10 CONSENT I NR. 24 VOORJAAR 2008 De vlieger YE 36 De vlieger YE 36 is ergens tussen 1970 en 1972 gebouwd door Piet Dekker, scheepsbouwmeester in Kortenhoef, Nederland. Het bootje is uitgerust met zijzwaarden, heefteen ongestaagde mast met spriet en twee zeilen, een sprietzeil en een fok. Er horen ook twee roeiriemen bij. Het vlak en de gangen zijn ge maakt van iepenhout. Spanten en klossen zijn van eik, net als de zijzwaarden en het roer. Mast en spriet daarentegen zijn vervaardigd uitoregon kroonhout. Wat opvalt bij nader onderzoek is de hoge mate van afwerking. Dat is te zien aan allerlei details zoals onder andere de accolade op de klos die bij de voor- en achtersteven de heve opvangt. Ook aan de inhouten is veel zorg besteed. Ze sluiten niet alleen perfect aan tegen de romp en het vlak, ze zijn ook zorgvuldig uitgelijnd en daarna glad afgewerkt. Alle scherpe hoeken zijn opgerond en geschuurd. Twee types Afgaande op die enkele exemplaren die in musea bewaard zijn gebleven, zijn er twee verschillende vliegers ontstaan: een Nederlandse en een Belgische. De Nederlandse vlieger heeft in zijaanzicht een uitgesproken banaanvorm, een lengte van ongeveer vier meter en een scherp naar binnen vallend boeisel. De Belgische variant is langer dan zijn Nederlands broertje en heeft een rechtstaand of een weinig vallend boeisel. Hij is over het algemeen ook ruwer van afwerking. Bij beide types ligt de grootste breedte vóór het midden. Van daar af begint hij zichtbaar te versmallen naar achteren toe. Bij de Belgische vlieger steken de boorden onder het vlak uit. Ze hebben een rechte zijde waartegen kimlatten zijn aan gebracht. Die zijn tamelijk lang en komen boven de water spiegel uit. Waar het vlak verder loopt dan de kimlatten, wordt de onderkant van de boorden geleidelijk weggeschaafd tot ze bij de koppen gelijk liggen met het vlak. Leggers lopen door tot tegen de zijboorden en hebben onder aan een lokgat. Oplangers zijn tegen de leggers geplaatst. (Bij de vlieger van het scheepvaartmuseum in Antwerpen liggen leggers en oplangers in één lijn.) In België noemt men deze onderdelen meestal inhouten en wrangen. Van welke afkomst ook, enkele belangrijke kenmerken hebben deze bootjes wel gemeen: een ononderbroken en sterk op lopende zeeglijn. Het smalle en platte vlak, steeds opgebouwd uit twee planken met de naad in het midden, begint vroeg op te buigen zonder abrupte bocht in de boegen en zorgt voor de lange overhangen voor en achter. De uiteinden van het vlak worden verbonden door kopstukken. Dat zijn brede hoge dubbelingen met dwarse houtdraad, die tevens de boeisels opvangen. Ze zijn zo geprofileerd dat ze mooi stroken met de lijnen van de romp. Meestal ligt nog een halfrond ijzer om ze heen om hun plaats te verankeren. Vaak loopt het halfrond door rondom de hele boot. Soms is de achterste klos voorzien van een wrikgat. Op het potdeksel worden dolpennen aangebracht; dubbel of enkel. Onder het vlak is steeds een lange scheg aanwezig met voor de stevigheid aan beide zijden een winkelhaak. CONSENT NR. 24 VOORJAAR 2008 11 Begin 20e eeuw werden in Luik bij de scheepswerf Ombret ijzeren vliegers gebouwd. Een blauwdruk ervan vermeldt dat de boten waren bestemd voor de stoomslepers van de firma Preud'homme. Waarschijnlijk zijn er dus meerdere gebouwd. Houten vliegers worden zeldzaam. Eén exemplaar bevindt zich in het scheepvaartmuseum van Baasrode. Ook het Zuiderzee museum in Enkhuizen bezit nog een vlieger. De best bewaarde vlieger ten slotte, is te bekijken in het scheepvaartmuseum in Antwerpen. De restauratie Wat de constructie betreft, verkeert de vlieger in Antwerpen nog in heel goede staat. Na een verblijf van jaren onder de afdaken van het Maritiem Park, werd het echter tijd voor een grondige opfrisbeurt. Hoewel de boten onder dak staan, ontsnappen ze niet aan het stof en de uitlaatgassen van au to's, aan de onverdeelde aandacht van duiven en meeuwen en vooral, aan de tand des tijds. De voorbije zomer werd dan ook gestart met de restauratie van de vlieger met de bedoeling hem opnieuw in optimale conditie te brengen. Dit alles is natuurlijk sneller geschreven dan gedaan. Eerst werden alle verf- en teerlagen verwijderd. Daarna werd het bootje van kop tot teen opgeschuurd. De kaal geschuurde romp werd vervolgens opnieuw van de nodige deklagen voorzien. Gekozen werd voor een afwerking met bruine teer zoals vroeger gebruikelijk was. Mast en spriet ondergingen eenzelfde behandeling. Doften en buikdenning daarentegen werden geschilderd in de diepblauwe kleur van weleer. Alle ijzerwerk werd ontroest en kreeg een conserverende behandeling met een product op basis van lijnolie. Er is bovendien van de gelegenheid gebruik gemaakt om een nieuwe bootstoel te bouwen, zodat onze vlieger opnieuw zijn prominente plaats kan innemen in de collectie van het scheep vaartmuseum, als van ouds gewapend tegen de invloeden van tijd, ontij en het weer. lijnenplon van een vlieger André Baeck is behoudsmedewerker boten van het MAS/ Nationaal Scheepvaartmuseum Antwerpen Foto's en tekeningen door André Baeck en Peter Flautekiet. Bronnen: ScheepsmodellenBinnenschepenE.W.Petrejus Schepen op de ScheldeM.Seghers en R.De Bock De vliegerM.Kaak in Spiegel der zeilvaart, 1991, nrs. 8 en 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2008 | | pagina 7