i «0 Godsdienst en zo Emigratie Toerisme - toen al En toen Terwijl de Nederlandse (grotendeels protestantse) bevolking zich aan een absolute zondagsrust hield vormde Philippine, vaak de aanvoerhaven, hierop toch een uitzondering. Oostelijk Zeeuws Vlaanderen was grotendeels katholiek gebleven, wes telijk Zeeuws Vlaanderen - aan de andere kant van de Braak man protestants. Philippine, aan de zuidelijke uithoek van de Braakman, was deels protestants en deels katholiek; er waren ook twee kerken. Op zondagnamiddag was het hoogdag der mosselventers. De mosselkarren kwamen dan over de slingerende wegen naar Boekhoute afgezakt. Dat waren er wel 25, groen en wit ge schilderd. Een mosselkar had een wijde, ovaalvormige bodem en over de lading lag een wit-grijs wagenzeil. Er werd niet en kel in de eigen streek verkocht, er was een zeer groot afzet gebied: het Meetjesland, Gent, Zichem (bij Scherpenheuvel) en Asper (bij Gavere). Eén handelaar zou zelfs naar Parijs zijn geweest waar hij al zijn waar vlot verkocht kreeg. Men trok er ook te voet uit om te leuren: geen enkele moeite werd gespaard om wat te verdienen. Die leurhandel werd ook bedreven door vrouwen, die met twee vismanden te voet rondtogen om garnalen en karrekollen te verkopen. Zij kwa men tot in Zelzate en Eeklo, waar hun producten zeer gegeerd waren. Tot in 1952 reden er ook nog mosselkarren. Ook op de fiets werd geleurd, met een grote mand voorop de fiets. Dan ging het om garnalen, waarbij een bierglas als maat werd ge bruikt. Later werd uiteraard overgegaan op vrachtwagentjes en de trein. Er kwam een treinverbinding naar Gent en al voor de tweede wereldoorlog hadden de spoorwegen een speciale loods waarin de vangsten tijdelijk konden worden bewaard. Boekhoute was - en bleef een katholiek dorp, hoewel de vis sers hun geloof soms wel wat anders betuigden dan in nabij gelegen, volledig agrarische dorpen. Toen een mosselplaag gedurende de 19de eeuw de wateren teisterde offerden de vissers een krans met kleine zilveren mosseltjes en hingen deze om het Lieve Vrouwebeeld in de kerk. De vissers liepen ook altijd mee in de processie; in 1938 werd er nog een kapel gebouwd "Nood zoekt Troost", onder de aanroeping van O.L.Vrouw ter Zee. Zoals eerder gemeld, leidden de vissers een "wat anders" leven tje. Zij hadden bijvoorbeeld geen regelmatige uren. Dat kwam door het getij, de weersomstandigheden, de verkoop van de vangsten op zondag. Het feit dat ze, eens op hun scheepje losgetrokken waren van het gevestigde gezag, maakte hen ook anders. Zo kon pastoor Franciscus-Gabriël Lefebvre te Boekhoute he lemaal niet aarden toen hij in 1813 van St.-Laureins, erg tegen zijn zin, naar Boekhoute werd overgeplaatst. Hij noemde zich een "pastoor in ballinge"! Hij was grondig overtuigd van de degelijkheid van andere parochies, vooral dan van St.-Laureins en van de verdorvenheid van die van Boekhoute. In 1818 hield hij een donderpreek. Aan de "beminde prochioe- nen" verzoekt hij "uyt noem van d'H.Kerke, uyt noem der civile wetten en uyt liefde von den evenmensch dot d'herbergiers, de weerden en weerdinnen te soemen zouden sponnen en hun uiter ste devoir doen om hunne pligten te volbrengen, von olie degeene in hunne herberge hebben met d'ure von retraite of de vertrekklok- ke ten 9 uren noer hun huys te zenden". Het sluitingsuur was dus om 21 uOO, als dan de klok werd geluid moest men naar huis. In dezelfde preek haalt hij aan dat keize rin Maria Theresia ooit die wet heeft ingesteld om te voorko men "de ruïnen, de oneenigheden, dronkenschoppen, gevegten en stroetschendryen". Hij raadt zijn gehoor aan om eens naar Gent te gaan, om te horen en te zien hoe stipt in deze grote stad deze regel wordt nageleefd. Te Gent werd er maandelijks in de nieuwsbladen een lijst gepubliceerd van zowel herbergiers als hun klanten die zich daar na negen uur bevonden. Zij kregen CONSENT NR. 27 IVOORJAAR 2011 25 een geldboete en bij gebrek aan betaling werden ze gevan gen gezet. Het is een ware donderpreek, bladzijden vol, boeiend om te lezen maarte veel om hier af te drukken. Om te resumeren: het gaat er over dat men halve nachten in herbergen verblijft, tem- pesteert, zich zat drinkt, de rust verstoord en krakeelt tot twee uur in de nacht en dan vol drank krom en scheef op straat komt en anderen dan affronteert, scheldt, verwijt, slaat en vecht en aan straatschenderij doet. Dat is Boekhoute! Beklagelijke en ongelukkige vrouwen die met zulke mannen "gepaard" zijn en