Mosselhandel in Lier Mosselhandel in Mechelen 22 CONSENT NR. 28 VOORJAA#2012 De totale productie in 1870 wordt geschat op 7.000 a 10.000 ton per jaar. Tussen 1928 en 1937 schommelt dit tussen 33.000 en 43.000 ton. In 1900 tellen we een duizendtal platbodemschepen in de Scheldedelta, hoofdzakelijk hengsten en hoogaarzen, verder schouwen, lemmerjachten. Er wordt gevist op bot, ansjovis, mosselen, oesters, zalm en kreeft. Een 'Consent' is een soort vergunning die voor elk schip bepaalt waar en op wat hoofd zakelijk mag gevist wordt. In die periode geeft ongeveer de helft van de vloot op zijn consentaanvraag 'mosselen' op als hoofdactiviteit. Omgerekend betekent dit dat ongeveer 500 schepen samen een jaarvangst van 30.000 ton realiseren, d.w.z. gemiddeld 60 ton/schip/jaar. Een mosselschip neemt doorgaans 4 tot 6 ton lading, het is dus duidelijk dat voor de meeste mosselconsenthouders de mosselvangst zeker geen voltijdse job was. Andere vangst, transport van aardappelen en bieten, mosselzaadvisserij en hulp bij waterbouwkundige werken zijn nodig om de eindjes aan mekaar te knopen. Op basis van de aantallen mosselconsenten die per haven worden uitgegeven kunnen we de evolutie van de vloot min of meer reconstrueren: Registratie mosselconsenten 1901 1920 1938 BRU 162 102 58 CLN 70 13 9 Grauw 50 11 6 PI 79 25 24 TH 57 35 11 YE 23 45 61 Overige havens 72 28 34 Totaal aantal mosselconsenten 513 259 203 Totaal aantal visserijconsenten 941 632 583 We zien over deze periode een afname met 60% van het to taal aantal mosselconsenten, dit is veel sterker dan de afname met 38% van het totaal aantal visserijconsenten. Tegelijkertijd verplaatst het zwaartepunt in de mosselvangst zich van Brui- nisse en de Westerschelde (Clinge, Grauw en Philipine) naar de Oosterschelde. Vooral voor de Zeeuws-Vlaamse havens is de terugval tussen de twee wereldoorlogen opvallend, de rede nen zijn bekend: verzanding en vervuiling van het water en de reorganisatie van kweeken handel. Wat zou kunnen gezien worden als een avontuurlijk en roman tisch leven is in werkelijkheid een beenhard bestaan. Opge tekende getuigenissen van vissers en vissersvrouwen vertel len over hard labeur, armoede, honger, kinderarbeid, rampen en tegenspoed, zonder enige bestaanszekerheid of sociaal vangnet. De firma's Truyens/De Haeck en Anthonis-De Cleer uit Antwerpen en Imberechts uit Mechelen nemen in de jaren vóór WO II het leeuwendeel van de export naar Frankrijk voor hun rekening. Onder hun drieën verzekeren ze ongeveer 6.000 ton export naar Frankrijk op een totale productie van 40.000 ton. Het is niet duidelijk hoe het transport naar Frankrijk ver loopt, er rijden al vrachtwagens en waarschijnlijk gaat er ook veel op de trein. Mosselhengsten, hoogaarzen en lemmeraken maar ook blazers en Tholense schouwen brengen tot 1940 vis en mos selen naar de Werf in Lier (foto 2). Onderweg wordt er ook in Duffel verkocht of gewoon aan de oever van de rivier (foto 3). Uit de jaarverslagen van de Gemeenteraad van Lier hebben we cijfers over het aantal mosselboten dat de Binnennete op vaart. In de periode van 1860 tot 1923 worden tussen 13 en 94 (in 1874!) mosselschepen per jaar gemeld, dit betekent gemid deld 1 tot 3 ladingen per week. Vier Lierenaars, geboren tussen 1920 en 1928, getuigen over de mosselverkoop op de Binnennete in de jaren dertig. Hun verhaal gaat zo: "De mosselboot kwam door de sluis