Het TAzerk xxan de schilder Hendrick Avercamp,
chroniqueur van het dagelijks leven
De schilder
Het werk
12 CONSENT NR. 27 VOORJAAR 2011
Fig.6
onder de voet gelopen, maar Nederland slaagt erin neutraal
te blijven. De gevolgen zijn weer extra erg voor onze Vlaamse
vissers, want de haven en hun boten zijn vier jaar lang niet
te bereiken. Dit heeft tot gevolg dat meerdere Boekhoutse
vissersfamilies verhuizen, ditmaal vooral naar Zeebrugge.
Ondertussen zet de verzanding van de Braakman zich
onverminderd voort en in 1919 wordt de Dijkmeesterpolder
ingedijkt (figuur 6). Ondertussen zijn de diplomatieke
betrekkingen tussen de buurlanden blijkbaar stukken verbeterd,
want voor Boekhoute wordt door de Nederlandse bedijkers
een splinternieuwe haven aangelegd met bijbehorend
aanloopkanaal, alweer net voor de Isabellasluis. Even lijkt het
goed te gaan, maar het op diepte en bereikbaar houden van
de haven blijkt een steeds moeilijker opgave (in 1924 moest op
één jaar tijd 25.000 m3 zand weggebaggerd worden).
In 1940 volgt dan detweede Duitse bezetting, maartijdensdeze
oorlog lijken de vissers vrij ongestoord in hun broodwinning
te kunnen voorzien. Nu zit het venijn echter in de staart, want
in 1944 saboteren de Duitsers de sluis om het land onder
water te zetten, zodat de volledige haven op korte termijn
dichtslibt. Alsof dat nog niet erg genoeg is, kunnen de Duitse
militairen het ook niet laten om de resterende vissersboten te
dynamiteren (naar het schijnt waren de vissers iets te weinig
behulpzaam om de soldaten in hun aftocht bij te staan).
Na de bevrijding zijn er dus geen schepen meer en is de haven
onbruikbaar. Het eerste probleem krijgt een oplossing, want
sommige vissers kunnen zich een nieuw schip aanschaffen
en dit ook elders aanleggen. Het tweede probleem zal niet
meer opgelost worden. Door het opslibben van de Braakman
is de afwatering van 11.000 hectare Belgische en 7.000 hectare
Nederlandse landbouwgrond problematisch geworden.
Eén oplossing kan de afwatering voorgoed regelen met
als bijkomende voordelen 1.200 hectare landwinst en een
reductie van de kustlijn van 27,5 naar 2,5km.
Het afsluiten van de Braakman wordt zodoende onafwendbaar
en middels enkele gerecupereerde caissons van de kunstmatige
haven van de geallieerden in Arromanches (Normandië) wordt
op 30 juni 1952 de klus geklaard.
De haven van Boekhoute is niet meer, maar het is wel te danken
aan de nieuwe dijk dat onze streken gespaard zijn gebleven
van de grootste overstromingsramp in de Nederlandse
moderne tijd. Nauwelijks zeven maanden na het afsluiten van
de Braakman steeg het water van de Westerschelde tot ver
boven het peil van de oude dijken.
Geen haven meer, maar de vissers doen kranig voort. Vandaag
vissen vader en zoon Rammeloo met de 'Beatrix' nog steeds
vanuit Breskens en vader en zoon Verschraegen doen dit met
de 'Enige Zoon' vanuit Terneuzen.
Op het dorpsplein is ter nagedachtenis een oude
Lemmerhengst opgesteld en de vroegere havensites zijn
tussen de landerijen nog wel te vinden. Dat vergt enig
speurwerk, maar bijstand daarvoor is te vinden in het recent
opgerichte bezoekerscentrum in het dorp.
Bronnen:
- Over den Vier Ambachten, artikels van verschillende auteurs:
A.M.J. de Kraker, ing.KJJ. Brand, J. Semey,
dr.M. Gysseling, J.van Beylen, E. Stockman, 1/1/ Cardon,
- De Vier Ambachten en het verdronken land van Saeftinghe in
de middeleeuwen: Dr. M.K.E. Gottschalk
- Historische Geografie van Westelijk Zeeuws-Vlaanderen:
Dr. M.K.E. Gottschalk
- Geschiedenis van de Gemeenten der provincie
Oost-Vlaanderen: Frans de Potter en Jan Broeckaert
- Bastions voor koning en God:Johan Termote
- Stad en Land van Philippine: J.GH.Gornelis
- De indijking van de Braakman; artikel in Heemkundig tijdschrift
"de twee ambachten": O. De Vriend
- De visserij in Boekhoute in de nieuwe tijden;
Licentiaatsverhandeling door Jakob Buysse
- Quartair Geologische kaart van Oost-Vlaanderen met
toelichting
- Geologische kaart van Zeeuws-Vlaanderen met toeilichting
itnanpoi
Clarapoldz)
Zaïirein epo Iclé
CONSENT NR. 27 VOORJAAR 2011
13
Piet Martens
Hendrick Avercamp werd geboren in Amsterdam, in het jaar
van de Val van Antwerpen, 1585. Op 27 januari werd hij er ge
doopt in de Oude Kerk. Het einde van de Tachtigjarige Oorlog
maakte hij niet meer mee. Hij werd begraven in Kampen op 15
mei 1634, nog geen vijftig jaar oud. De schilder kwam uit een
milieu van gestudeerden. Zijn vader was leraar aan een Latijn
se school en werd later apotheker. Zijn opa van moederskant
was Petrus Meerhoutanus (Petrus Vekemann Meerhout), rec
tor aan de Latijnse school in Alkmaar. Toen Hendrick een jaar
oud was, in 1586, verhuisden zijn ouders van Amsterdam naar
Kampen, waar zijn vader tot stadsapotheker was benoemd. In
1602 overleed Hendrick's vader aan de pest. Zijn moeder zette
met goedvinden van het stadsbestuur het apothekersschap
voort. In die periode woedde in Kampen een pestepidemie,
waardoor apothekers onmisbaar waren. Tussen ruwweg zijn
tweeëntwintigste en achtentwintigste (van ongeveer 1607
1613) woonde Hendrick in Amsterdam en werkte daar als
leerling van de schilder Pieter Isaacz. Hoe dat precies zat is
niet bekend, ook niet wat voor invloeden Hendrick er heeft
ondergaan, want het werk van Avercamp heeft maar weinig
gemeen met dat van Isaacz.