genoodzaakt zijn hun aangezicht met lauw water van tranen te wassen vanwege zulke wrede mannen, bekwaam om hun huisvrouwen zo bitterlijk te verdrukken. Sommige vrouwen halen zelf hun mannen uit de kroeg en gaan al ruzie makend naar huis, waar ze dan weer geen goed voorbeeld zijn voor hun kinderen en de dienstboden, door verscheidene buitensporigheden, die men beschaamd is van te zeggen.De braven en de redelijke mensen van het dorp durven niet te vertellen dat zij van Boekhoute zijn. Men schiet dan namelijk in de lach, vindt dat men in het "voorgeborcht" van de hel woont want daar is ook niets anders dan wanorde, "schrikkelijkheid", ongeregeldheid, schrik, brooddronkenschap en ongehoorde straatschenderijen. "De tribunalen von Gent weten het ook wel, zy kennen Bouchoutte, zy weten dot ze von geene prochiën meer slegte redens vernemen als von Bouchoutte. Goet noor olie andere prochiën von Vloende ren en gy zult moeyte hebben om eene te vinden die in slegte za ken oen Bouchoutte gelijkt. Ongelukkig zoet von verdorvenheid Aan de officieren (veldwachters) en de politie vraagt hij ver volgens in dezelfde preek om 's avonds na de vertrek-klok de ingezetenen van de parochie uit de herbergen te verdrijven, naar het voorbeeld van de stad Gent. "En die onwillig zijn, gy weet wat er mede te doen stoot". Bitter gaat de preek verder: preken te Boekhoute is boter aan de galg, voor zo'n boos en hardnekkig volk dat zijn leven niet wilt beteren; het is verloren arbeid om een zwarte moor wit te willen maken. Pastoor Lefebvre zou zich wel in zijn graf omdraaien, moest hij weten dat de café's nu langer open zijn. Vanaf midden negentiende eeuw kwam de emigratie op gang. Vele Vlamingen en Zeeuwen trokken weg. Oorzaken waren de aardappelziekte (1845-1847), misoogsten en heersende cho lera. Verder was er sprake van een overbevolking, waardoor er minder jobs en bijv. bij erfenissen minder te verdelen was. De graanprijzen werden rond 1878 gehalveerd door de invoer van goedkoop amerikaans graan, dus ook boeren en pachters emigreerden. Van de Holland-Amerika Lijn is bekend dat men bij lokale agen ten al een kaartje voor de overzet kon kopen voor 125 gulden, onder andere bij van Boven te Rilland-Bath of bij Contant te Oostburg. 40% van de Zeeuwen die emigreerden kwamen uit Zeeuws Vlaanderen. De omgeving van Boekhoute kende ook het hoogste percentage emigranten van Vlaanderen naar Noord-Amerika. Zij namen vooral de Red Star Line vanuit Ant werpen. Eens hun schip vertrokken was konden ze van op de Westerschelde, over de Braakman nog een laatste blik werpen op hun dorp: de haven voor de dijk, en daarachter de con touren van de kerktoren, de stenen molen en de mouterij. De typische straatjes, tot in 1920 verlicht door petroleumlampen, werden door de dijk aan het zicht onttrokken, evenals het kerk plein met de parochiepomp en het kasteeltje. Voor de eerste wereldoorlog werd Boekhoute al druk bezocht. Men kwam er mosselen of paling eten. Een hoogtepunt was er tijdens de Gentse Feesten: vele Gentenaars profiteerden van hun vrije clagen om naar Boekhoute te trekken. Er was ook de kermis van Boekhoute-Haven op de eerste zondag van augus tus. Dan wandelde men langs de Olmendijk naar de Isabellas- luis om er paling te gaan eten. Na de eerste wereldoorlog werd Boekhoute bekend als het "crisisstrand": men kwam er om in de (grotendeels dicht ge- slibte) kreken te gaan pootje baden. De vissers van Boekhoute hebben het niet gemakkelijk gehad. De grensmoeilijkheden, de verzanding, de eerste wereldoor log afgesloten van de haven, de tweede wereldoorlog de ver nieling van de schepen. In 1952 werd de Braakman door een dijk van de Schelde afgesloten en kwam er een definitief einde aan de visserij uit Boekhoute. Hoewel, de toenmalige burge meester Stockman bleef zich inzetten voor de vissers. Het is daarom dat er ook nu nog vissersschepen met de letters BOU rondvaren. Er zijn nu (december 2010) nog slechts negen vis sersschepen uit een Vlaamse Scheldehaven ingeschreven: dat zijn er acht imBoekhoute en eentje in Rupelmonde. Bronnen: Bezoekerscentrum Boekhoute Diverse werken von Jules Von Beylen Heemkundige Kring Meetjesland: Alfons Ryserhove, Romano Tondot Vlaamse Visserij en Vissersvaartuigen: Gaston en Roland Desnerck Zeeuws Archief - eigen onderzoek Gesprekken met Ferdinand Philipse (Yerseke), de oud burgemeester von Boekhoute Edgord Stockmant en onderen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2011 | | pagina 14