Over weerboompjes en pielstaertolie
Wel eens gehoord van een weerboompje? Een intrigerend iets. Magisch bijna. Je ziet ze bijna niet
meer. Hier en daar nog wel eens bij iemand aan de muur als versiering. Maar echt als weerboompje
niet meer. Daar wordt alleen nog over verteld.
mm
16 CONSENT NR. 25 VOORJAAR 2009
Bonnie Joosse
Een collage met gedroogde
weerboompjes uit de viswinkel
van Arie Schot.
CONSENT I NR. 25 VOORJAAR 2009
17
En dat zit zo: in een fles
met gewoon zoet water
werkt zeemos als een
soort barometer. Bij da
lende luchtdruk, dus als er
slecht weer op komst is,
komen er belletjes af die
in het struikje blijven
hangen of zich aan de
oppervlakte van het wa
ter verzamelen. Vandaar
de naam weerboompje. De
officiële Nederlandse naam is
zeecypres. Zoals de naam al doet vermoeden ziet zeemos er
niet uit als mos, maar als een kleine cypres. Het is een klein
struikje, tot 60 cm hoog, bestaande uit rechtopstaande hoofd
stelen met afwisselend geplaatste zijtakken. De kleur is geel
bruin tot doorschijnend wit. Zeecypres is geen plantje maar
een kolonie diertjes, hydropoliepen.
Tussen 1950 en 1970 werd op zeemos gevist. Ook door vissers
uit Tholen en Bergen op Zoom. De ketting van de boomkor
werd dik omwoeld met prikkeldraad en over de bodem van
een zeemosveld getrokken. Zeemos komt niet overal in de
delta voor. De ondergrond moet hard zijn en het water niet al
te onstuimig. Maar dan groeit het in flinke velden.
Vóór 1950 werd niet bedrijfsmatig op weerboompjes gevist.
Op de zeilen was dat onmogelijk, maar op de motor was het
in het najaar als er verder niets te vissen viel, een vangst die de
moeite waard was.
Aan dek werd de rol prikkeldraad ontdaan van de oogst. De
weerboompjes werden dan gespoeld en gecentrifugeerd.
Daarna op de wal in een loods te drogen gelegd. Maar niet
kurkdroog want dan breken ze. Het moet altijd nog wat klam
aanvoelen.
Voor het gebruik als barometer werd het weerboompje in een
fles water gedaan om dan in de huiskamer het weer te voor
spellen. Maar het grootste deel werd geëxporteerd. Veel naar
Zuid-Europa en Amerika. De Thoolse oogst ging naar Duits
land. De boompjes werden daar in een kleurstofbad rood,
groen en geel geverfd. Daarna werden ze ingelijst om als
versiering aan de muur te dienen.
De weerboompjes werden ook wel gebruikt als boompjes bij
modelbouw.
staartrog kan tot 1,40 m lang worden, heeft geen rugvin maar
wel een gekartelde stekel op de staart die giftig is. De roggen
leven van bodemvissen, schaal- en weekdieren.
In La pêche en Mer, een Frans sportvissersboek uit 1948, wordt
voor de steek van een pijlstaartrog gewaarschuwd. Heb altijd
een flesje ammoniak bij de hand om op de wond te smeren.
En als dat toevallig niet op je schip aanwezig is dan volgt de
raad om de lever uit de rog te snijden en die op de wond te
leggen. Dat helpt afdoende!
Roggen zwemmen tegen de platen op. Een Zeeuwse visser
liet een pijlstaartrog echt niet liggen, met of zonder ammoniak
op zak.. Eerst de gevaarlijke staart afhakken, dan de lever er uit
snijden. Die lever moest geel zijn en door je vingers glijden.
Met zwarte levers kon je niets. En natuurlijk zorgen dat er geen
gal in zit. Gal zit als bolletjes in de lever en kan er uitgesneden
worden. Afhankelijk van de grootte van de lever kreeg je 1 tot
2 liter olie, soms nog wel meer.
De lever werd buiten onder een afdakje in een netje
opgehangen. Een pan er onder zodat de olie daar in kon
druipen. Lekker in de zon en dan zo nu en dan met een stokje
er in steken om de olie er goed uit te laten druipen. Natuurlijk
waren er ook vliegen die op het netje afkwamen en de geur
was ook niet je van het. Maar voor het eindproduct, dat je
kreeg na een paar keer filteren, werd grif betaald. Een mooie
bijvangst!
De olie werd bewaard in flessen, liefst met een schroefdop.
Ookjeneverflessen waren heel geschikt.
En dan de pielstaertolie.
Hij heeft nog een paar flesjes staan, Arie Schot uit Tholen.
Pielstaertolie. Mooie oranje, heldere olie. Niet dat er nog veel
vraag naar is, maar toch. Want het werkt goed, al moet je er
wel een sterke maag voor hebben. Je neemt een lepel vol en
het helpt gegarandeerd op de plek waar het moet helpen.
Voor rheuma, zere benen, kneuzingen, allerhande ellende,
is pielstaertolie dè remedie.Tegenwoordig verdrongen door
producten uit de farmaceutische industrie heeft pielstaertolie
nog een bijzondere klank.
Pielstaertolie is olie gewonnen uit de lever van de gewone
pijlstaartrog. Linnaeus gaf hem in 1758 de officiële naam
Dasyatis Pastinaca. Het is een kraakbeenvis die voorkomt op
zand- en modderbodems in de zuidelijke Noordzee, noorde
lijke Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee. De pijl-
Een visser die een grote vangst pijstaartroggen
deed, verdiende daar een aardig bedrag
mee.
Arie Verkamman, weervisser in Tholen,
vond eens zijn hele weervisserij vol pijl-
staartroggem.Die waren zo groot als een
"Goesen 'oed". Zijn vrouw verzorgde de
pijlstaartolieproductie. En dat kon ze heel
goed.Zulke heldereoliezag je niet vaak.
En ze kwam niet eens uit Tholen. Arie
had haar op een van zijn reizen naar
de Waddenzee leren kennen: een
echte Friezin dus. Maar pielstaert
olie maken kon ze!
De schipper van de Th 49, Hendrik
Schot, vond eens een school van
zo'n 250 roggen bij de ingang van
de Zandkreek. Dat verhaal doet
nog steeds de ronde en het is geen
visserslatijn!
Als Arie Schot nog eens aan een lever
komt wordt die 'au bain marie' gekookt
en dan gefilterd door een grote papieren
koffiefilter. Dat gaat heel goed, veel sneller
het stinkt minder.
Pielstaertolie,een product metfaam.Vroeger
wel eens voorgeschreven door de huisarts.
Tegenwoordig in onbruik geraakt. Hoewel, in
zijn nog wat flesjes in voorraad. Wantje weet
nooit.