe samenkomen in
de Zandkreek (ongeveer waar nu de jachthaven de Oranje
plaat is, zie ook het verhaal over de Oranjeplaat op pag. 19).
Broer Bram gaat in 1914 aan het werk voor Domeinen en
verhuist naar Zeeuws-Vlaanderen. Jannis zet de nering met
de hoogaars voort. Het schip vaart nog altijd op de zeilen,
voor een motor is geen geld. In 1936 besluit Kusse de visserij
eraan te geven en enkel zand te gaan varen. In november van
dat jaar wordt de ARM 37 in het register doorgehaald met de
mededeling "uit de visserij, nu zandvervoer".
In de pleziervaart
Na de oorlog - het is dan 1946 - blijkt een groot deel van de
oude vissersvloot verdwenen of vernield en wordt algemeen
overgestapt op (nieuwe of tweedehandse) stalen schepen.
Er is dan geen ruimte meer voor kleine ongemotoriseerde
houten schepen als de YE 13, het inbouwen van een motor in
zo'n oud casco is economisch niet verantwoord.
Het scheepje wordt in april 1946 verkocht aan W.H.J. van der
Hooft, directeur van het Zeeuws Technisch Instituut (ZTI) in
Goes. Het wordt vernoemd naar zijn twee dochters: Anne
Marie.
Van der Hooft (geb. 1896) is afkomstig uit Aardenburg en
van oorsprong opzichter bij Rijkswaterstaat (RWS). Hij is een
energieke, ondernemende persoon: naast zijn werk bij RWS is
hij actief als ondernemer, initiatiefnemer van het ZTI (opge
richt in 1922) en modelbouwer. Samen met Van der Meulen
Bosma begint hij de betonfabriek in Vlake. Als hij in 1927 wordt
voorgedragen voor overplaatsing naar Haarlem zegt hij de
RWS vaarwel. Na een aantal jaren besluiten de firmanten van
de betonfabriek uit elkaar te gaan. Van der Meulen Bosma
houdt de fabriek, Van der Hooft gaat zich volledig aan het ZTI
wijden. Aan dit instituut in Goes hebben honderden Zeeuwen
hun weg- en waterbouwopleiding gevolgd. Ze hoefden dan
niet de provincie uit voor een Hogere Technische School
opleiding elders.
Aan de
werf in
Arnemuiden
ca. 1930
Foto:
coll. L. Kusse
In 2004 beschrijft J. de Ridder het beroep van de zandschipper
als volgt:
"Het is zwaar werk. Op maandagmorgen worden de trossen los
gegooid en vaart het scheepje van de ligplaats aan het schorretje
naar de Zandkreek. Net na hoog water wordt in de geul aan de
plaat geankerd. Als het tij valt wordt een loopplank uitgelegd en
wordt met de schop en een kruiwagen zand geladen. Vaak blijft
het schip een tij over liggen om bij het volgende laagwater de
vracht compleet te maken. Bij het volgende hoogtij vaart het schip
naar de haven waar wordt gelost. Vaak is er na het passeren van
de spoorbrug te weinig wind en moet het schip worden gejaagd
naar Arnemuiden, waar bij het keienkot op het schorretje wordt
gelost. Het is dan dinsdagavond. En dat allemaal alleen. Hij (de
zandschipper) heeft wat zwarte sneeuw gezien, voor een karige
boterham."
Het zand wordt meest afgenomen door de lokale aan
nemers. Maar ook worden er wel andere vrachtjes gevaren. In
Arnemuiden is Kusse een bekende verschijning op de werf van
Meerman. Als dan ook in 1929 een nieuwe paal nodig is voor
de mastbok van de werf wordt Kusse gevraagd het transport
te verzorgen. Hij vaart daarvoor naar Bruinisse, en komt met de
mast op sleeptouw terug.
In juni 1940 verkoopt Jannis Kusse het scheepje aan Cornelisde
Ridder. Die noemt het schip "De Zwerver" en laat het registreren
onder nummer ARM 13, voor het gebruik in de kleine visserij.
Vermoedelijk zag hij een mogelijkheid de nijpende oorlogs
omstandigheden te omzeilen door zelf te gaan vissen. Maar
het vissen op de zeilen (het schip heeft nog steeds geen
motor) valt hem niet mee en in december van hetzelfde jaar
verkoopt hij de ARM 13 aan M.J.Daane in Yerseke. De registratie
wordt YE 13, het bedrijf de mosselvisserij.
Banken bij Van Wieringen
Foto: coll. fam. Schalkoort
Alszandschipca. 1938
Foto: coll. L.Kusse