Vissers
14 CONSENT NR. 27 VOORJAAR 2011
Boven: afbeelding 7
Onder: afbeelding 2
ren zo'n tekening gemaakt moet zijn. En niet alleen in welk jaar.
Ook standsverschillen zijn aan die kleding goed af te lezen. Net
als het werk van Bruegel zijn Avercamps ijspretschilderijen een
feest voor de historicus. Kinderen spelen, volwassenen heb
ben er hun eigen vermaak. Er rijden koetsen en sleeën op het
ijs, er liggen ingevroren schuiten, er zeilen ijsschuiten, er is een
gehakt wak waarboven een net hangt voor de visserij onder
het ijs, want ook 's winters gaat een visje er wel in, etcetera.
Letterlijk te veel om op te noemen. Op veel van de schilderijen
zijn ook galgen te zien waar lijken aan hangen: 's Levens Fel
heid4 deed zich nog volop voelen. De lijken van ter dood ge
brachte misdadigers werden niet begraven, maar aan de galg
gehangen als afschrikwekkend voorbeeld voor iedereen. Veel
plaatsen hadden in die tijd zo'n galgenveld. Bij Avercamp zijn
ze vaak te zien, ze hoorden er gewoon bij.
Maar in het voorjaar smelt het ijs en 's zomers is het water. In
dat seizoen schilderde Avercamp ook en er is nogal wat werk
van hem bewaard waarop jagers, vooral eendenjagers, en vis
sers zijn afgebeeld. Zowel in zijn Amsterdamse tijd als in Kam
pen was de schilder omringd door water. Het is dus logisch
dat hij dat ook veel heeft afgebeeld. Kampen was in die tijd,
evenals bijvoorbeeld Geertruidenberg in Zuid Nederland, een
centrum voor de visserij op zalm en steur. Bekend is het verhaal
van de Kamper Steur: de stedelingen hadden een grote steur
gevangen, maar wisten niet goed waar ze het beest moesten
laten. Ze wilden hem toch houden natuurlijk en iemand kwam
op het lumineuze idee om de steur een bel aan te binden.
Op die manier konden ze hem altijd terugvinden en opnieuw
vangen. Zo gezegd zo gedaan. De steur verdween met bel en
al en ze hebben hem nooit meer gezien. Tot groot vermaak
van iedereen die niet uit Kampen kwam. Helaas zijn mij geen
afbeeldingen van Avercamp bekend waarop zalm of steur (of
de visserij op deze soorten) is afgebeeld. Maar er is genoeg
ander materiaal. Laten we maar eens kijken.
Erg mooi vind ik zijn werk(je) 'Vissers bij maanlicht' (origineel ca
15 x 20 cm, bijna een A4-tje; afb. 1). Er is nogal wat visserij die
in de nacht plaatsvindt. Paling peuren bijvoorbeeld, maar ook
zalmdrijven, want overdag ziet de zalm het drijfnet en springt
er overheen. Er zijn maar weinig schilders, zeker uit die tijd,
die een nachtelijk visserijtafereel weergeven. Gelukkig is het
volle maan, zodat we nog wat kunnen zien. Aan de linkerkant
van het schilderij zien we die typisch zestiende/zeventiende
eeuwse "leef'-manden. Ronde, gevlochten manden, die ge
bruikt werden als een soort bun, dus om de vis levend en daar
mee vers te houden. Ze komen heel vaak voor op prenten en
schilderijen en moeten dus wijd verbreid zijn geweest. Op de
voorgrond aan de rechterkant is een kleine zalmsteek te zien.
Toch zalmvisserij? Dat hoeft niet, een steek is gewoon een fui-
kenregel waarbij in plaats van schutwant van netwerken hou
ten palen en een grofmazig net van gevlochten wilgenteen is
gebruikt. Die constructie is hier duidelijk te zien. Met een fuik
ving je niet alleen zalm. Op het bootje met het zeil tegen de
mast gerold zijn twee vissers bezig. De een buigt zich over
boord en lijkt met twee handen een lijn vast te houden. De
ander zit en heeft een soort stok over zijn knieën liggen en
er loopt een lijn naar zijn hand. Leglijnen?, onderhoud staand
want?, peurders?, of toch gewoon een hengelaar? Moeilijk te
zeggen op basis van deze afbeelding alleen.
Het volgende tafereel (afb. 2) is wat duidelijker. We zien een vis
ser die bezig is zijn schakel of wargaren binnen te halen. War
garens, schakels of pooknetten en ook de bekende vleet, zijn
CONSENT NR. 27 VOORJAAR 2011 15
Afbeelding 3
netten waarin de vis verstrikt raakt als hij er tegen aan zwemt.
Het zalmdrijfnet is een ander voorbeeld. De netten kunnen
meerwandig zijn. Een vleet vangt op maaswijdte, de vis blijft
achter zijn kieuwen hangen. Een drijfnet is meestal driewandig:
twee relatief korte grofmazige buitenwanden en een langere
fijnmaziger boezem, die tussen de twee kortere buitenwan
den zit en daar dus veel ruimte heeft. Als de vis door de grove
buitenmazen heen zwemt, neemt hij de boezem mee en raakt
zo verstrikt. Pooknetten en schakels zijn dikwijls tweewandig,
en werken op hetzelfde principe. Pooknetten heten zo om
dat vissers vaak met dit type wargaren een oever afzetten en
dan met stokken in het water gingen poken. De vis schrok
dan op, wilde weg en kwam in het net te
recht. De visser op de afbeelding is er op
gekleed: hij draagt lange lieslaarzen zodat
hij droge voeten houdt als hij even het wa
ter in moet. En dat moest soms, zoals uit de
volgende afbeelding blijkt (afb. 3). We zien
hier hoe een visser zo'n wargaren bezig is
uit te brengen. Hij heeft het net in de linker
hand en met de rechter brengt hij met een
lange stok het net uit door het van zich af
te duwen. Die stok was zo te zien lang ge
noeg om de overkant van de (smalle) vaart
te bereiken. Op de vorige afbeelding zien
we zo'n stok liggen, met aan de voorkant
een soort spijker om het net aan te pikken.
Achter de visser ligt een uitgebracht net
te water. Nog verder naar achteren, bij de
brug is een visser met een schepnet in de
weer. Opvallend op de tekening is verder
de vrouw, die met een volle korf op haar hoofd loopt, op een
manier die nu nog steeds bij Afrikaanse vrouwen gebruikelijk
is, en in de zeventiende eeuw bij ons dus ook.
Waar vis zat werd gevist in die dagen. Ook in de kleinste wa
teren. Het te gebruiken vistuig werd daaraan aangepast. Dat
is goed te zien op de volgende afbeelding (afb. 4). We zien
twee vissers bezig met een haam, of groot schepnet. Het leef
tijdsverschil tussen beiden is duidelijk. Vader en zoon? De afge
beelde netten zijn bijna even breed als het water. Het werkte
als een soort kruisnet: in het water steken, een tijdje wachten
en dan snel ophalen. De detailrijkdom op de tekening is groot:
Afbeelding 4