en de brug tot aan de Nete op de Werf, rechtover de apotheek aan een trapje. Soms ging de belleman (Maurice Arras wordt genoemd) door de straten om te zeggen dat er mosselen waren. Het was een zeilboot, niet overdekt, met dikwijls dezelfde schipper. De boot kwam in het mosselseizoen soms 2 keer in de week, en bleef liggen tot de voor raad op was. De mosselen bleven vers (getuigen denken dat er wa ter of ijs in het ruim zat), ze waren niet gekuist of gewassen en ze hingen met draden aan mekaar. Er zaten krabbetjes, kreukeltjes en lang groen zeewier tussen en het rook heel erg. Twee of drie schip pers schepten de mosselen van een hoge berg. Als de boot aanleg de kwam er snel veel volk samen, ze brachten een zinken emmer of een kom mee, die ze vol lieten doen. Het was van 1s morgens vroeg aanschuiven tot de boot leeg was. Je mocht aan de kant blij- CONSENT NR. 28 VOORJAAR 2012 2 De CLN 15 aan de mosseltrap in Lier ca 1930 3 Mosselverkoop onderweg 4 De YE 157 van Wannes van derJagt in Lier in 1937 5 Wannes aan boord 6 Rauwe mosselen, lekker en gezond 7 Aan de Haverwerfin Mechelen 23 ven staan of over een plank naar de boot lopen. Mosselen waren goedkoop en zeker als je ze rechtstreeks aan de boot kocht (som mige getuigen spreken van een prijs van 1 frank per schop, anderen denken dat er een prijs per emmer was). Men mocht rauwe mos selen proeven. Kreukeltjes werden met een tas opgeschept en in krantenpapier verkocht." (foto 4-5-6) Rond 1850 is de rol van Mechelen als grote binnenhaven uit gespeeld, maar de mosselhandel blijft. Dankzij een paar dyna mische groothandelaars speelt de stad vanaf 1880 tot na WO II nog een grote rol in de verdeling binnen België en in de ex port naar Frankrijk. De vis- en mosselenbevoorrading van de stad blijft tot half weg de 20e eeuw hoofdzakelijk verlopen langs de Dijle. In 1900 registreert men nog een 1000-tal schepen per jaar met vis en mosselen op een totaal van 2500 'binnenkomend van beneden'. Er wordt 'groene vis' (riviervis) aangevoerd, maar ook zeevis en schelpdieren. Een massa haring wordt gerookt. Vis is volksvoedsel: goedkoop en gezond. Rond 1900 gaan onge veer 1.000 ton mosselen per jaar naar Mechelen, dit is 3% van de totale productie. De meeste mosselhandelaars zijn ook herbergier. Als de vrouw de herberg uitbaat wordt ze tot 1900 (het laatste bevolkings register in de Franse taal) nog vermeld als 'cabaretière', niet omdat ze de French cancan danst, maar 'cabaret' was dan een andere naam voor taveerne, herberg, hostelerie, estaminet of café. Van getuigen hebben we dit verhaal over de bedrijvigheid aan de Haverwerf: "De plek aan de kade wordt de mosselkaai ge noemd en de trap waar nu de voetgangersbrug bij de Lamotsite ligt, is bekend als de mosseltrap. Schepen leggen aan, de mosselen worden beneden in de kuip in manden geschept die daarna op de kant getrokken worden. Op de kade worden de karren van de leurders geladen of worden de mosselen in zakken geschept en gewogen voor verzending. De zakken worden met 4 grote steken dichtgenaaid. Mosselen blijven langer vers wanneer de trossen aan mekaar blijven. Voor direct verbruik worden ze bij Imberechts in een groot lokaal achter de St. Annakapel op lange tafels uitge stort. Baard en pokken worden afgedaan en de mosselen worden gesorteerd op grootte en kwaliteit." (foto 7-8-9)

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2012 | | pagina 13