Ilillh
ifi
BOEKHOUTE, vissersdorp zonder haven.
Boekhoute, een dorp in Oost-Vlaanderen tegen de Nederlandse grens, hemelsbreed 7 km van Philip
pine. Waar vissers op een dag in 1830 wakker werden en ineens in een ander land woonden maar.
hun haven lag wel over de grens. Kronkelige wegen die er naar toe leiden, vermoedelijk door oude
kreken zo ontstaan. Boekhoute lag ooit aan de zuidelijke oever van de Braakman, een grillige zeearm.
In de loop der eeuwen veranderde dit water vaak van vorm: werd groter bij grote stormvloeden maar
kon ook weer aanslibben waarbij nieuw land ontstond dat dan vaak werd ingedijkt.
Landbouw, veeteelt, visserij en andere
"nijverheden"
Visserij en verkoop.
22 CONSENT 1 NR. 27 VOORJAAR 2011
Huldiging door gedeputeerde J. Douwe.
Maurice iedere zaterdag naar Baasrode om er zijn kennis over
te dragen op een schare enthousiaste leerlingen. Eerst met
enkelen, daarna met meerderen, hebben zij in de loop van al
die jaren met veel onbaatzuchtige inzet modellen gebouwd
die door hun precisie en wetenschappelijke juistheid waar
devolle museumstukken zijn. Talrijke specialisten van andere
scheepvaartmusea komen daar met grote ogen naar kijken.
Tot op vandaag zijn door die modelbouwers niet minder dan
44, letterlijk onbetaalbare en unieke schaalmodellen voor het
museum gemaakt.
Zo zie je wat een jongensdroom, de liefde voor bootjes, alle
maal heeft teweeggebracht
Bouwers onder elkaar: vlnr Maurice Kaak, Cees Droste, Han Reijnhout.
1 De familie Poschet is afkomstig uit
Frankrijk en vestigt zich in Steendorp aan
de Schelde, waar ze een scheepswerfje
uitbaat. De drie zonen komen allen in de
scheepsbouw terecht. Twee zonen baten
zelf een werf uit in de Bootstraat in Temse.
Later gaan ze elk hun eigen weg. Arthur,
de oudste, vestigt zich eerst in Merksem
en daarna begint hij een werf in Hamme.
Hij raakte vooral bekend als bouwer van
de mooiste "Brabanders". Jules, de jongste,
emigreert aanvankelijk naar Congo en
vervolgens naar Amerika. Zijn vrouw, door
heimwee overmand, verlangde er echter
naar terug te keren naar Vlaanderen. Het
is dankzij Jules dat Maurice zijn eerste
stappen in de scheepsbouw heeft gezet.
2 Eén van de motorjachten waaraan
Maurice heeft meegewerkt, kan men nog
bewonderen onder de hangar naast het
Steen, aan de Scheldekaai in Antwerpen.
3 De Omoo werd in 1947 door de
Antwerpse scheepsbouwers Meyntjens
gebouwd voor Louis Van de Wiele en zijn
echtgenote Annie Lannoo. Het was een
zeiljacht van 13,8m, een kits met twee
masten en een metalen kiel. Van 1951 tot
1953 maakten de Van de Wieles er een
wereldreis mee. Tijdens een reis rond
Afrika verkopen ze het schip dat in de
late jaren '50 in Somalië zal stranden en
leeggeplunderd worden.
CONSENT NR. 27 VOORJAAR 2011 23
Franke Lok
Boekhoute ligt aan de rand van "het zand", een natuurlijke
hoogte ook wel de "Heerste" genoemd. Boekhoute was (even
als Hulst en Kieldrecht) ooit een uitgesproken schiereiland: ge
legen op een dekzandrug, opgewaaid gedurende de droge
fase op het einde van de laatste ijstijd, zo'n 12.000 jaar geleden.
De grond bestaat uit 46% klei/poldergrond, 51% gemengd
klei/zand en 3% zandgrond.
Boekhoute was, zoals andere havens in de Scheldedelta niet
enkel een vissersplaats. Wat nogal eens vergeten wordt is dat
er in zo'n dorp ook andere nijverheden waren. Bijvoorbeeld in
de veeteelt. In 1830 - het jaar waarin België zich afscheidde
van Nederland waren er 136 paarden, 90 veulens, 290 runde
ren, 190 kalveren, 400 zwijnen, 600 schapen en 20 geiten. Gei
ten en pluimvee waren er uiteraard ook maar die werden niet
meegeteld.
