De verdwenen vissershoven van Boekhoute Een grensoverschrijdend verhaal Pal in het noorden van Oost-Vlaanderen, halfweg tussen Eeklo en Zelzate, ligt een vredig dorpje met toch een ietwat eigen karakter. Als je het vandaag binnenrijdt, stootje op een bord met de vreemd aandoende titel: "Boekhoute, vissersdorp zonder haven". Als bewijs van dit vissersverleden ligt sinds 1973 een oude Lemmerhengst midden op het dorpsplein. Dit schip, omgedoopt tot BOU 8-lsabella, is daar gebracht als herinnering aan de in 1952 afgesloten vissershaven. Over de eindfase van deze haven is nog wel het een en ander geweten, maar het ontrafelen van de vroegere geschiedenis vraagt niks minder dan een echte speurtocht. Deze is nog lang niet ten einde, maar leverde intussen toch voldoende stof voor een klein verslagje. Legende straatje: "oude haven O kerk kasteel terieyen 1J clekzand aan de oppervlakte Ü1 laai middeleeuwse, mariene afzettina op dekzand L m.y mariene ajzettiny,cLrars doorket dekzand [sstroom^eul] 8 CONSENT NR. 27 VOORJAAR 2011 Wim Verdegem In de plaatsnaam Boekhoute herkent men boek, vroeger het gewone woord voor beuk, en hout, het originele woord voor bos. Dit zegt niet alles, maar toch veel over het toenmalige landschap. We gaan er dan ook van uit dat in de periode dat de nederzetting tot stand kwam (de vroege middeleeuwen), dit in een aanzienlijk beukenbos moet geweest zijn. Ten noorden van Boekhoute lagen meerdere dorpjes. Enkel de meest noordelijke daarvan wijzen via hun naam op nabijgelegen water. Wevelswale, Vroondijke, Bernisse en Biervliet geven aan dat zich tijdens de middeleeuwen in hun buurt open water of een aanzienlijke waterloop bevond. Het dorp Boekhoute lag op ruime afstand van dit open water, maar in de veertiende eeuw zou dit niet voldoende blijken om van een veilige afstand te kunnen spreken. 8 oktober 1375 werd voor het Ambacht Boekhoute ronduit rampzalig. Door een eerdere stormvloed was in de omgeving van Biervliet een belangrijke afkalving van de oever ontstaan (een 'grontbrekeme vander zee j, maar nu kwam het water zo hoog dat niks het nog leekte kunnen stoppen. In het noordelijk deel van het Ambacht gingen tal van dorpen ten-onder. Het reeds genoemde Wevelswale, maar ook Boterzande, Ter Piet, Koudekerke en Groede verdwenen in de golven, net als het Wilhelmietenklooster, slechts op een goeie 3 km van Boekhoute dorp gelegen. Sommige van deze nederzettingen hadden hun ontstaan en hun bloei voor een groot deel te danken aan het zogenaamde moerneren. Het delven van turf, voor brandstof en voor zoutwinning, bracht niet alleen welvaart, maar het verlagen van het maaiveld bleek een nefaste invloed te hebben op de omvang van deze overstroming. Het voordeel had z'n nadeel gebracht, maar zoals wel vaker zou in dit nadeel toch opnieuw een voordeel besloten liggen. Dit wil zeggen, voor Boekhoute, want met het ontstaan van de Braakman (van 'brekemej kwam hetzeewater tot net aan het dorp dat gelukkig, maar wellicht niet toevallig, een stuk hoger ligt dan de omgeving. Zowel ten oosten als ten westen van het dorp moet het zeewater nog verder het land binnengedrongen zijn, want kort na de ramp werd een voor die tijd erg grote dijk aangelegd. Dit weten we doordat in de archieven van 1394 gewag wordt gemaakt van schade aan deze 'dijk van Artois'. Het waren namelijk de inwoners van Boekhoute zelf die klaagden: "Dotzijzoe cleene menichte woren van lieden ende zo verarmt vande vloeden van der zee ende van den orloghe, dat zij gheene macht en hadden den dijc weder te makene in der voerme ende manierendat hi was vor de laeste vloet". Enkele jaren later ondertekent Graaf Jan Zonder Vrees een octrooi tot herstel van de dijk. Hoewel deze werken niet zijn uitgevoerd, was het toch reden om hem om te dopen tot 'Graaf Jansdijk'. Deze loopt op slechts 100m van de kerk, leunt dus letterlijk aan tegen het dorp Boekhoute en liep oorspronkelijk door tot bij Terneuzen. In die periode was het dorp klaarblijkelijk niet zo welvarend. Hoe lang het geduurd heeft vooraleer de dorpelingen zijn begonnen met visvangst in de nieuwe zeearm is niet gekend, maar zowel de straatnaam 'oude haven' als de geologische kaart geven wel een duidelijke aanwijzing over de locatie van de eerste haven (figuur 1). BOUCriAUTl CONSENT NR. 27 VOORJAAR 2011 9 Aan de oostelijke oever van deze eerste havengeul werd toen al vlug een nieuwe dijk aangelegd, niet