m oJüufi De Steekhengst De 'Boreas' J De voor-oorlogse geschiedenis 10 CONSENT I NR. 26 VOORJAAR 2010 Horlingen - Terschelling race 1950 foto: De Waterkampioen Over de steekhengst is weinig bekend. Er is maar weinig litera tuur waarin het type wordt vermeld. Het is beschreven door G. J. Schutten in zijn boek "Verdwenen schepen"en in zijn artikel Hengsten, niet alleen in Zeeland in de Spiegel der Zeil vaart 1997/9. E. van Konijnenburg noemt in "De Scheepsbouw vanaf zijn oorsprong (1903)" alleen de steekschuit en de ge wone hengst, maar de tekening die hij een hengst noemt lijkt als twee druppels water op onze steekhengst. Nog niet eerder was er gelegenheid een origineel exemplaar op te meten en in tekening te brengen en de reconstructies laten daarom veel ruimte voor twijfel. Veel onduidelijkheid dus over zowel het type als de herkomst. Volgens Schutten werden de steekhengsten gebruikt in de zalmvisserij, vooral op de Brielse Maas. Het visserijregister be gint pas in 1911 en de gemeentelijke registratie is, zoals in de meeste vissershavens, niet bewaard gebleven. De enige be schikbare informatie komt uit de verslagen van het College op de Zeevisscherijen. Volgens deze verslagen waren er in het be gin van de twintigste eeuw geen visserschepen geregistreerd in Den Brief Daarentegen vermelden ze van 1899 tot 1903 wel vier steekhengsten en van 1903 tot 1911 twee zalmsteek- hengsten, met als thuishaven Zwartewaal. Deze verslagen ge ven na 1911 geen vlootsamenstelling meer, omdat vanaf dat jaar de centrale registratie in het visserijregister ingaat. Vanaf juni 1911 worden vier hengsten voor de zalmvisserij vermeld in het Brielse register, allemaal van één eigenaar: J. Veltenaar Czn uit Maassluis. Deze schepen stonden oorspronkelijk ge registreerd als 'open roei zeilboot' met een inhoud van vier kubieke meter, maar dat is later veranderd in 'hengst' met een inhoud van vijftien kubieke meter, onder het zelfde visserij nummer. Het gaat dus over dezelfde schepen. Het verschil in meting is te verklaren uit het verschil tussen draagvermogen en bruto tonnage. De invoering van de visserijwet van 1909 ging gepaard met de nodige verwarring. Voorheen werd na melijk het draagvermogen van een schip gemeten, het ver schil in diepgang tussen geladen en ongeladen schip. Volgens de nieuwe wet moest het hele volume van het schip worden gemeten, de bruto tonnage. Na een aantal wijzigingen van ei genaar worden de schepen afgevoerd uit het register bij de herziening in 1947. De speurtocht naar de herkomst van onze steekhengst be gint met het zoeken naar de laatste eigenaar. In de Consent van 1994 staan de naam en telefoonnummer van de heer G. Marlet van de Stichting Noordzeebotter. Die weet te vertellen dat het scheepje in 1993 is overgedragen aan het scheepvaart museum in Baasrode. Maar uit een gesprek met de voorzitter van het museum Jan Annemans blijkt dat de overdracht nooit is doorgegaan. Weliswaar is het overdrachtsformulier destijds ondertekend, maar na een bezoek van museummedewerker Maurice Kaak aan Kortenhoef is de conclusie dat voor zo'n wrak de transportkosten te hoog zijn. Het schip blijft waar het is. En dan herinnert Piet Dekker zich de naam Durk Visser uit Middelharnis, de laatste eigenaar die er nog mee heeft geva ren en het schip bij de werf heeft gebracht. Het was ernstig lek en een onverwacht slecht expertiserapport van Kersten experts uit Enkhuizen schatte de reparatiekosten op meer dan fl.17.000,= of 65 procent van de dagwaarde. Piet Dekker zou proberen een koper te vinden, maar het zoeken bleef zonder succes. Met enige moeite wordt de heer Visser gevonden (hij woont inmiddels in Sommelsdijk) en die is meteen enthousiast over de plannen om het schip te restaureren. Hij heeft zelf in de jaren 1980 al gezocht naar de herkomst en