H
73 7 o D5
Met mosselen naar Roubaix
Een gesprek met een 95-jarige visser uit Yerseke
lli
^ergen-op-Zoom
erneuzen
li
S
Moervaar
rogge
Scheide
Roesela
OOST-
\t>FJ VLAANDEREN
Kortrük/ gr
Oudenaarde
Ninove
eraardsbergen
ubaix J HENEGOUWEN
At
oornik
alenciennes
werpen
Afzetgebieden in Frankrijk
Op naar Yerseke
Tocht naar Frankrijk
2 CONSENT NR. 261 VOORJAAR 2010
Franke Lok
We berichtten al eerder over de hengst D'n Bruinenen de tijd
dat dit schip al YE 199 ooit met mosselen op Roubaix voer.
En we hadden de daarbij behorende foto uit 1928 van de YE
199voor een herberg met de mooie naam "a la descente des
mariniersDoor die foto kwamen we toen terecht bij de familie
de Rooij (ooit de eigenaars) die ons heel wat over de geschiede1
nis van het schip konden vertellen. Er was echter nog een ander
schip: dat onderhield een quasi stipte dienst op Roubaix van
juli tot midden november
De herberg te Roubaix werd teruggevonden. In een totaal
vervallen staat, de vensters er uit, het dak er af, maar toch nog
steeds nuttig: het gebouw wordt nu bewoond door talloze
duiven. Het verdere goede nieuws was, dat men de kanalen
naar Roubaix terug zou openen, vooral dan voor het water-
sporttoerisme. Die kanalen waren ooit gegraven ten bate van
de enorme textielindustrie. In België kwam er bijvoorbeeld het
Spierekanaal: vanaf de Schelde tot in Roubaix. Vooral steen
kool werd uit Belgische mijnen naar Frankrijk vervoerd. Maar
ook enkele Zeeuwse mosselhandelaren profiteerden van deze
vaarweg.
Het belang van de kanalen minderde vanaf de Tweede Wereld
oorlog. Ze vervuilden en dienden zelfs als autokerkhof. In België
was het Spierekanaal vanaf 1980 niet meer in gebruik en kon
men erin de zomer uiteindelijk zelfs de waterlelies zien bloeien.
En toen kwam er een plan:de kanalen met een Europese sub
sidie weer bevaarbaar maken. En dat lukte. Een enorm werk:
uitdiepen, bruggen weer werkbaar maken, sluizen restaureren.
Afgelopen zomer was er dan de plechtige heropening en na
bijna zeventig jaar ging D'n Bruinen erin het gezelschap van
de hengst Jan Korneel en het werkbootje Providance nog eens
heen. Aan dezelfde herberg werd nog eens die foto genomen
- maar dan wel meteen andere bemanning.
Hierover berichtte de Scheepvaartkrant. Eén zo'n krant kwam
bij dhr. Wagenaar uit Yerseke terecht. En die berichtte ons dat
zijn 95-jarige buurman ook nog op Roubaix had gevaren. Met
een foto, genomen aan dezelfde locatie, met soms dezelfde
mensen op de kant maar: met een ander schip. Een goede
reden om eens naar Yerseke te rijden voor een gesprek met
buurman Philipse. Je moet wel eerst met hem afspreken want
hij is nogal eens de deur uit: een uitstapje, naar d'n biljart.
emeiain
Go
Hanswe
ZEELAND
Ferdinand Philipse, Yerseke, november 2009
foto: F. Lok
WEST
VLAANDEREN
JSÉftafst
FRANKRIJK
CONSENT NR. 26 IVOORJAAR 2010 3
Veel plaatsen in Noord Frankrijk
maakten deel uit van Vlaanderen.
Veel plaatsnamen zijn nu als het ware
verfranst, maar wanneer je er een lokaal
krantje, bijv. te Roubaix op naslaat lees je
toch heel wat Vlaamse familienamen.
Er werd gevaren opTournai (Doornik)
in België; in Frankrijk werd er verkocht
in o.a. Mortagne, St.-Amand-les
Eaux, Valenciennes, Denain, Roubaix
(Roobaais), Deülemont (Deulemonde),
Armentières (Armentiers), Lille (Rijssel),
Seclin (Sikelijn), Douai (Dowaai) en Arras
(Atrecht).
Op een druilerige zondag, midden november naar Yerseke.