Ruim voor zijn dertigste, in 1613, is Avercamp weer terug in
Kampen. Hij reisde zeer weinig, volgens sommige bronnen
heeft hij buiten Kampen alleen Harderwijk bezocht. Hij woon
de in Kampen tot aan zijn dood, waarschijnlijk in het huis van
zijn moeder, aan de Oudestraat.
Avercamp kon niet praten. Zijn bijnaam was "de stomme van
Kampen". Mogelijk heeft dat gebrek zijn tekentalent gestimu
leerd: door te tekenen kon hij zich uiten. Volgens sommigen
was hij ook doof, want stom zijn komt meestal omdat iemand
doof is. Anderen zeggen dat dat niet kan kloppen, omdat hij
wel vloeiend zijn handtekening kon schrijven en dat kon je toen
niet leren als je doof was. Er is op dit punt nog veel onduidelijk
heid, bijvoorbeeld over de vraag hoe hij zich als (doof)stomme
gered moet hebben tijdens zijn leerperiode in Amsterdam. Er
moet haast wel een begeleider geweest zijn.
Weten we over zijn leven niet zo veel, zijn werk is duidelijk
genoeg. Avercamp heeft veel schilderijen en tekeningen ge
maakt van gewone mensen in hun dagelijkse doen.
Avercamp is vooral bekend als 'winterschilder'. Zijn ijsgezichten
genieten terecht wereldfaam. Dat is op zich niet zo gek, want
de periode van globaal 1550-1650, die het leven van de schil
der dus overlapte, werd gekenmerkt door zeer strenge winters,
strenger nog dan in de rest van wat we de "kleine ijstijd" zijn
gaan noemen. In de Middeleeuwen kende Europa een warme
periode die onder klimaatdeskundigen bekend staat als het
Middeleeuws Warmte Optimum, dat duurde van ongeveer
900-1300. In die tijd voeren de Noormannen naar IJsland en
Groenland en vestigden ze zich in Normandië en elders in Eu
ropa. In zuid Engeland werd wijn verbouwd. Daarna werd het
kouder en de kleine ijstijd, de periode van 1300-1900 kende
zeer strenge'winters. Zeer koud was de winter van 1564/65,
die mogelijk Pieter Bruegel de Oude inspireerde tot zijn Win
terlandschap met schaatsers en een vogelval en het bekende
De volkstelling te Bethlehem. Ook de winter van 1607 op 1608
was zeer streng, en het jaar daarop schilderde Avercamp zijn
eerste winterlandschap, Wintergezicht met een kasteel (1608).
Niet voor niets staat Avercamp bekend als de 'meester van het
ijsgezicht' en heette de grote aan hem gewijde tentoonstelling
in het Rijksmuseum te Amsterdam (eind 2009/begin 2010) "ijs
pret". Gelukkig werkte Avercamp niet alleen maar 's winters1.
De naam van Pieter Bruegel de Oude hiervoor viel niet voor
niets. Bruegel was de grote inspirator van Avercamp. Wie de
hiervoor al genoemde schilderijen met elkaar vergelijkt, ziet
onmiddellijk de gelijkenis. Die gaat soms ver, tot in details zelfs.
De vogelval die Bruegel schilderde (een oude deur, omhoog
gehouden door een stokje met touw) komt op praktisch de
zelfde manier terug bij Avercamp in diens Winterlandschap
met schaatsers2. De vergelijking is van belang, omdat zoals
bekend Bruegel zeer nauwkeruig werkte, "schilderijen, zo na
tuurgetrouw dat ze amper iets te maken hebben met stijl of
schilderwijze3". Avercamp had een vergelijkbare manier van
werken. Zijn schilderijen zijn zeer nauwkeurig te dateren door
te kijken naar de kleding die zijn figuren dragen. Ook toen ver
anderde de mode regelmatig en Avercamp geeft dat zo nauw
keurig weer dat kenners er goed aan kunnen zien in welke ja-