zijn archief blijkt heel wat oude brieven en andere documenten te bevatten. Contacten met diverse musea en maritieme experts heb ben echter niet veel opgeleverd. Via de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten en het Veluws Museum komt hij terecht bij J. Van Beylen, de kenner van Zeeuwse schepen bij uitstek, die er ook niet goed raad mee weet. Hij schrijft: "Ge achte heren, Uw platbodem is een vreemd schip. Het lijkt me een kruising van een hengst en een hoogaars te zijnHet is een mengtype, waarschijnlijk een ontwerp van eigen vinding." Zoals hieronder zal blijken was hij dichter bij de waarheid dan iemand toen kon vermoeden. Uit de brieven blijkt dat er sinds 1947 drie eerdere eigenaren zijn geweest. De eerste, de heer C. Kolff uit Leeuwarden, heeft het schip gekocht naar aanleiding van een advertentie van de N.V. Nauta-werf in Leidschendam in de Waterkampioen van CONSENT NR. 26 VOORJAAR 2010 11 13 juli 1946: "te koop: een kleine hoogaarts pl.m. 10 x 3,20 m, met 35 m2 zeil en Penta hulpmotor." De benaming hoog aarts is te begrijpen vanwege het model van het voorschip, dat wel wat lijkt op dat van de Kinderdijkse hoogaars. Kolff noemt het schip 'Boreas'. De Nauta werf bestaat niet meer, de eigenaren zijn niet meer te achterhalen. Hoe de 'Boreas' op de werf terecht is gekomen blijft daarom onduidelijk. Het schip heeft volgens Kolff het grootste gedeelte van de oorlog op de werf in Leidschendam gelegen, en is daardoor helemaal uitgedroogd. Het lekt verschrikkelijk bij de tewaterlating. Om dat te verhelpen wordt het vlak met blik beslagen en er wordt een roef op het schip gezet. Na een aanvaring met een rijnaak wordt aan stuurboord voorin een gang gerepareerd en een extra spant ingezet. In 1957 wordt de romp volledig ingeblikt. Het blik is van prima kwaliteiten heeft zich door de jaren heen bijzonder goed gehouden. Zonder dit "doodskleed" was het scheepje al lang verloren gegaan. De thuishaven wordt Eerne- woude in Friesland. Kolff vaart 18 jaar met de 'Boreas'. Omdat er door het lage vrijboord nogal gemakkelijk water overkomt wordt er bij de werf van Langenberg in Leeuwarden een zetboord opgezet. Op een foto van de Harlingen - Terschelling race in de Waterkampioen van 1951 is de 'Boreas' nog zonder zetboord te zien. Kolff verkoopt het schip in 1965 aan ene Van Duuren, de ligplaats wordt Grouw. Hoe moeilijk het is dit schip in te delen blijkt uit de omschrijving van de bekende jachtontwerper J.K. Gipon in een artikel in de Waterkampioen: "het Pluut-jacht 'Bo reas'waarvan mij het te scherpe ach terschip niet beviel". Hij had kennelijk de hengstenkont niet als zodanig herkend. Na vijfjaar verkoopt Van Duuren de 'Bore as' aan H.Visser, een broer van Durk Visser, de laatste eigenaar. Het wordt in 1978 in geschreven als hoogaars in het Stamboek Ronde en Platbodemjachten onder num mer 1122. De na-oorlogse geschiedenis is daarmee dus feitelijk helemaal in kaart gebracht. Hengst volgens Konijnenburg Tussen de brieven van eerdere eigenaren zit ook een brief van Van Duuren, waarin deze vertelt dat hij in Maassluis heeft gesproken met ene Van Fessem. Deze laatste was een onder nemer die tot de dag van vandaag bekend staat als iemand die werkelijk alles van historisch maritiem Maassluis wist. Van Fessem meende dat het scheepje vermoedelijk rond negen tienhonderd was ontworpen en gebouwd in Maassluis, op de werf van Richter Uitdenbogaardt. Dit was destijds een bekende werf, waar sinds het midden van de 19e eeuw meer dan 200 loggers zijn gebouwd. Er zouden maar een paar steekhengsten in hout gebouwd zijn. De familie Richter Uitdenbogaardt was zo vriendelijk een overzicht te geven van de historie van de Boreas in betere tijden ca 1970 foto: coll. D.Visser

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2010 | | pagina 7