Ik rijd er langs grote loodsen met bekende namen als Premie,
Roem van Yerseke, Aqua Mossel, Delta Mossel en Prins en Din-
gemanse. Eentje voert er de leuze "mosselen van goede af
komst". Ja grote namen en grote bedrijven nu. Dat was vroeger
wel anders. Toen waren de handelaars meestal familiebedrijf
jes of eenmanszaken. En hun telefoonnummer bestond toen
nog maar uit twee cijfers (nu zijn het er tien!).
De mosselkweek en -handel begon ooit in de Braakman, in
Boekhoute in België (1). Door de afscheiding van België werd
Philippine later "mosselhoofdstad van Europa". Het dichtslib
ben van de Braakman was er de oorzaak van dat de mossel-
kweek zich verplaatste naar Yerseke, waar we nu dus "Zeelands
Roem" vinden. De mosselaars van Yerseke voeren oorspron
kelijk vooral op Antwerpen, waar aan de Zuiderdokken de la
ding werd verkocht aan handelaars die ze doovoerden naar
het achterland. Later zijn de vissers dat ook zelf gaan doen. Zo
begonnen ze te varen naar bijv. Mechelen en Brussel en ook
verder de Schelde op, zelfs tot in Frankrijk!
Ferdinand Philipse is geboren (31/10/1914) en getogen Yerse-
kenaar. Je zou hem zijn 95 jaar niet geven. Scherp van geest, al
leen met zijn benen en ogen heeft hij het wat lastig. Geboren
aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, herinnert zich nu
nog dat er toen soldaten waren op Yerseke (2). Er werd name
lijk ook trompet geblazen wanneer het bijvoorbeeld tijd was
voor het eten.
Zoon van een visser die nog een hoogaars had. Toen hij de
school had afgemaakt, hij was toen twaalf, vroeg zijn oom
Désiree Sinke hem of hij niet met hem wilde gaan varen op
Frankrijk. Daar moest hij niet lang over denken: naar het verre
Frankrijk! Philipse kent nu nog het telefoonnummer van zijn
oom: 73. Sinke had een vrachtscheepje gekocht van 15m60
lang op 3 m breed met een 20 pk motor. Vroeger had dit schip
nog met paling gevaren vanuit Rupelmonde naar Nederland.
Sinke voer met zijn YE170 wekelijks op Roubaix. De drie broers
van Sinke hadden ook een vaste beurtdienst: eentje naar La
ken, eentje naar Doornik en eentje naar Kortrijk.
Ook onderweg, vooral voorbij Gent, werd er verkocht. Sinke
was erg klokvast. Tijdens het varen haalde hij geregeld het zak
horloge tevoorschijn om te zien of ze wel op schema waren.
En dat loonde, want uiteindelijk wisten de vaste klanten dit en
stonden ze op het verwachte uur al te wachten.
Op weg naar Frankrijk werden er ook al eens oesters mee ge
nomen. Die werden gelost te Gent voor verkoop aan viswin
kels.
's Maandags heel vroeg werden de mosselen geladen op de
verwaterpercelen. Dit ging met behulp van de mast en de giek
(die werden dus niet gebruikt om te zeilen). Dan ging het (met
die 20 pk) naar het Kanaal door Zuid-Beveland (er waren toen
ook nog sluizen in Wemeldinge). Op een maandag lagen er in
de sluis wel tot 25 schepen voor België.
Wie via Antwerpen voer, had bij vloed de stroom mee. De
schepen die eenzelfde bestemming hadden, probeerden daar
het eerst te zijn. Dat was vaak een ongelijke strijd tussen hen
die nog op zeil voeren en de gemotoriseerde schepen. Eerst
aankomen betekende vaak een betere prijs, maar ook een la
gere kade, waar gemakkelijker gelost kon worden.
De 170 voer echter via Terneuzen; bij vloed werd er dan "bui
ten stroom" gevaren. De sluizen in "Neuzen" werden enkel met
half tij bediend: daar diende je dus rekening mee te houden
anders kon je zes uur wachten voor een schutting. Op maan
dagavond bereikten ze Gent, meestal bij de spoorbrug.
De mosselen lagen onder een wit kleed tegen de zon. Zo
mogelijk werd ook niet in de zon afgemeerd. Wanneer er wat
wind stond werd het dekzeil wat opgelicht opdat die wind er
onder kon.