En de landbouw. Stel je voor: een plaatsje tegen de (toen niet
erg toegankelijke) grens met Nederland anno 1846 waar men,
zoals overal, tamelijk zelfbedruipend moest zijn om niette veel
afstanden te moeten afleggen. Er werden dus noodgedwon
gen plaatselijk veel meer gewassen geteeld. De volgende op
somming in procenten van het gebruik van het land geeft een
mooi tijdsbeeld:
14,95 tarwe, 13,61 weide en hooiland, 9,22 rogge, 8,93 peul
vruchten, 8,8 heidegrond, 7,82 boekweit, 6,95 haver, 5,87 kla
ver, 5,3 lag braak, 4,99 bos, 4,79 aardappelen, 3,46 gerst, 2,41
wortelen, 1,92 boomgaard, 0,72 vlas, 0,24 suikerbieten, en 0,02
tuin.
Het waren niet enkel boeren die zich in die tijd voor de land
bouw lieten inschrijven. Veel vissers lieten zich inschrijven als
"kleine landgebruikers", dit om fiscale redenen! Hun bootjes la
gen over de grens en hoewel hun grootste inkomsten afkom
stig waren van de visserij hadden ze ook wel een stukje grond
dat zij door vrouw en kinderen lieten bewerken.
En zoals het een behoorlijk dorp betaamt waren er natuurlijk
ook de nodige herbergen. In 1779 waren dat er acht, nu be
staat alleen De Gouden appel nog als dorpscafé.
Na de eerste wereldoorlog (1914-1918) kwam de visserij weer
moeizaam op gang. De Belgische vissers mochten tijdens de
oorlog immers de Nederlandse grens niet over naar hun ha
ven. Dat lukte ook niet want er was langs de gehele grens de
"hollekensdraad" gespannen: een elektrische draad, tot 3 me
ter hoog, die dodelijk was. Na de oorlog was een groot deel
van de vloot dus onbruikbaar of gewoon vergaan.
De consenten (vergunning om in Zeeland te mogen vissen)
geven voor Boekhoute in 1918 slechts vier ingeschreven vaar
tuigen aan: twee roeiboten, een hengst en een hoogaars
(beide met roeboot). Op dat moment waren al 7 Boekhoutse
hengsten uitgeweken naar Zeebrugge, het aantal dat naar an
dere kust- of Zeeuws-Vlaamse havens uitweek is niet bekend.
In de periode 1918 - 1926 werden het uiteindelijk 35 vaartuigen
die met de letters BOU (de oude schrijfwijze was Bouchaute)
werden ingeschreven:
17 hengsten (waarvan 3 lemmerhengsten - kruising van een
hengst en een lemmeraak), 8 hoogaarsen, 9 boten/roeiboten
en 1 motorboot. Hengsten kwamen overigens alleen maar
voor op de linkeroever van de Schelde, tot de Braakman. Daar
om werd een hengst ook wel het "schip van de katholieken"
genoemd.
In 1934 waren er nog slechts 13 schepen.
Mede door het verzanden van de haven en van de Braakman
weken veel personen uit. Tussen 1911 en 1930 gingen er 29
naar Nederland (vooral Philippine) en 61 naar de Belgische
kust, vooral naar ZeebruggeElf vissers stopten definitief.
De vissers die te Boekhoute bleven visten nog op mosselen die
dan aan de man werden gebracht als "de echte Philippiense".
Anderen gingen over op de garnalenvangst; ze werden "voet
vissers" genoemd en kwamen ook met kokkels ("wannekens"),
alikruiken ("karrekollen"), messchelpen ("zekers") en krabben
naar de markt. Ook hielden ze zich bezig met het invoeren van
mosselen van hun Zeeuwse collega's.
Om de vissers uit Boekhoute toch nog wat te steunen kregen
zij het alleenrecht voor het ophalen van mosselzaad langs de
Belgische kust. Een hengst werd daarom te Zeebrugge ook
wel een "mosseldief" genoemd. Het mosselzaad werd vooral
aan golfbrekers en langs kademuren verzameld en verkocht
aan mosselkwekers in Zeeland. De Zeeuwen noemden dat
"paalzaad": ze waren van een goede kwaliteit en hadden een
harde schelp.