Sri Dg getydenmolens in Middelburg De Molen aan de Stadsschuur Wat er nog rest j '*'W. \molenhui{//J 16 CONSENT NR. 291 VOORJAAR 2013 Peter Hamer Getijdenmolen Nieuwe Haven Middelburgna restauratie. Tekening Leendert van der Pool De Zeeuwse havens hadden erg veel last van aanslibbing, waardoor de toegankelijkheid negatief werd beïnvloed. Al heel vroeg werd gebruik gemaakt van spuikommen, waarin het water bij hoog tij werd opgevangen, om dan bij laag water de sluis open te zetten en zo het aangeslibde zand met de vloedgolf weg te spoelen. Dit gebeurde doorgaans alleen bij springtij, als het tijverschil maximaal was. Om in de tussenliggende dagen ook van deze inrichting gebruik te maken werden getijdenmolens gebouwd. Middelburg heeft twee van deze getijdenmolens gekend, één op de Spuistraat (gebouwd in 1314) en één bij de Stadsschuur aan het einde van de Nieuwe Haven (1551). De oudste molen maakte gebruik van het molenwater ten noorden van de stad, dat via het spuikanaal in verbinding stond met de haven aan de Dam. Het spuikanaal liep tussen de Spuistraat en de Molstraat. Deze laatste heeft waarschijnlijk haar naam te danken aan de locatie waar de mol of krabbelaar was afgemeerd, het vaartuig waarmee de haven vrij van slik werd gehouden. Van deze molen zijn weinig gegevens bekend. Het molenwater is gegraven tussen 1304 en 1314, en was vermoedelijk ook bestemd als 'houwer' oftewel spaarbekken voor de stadsgracht. Die mocht uiteindelijk nooit droog komen te staan. Van het eind van de 15e eeuw tot 1527 is het stil rond de getijdenmolen. Dat heeft vermoedelijk te maken met het verzanden van het riviertje Arne, de toegang tot de Middelburgse haven. Hierdoor vermindert de tijbeweging sterk, met als gevolg te weinig water voor de molen. Als dan in 1532-1535 het havenkanaal naar het Sloe wordt gegraven komt er weer voldoende tijverschil beschikbaar om de haven te kunnen schuren en de molen aan te drijven. In dezelfde periode wordt de Nieuwe- of Lange haven gegraven. In 1528 wordt de stadstimmerman Jacob Willemsz van der Tholen naar Brussel, Mechelen en Antwerpen gestuurd om poldermolens getijdemolens watermolens CONSENT NR. 29 VOORJAAR 2013 17 Getijdenmolen aan de Spuistraat J.H. Hol leste lie, aguarel (bron Zeeuws Archief) ter plaatse de watermolens te bestuderen. Ondanks deze inspanningen blijft de verzanding problemen opleveren, wat ertoe leidt dat de heren Pieter Fransz en Jacob Stoof, werkmeesters van de stad Antwerpen, tegen vergoeding van 8 een 'concept, patroon en bestek' opstellen voor een 'nieuwe spuye in de ampliatie van de nieuwe haven'. Het spuikanaal loopt onder de Gortstraat (nu Vlissingsestraat) tot in de Nieuwe Haven en is, waarschijnlijk gelijktijdig met de getijdenmolen, gecompleteerd in 1551. Om voldoende wateraanvoer te verzorgen voor de twee molens wordt vervolgens het molenwater uitgebreid en verbonden met het molenwater ten noorden van de Dam. De lange haven, die ook dienst doet als molenwater voor de molen bij de stadsschuur, wordt in 1760 afgedamd, vermoedelijk in verband met voorziene bouwactiviteiten aan wat nu de Blauwe dijk is. In verband met de toegankelijkheid van de stadsgracht wordt een nieuwe sluis aangelegd naast de bestaande spui en getijdenmolen, waardoor een verbinding met de Nieuwe Haven ontstaat. Dat maakt van het complex een uniek geheel, de combinatie van drie functies in één constructie: spuien, schutten en malen. Op de foto is te zien dat het spuikanaal en de molengang elk een aparte ingang hebben. Voor de uitgang komen de twee kanalen weer bij elkaar. Het hele complex wordt vernieuwd, met uitzondering van de molenkelder en het molenhuis. Tijdens de restauratie in 1994 blijkt onder andere dat het metselwerk nog in prima conditie verkeert, en dat het molenhuis op palen is gebouwd. Het is vermoedelijk het enige gebouw binnen de vesten dat op deze manier is gefundeerd. De nieuwe molen is een onderslagmolen (het water loopt langs de onderkant ven het rad), heeft een rad van 20 voet (6 meter) diameter, met schoepen van 5 voet (1,5 meter) breed en 20 inch (50 cm) diep. Via een rondsel wordt een verticale as aangedreven, waarboven een spoorwiel dat op zijn beurt twee rondsels en daarmee twee koppels molenstenen aandrijft. Er is dus sprake van bovenaandrijving, wat bij de meeste getijdenmolens ongebruikelijk is. De molen wordt buiten gebruik gesteld in 1858, vermoedelijk omdat ten gevolge van verzanding andermaal onvoldoende tijverschil beschikbaar is. Het uitbaggeren van de havens om dit te voorkomen is duur, en bovendien neemt het Molenwater veel ruimte in binnen de stadsmuren. Al in 1817 is een begin gemaakt met het gedeeltelijk dempen van het Molenwater ten behoeve van bebouwing. Zoals eerder gemeld is in 1994 het hele complex gerestaureerd. Het molenhuis, de keersluis en de spui- en molengangen zijn in hun oude glorie hersteld, het waterrad en molenwerk zijn niet meer vervangen. Bovengronds is in het plaveisel te zien hoe de gangen verlopen en is een stalen rad geplaatst, wat aangeeft waar het molenrad heeft gezeten. In het molenhuis is nu een dierenartsen praktijk gevestigd. Middels instructieborden wordt het verhaal van de molen verteld. De sluis doet nog steeds dienst, onder andere om bij verlaagd water in het kanaal en de havens het peil in de grachten te handhaven. En ingeval van problemen met de zeesluis in Vlissingen kan zij nog steeds dienst doen om de binnenstad tegen onderlopen te beschermen. Bron: Egbert van Wijk: Bewogen van Eb en Vloed, Getijdenmolens, in het bijzonder die van Middelburg; Goes 1995, ISBN 90.72138.465 binnengracht (landzijde) stadsschuur instroomgat r. molen schuifvoor I regeling toevoer Getijdenmolen situatieschets - links de keersluis, midden het spuikanaal, rechts de molengang. uit Bewogen van Eb en Vloed. fuitstroomgat inspuisluis ]maolgat Nieuwe Haven 2 molensteen (zeezijde) 3 lagerkom 4 waterrad 0 7 meter

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2013 | | pagina 10