zozeer om het achterland te beschermen tegen de zee, dan wel om opbrengsten uit de nieuwe polder te kunnen genereren. In het jaar 1401 werd de Gapellepolder bedijkt, maar reeds in 1404 zijn bij de beruchte Sint-Elisabethsvloed de dijken doorgebroken en de polder bleef'rijdende' (Zeeuws: "drijvende", red.) tot in 1440. We gaan er van uit dat er toen al visvangst was, maar het duurt toch tot 1471 voor we in de archieven hierover bevestiging vinden. Uit dat jaar is namelijk een document teruggevonden, waarin de verkoop geregeld wordt van belasting op de in Boekhoute aangevoerde kaakharing. Het is echter nog maar de vraag of de haven toen nog zo dicht bij het dorp gelegen was, want op een luchtfoto uit 1991 zijn vrij duidelijk contouren te zien van een haven op ongeveer een kilometer ten noorden van het dorp. Ook deze havenlocatie was geen lang leven beschoren, want in 1503 werd uitvoering gegeven aan de grootse plannen van Hieronymus Lauweryn, heer van Watervliet om een immens stuk land ten noordwesten van Boekhoute in te polderen: de Laureinepolder. Het was trouwens diezelfde Lauweryn die driejaar later het stadje Philippine zou stichten, genoemd naar zijn koning: Philips de Schone. Door deze inpoldering moest de haven noodgedwongen nog een stukje opschuiven en kwam daarmee tegen de nieuwe dijk te liggen, op anderhalve kilometer van het dorp. Evenwijdig aan de dijk werd een tweede dijkje aangelegd, zodat de schepen beschermd waren in een soort havenkanaal, dat in open water uitmondde vlakbij de nieuw aangelegde sluis. Deze locatie draagt nu nog de eenvoudige straatnaam 'Haven', maar hoe lang de schepen hier juist hebben aangelegd, is alweer niet duidelijk. Uit die periode is wel een kaart bekend, waarop niet alleen enkele schepen te zien zijn, maar ook duidelijk de vissershuisjes op de dijk (figuur 3). Daarnaast zijn ook enkele rekeningen bewaard van de belasting op de aangevoerde haring. De teruggevonden archieven zijn echter zodanig beperkt, dat ze alleen aantonen 'dat er visvangst was'. Het is niet denkbeeldig dat naar het einde van de zestiende eeuw de visserij op een lager pitje kwam te staan, want ondertussen waren de (protestantse) noordelijke Nederlanden immers in opstand gekomen tegen de (katholieke) Spaanse koning en het front was zo niet in, dan toch vlakbij Boekhoute komen te liggen. In 1583 hebben de Spanjaarden Philippine omgebouwd tot een vesting en in 1600 is die eventjes wereldberoemd geworden. Op 21 juni werd ze door een voorpost van het 'Staatse' leger veroverd en op 22 juni is prins Maurits daar met een gigantische troepenmacht ontscheept (voor de Vlamingen: Maurits was zoon en opvolger van de in 1584 vermoorde Willem van Oranje). De ontscheping van meer dan 15.000 manschappen, met paarden en wapentuig, was het begin van de 'Grote Tocht door Vlaanderen' met als bedoeling Duinkerke te ontzetten, maar met als enig resultaat de Slag bij Nieuwpoort, die door het Staatse leger nipt werd gewonnen. De landingsstrook voor niet minder dan 1.138 schepen moet behoorlijk breed zijn geweest en het kan bijna niet anders of de volledige omgeving van de Boekhoutse haven lag vol met schepen van de Staatse troepen. Van 1609 tot 1621 was er een pauze in de 80-jarige oorlog, het gekende 'Twaalfjarig Bestand', en de machthebbers maakten van de gelegenheid gebruik om opnieuw het voldoende opgehoogde schor in te polderen. Koning Filips II had het bewind over de zuidelijke Nederlanden overgedragen aan zijn dochter Isabella en haar gemaal Albrecht van Oostenrijk. Ten noorden van Boekhoute ontstond toen de Isabellapolder. In 1614 is deze bedijkt, zodat de haven alweer moest verhuizen. Deze polder moet aanmerkelijk groter geweest zijn dan de nu nog bestaande Grote en Kleine Isabellapolder samen. Volgens één bron lag het open water nu op ten minste een kilometer ten noordoosten van de zestiende-eeuwse haven. Best mogelijkdat de vissersschepen daarergenszullen aangemeerd hebben, maar deze aanlegplaats was sowieso geen lang leven beschoren. In 1621 zette de oorlog in alle hevigheid door, met als gevolg dat de net gewonnen Isabellapolder voor het grootste deel terug onder water kwam te staan. Aan de sluis van de Laureinepolder was een Spaans fort gebouwd en de buitenzijde van deze sluis werd nu weer de meest aannemelijke plaats om de schepen te lossen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2011 | | pagina 6