Scheepsmodellen bouwen was een hobby Met pensioen maar nog even actief Van Glabbeek tekende tijdens die tochten veel op: 22 CONSENT NR. 29 VOORJAAR 2013 De trekzak voor aan boord (thuis was er een grotere). Elke kleindochter bewaart één epaulet. Een deel van de vele gewonnen bekers, tt Met behulp van eenvoudigere modelletjes trachtte hij ook de ingewikkelde internationale scheepvaartreglementen aan de quasi ongeletterde vissers uit te leggen. Een andere liefhebberij bleef natuurlijk het varen zelf. Op jongere leeftijd was hij al lid van de jachtclub SRNA (Société Royale Nautique Anversoise). Na zijn pensionering kocht hij tweedehands een grote Hamse Jol. Het laatste schip dat (na het verdwijnen van de knotsen) nog vanuit Antwerpen gevist heeft. Hij bouwde het om tot jacht en noemde het scheepje Bouboule, verwijzend naar de goede band die hij had met de Boekhouter vissers. Vergauwen ging mee wedstrijden varen op de Schelde die werden georganiseerd door de Antwerpse jachtclubs. In die jachtclubs hadden veel leden oorspronkelijk een oud platbodem vissersschip, omgebouwd tot jacht ofwel zelfs een nieuw gebouwde platbodem. Zo won hij uiteindelijk, na drie overwinningen, de grote wisselprijs van de Liberty Yachtclub. De jol moet een snel schip zijn geweest maar ook de kennis van de geulen en de stromingen van de Schelde zullen wel een rol hebben gespeeld. De thuishaven was de jachthaven van Antwerpen Linkeroever. Frans en echtgenote Celina werden er graag gezien, mede vanwege de straffe verhalen over vroeger én door de muziek van de kleine trekharmonica. Dochter Paula, die na WO II met een Engelse officier was getrouwd, kwam regelmatig over met de kleindochters en ook die hebben nog steeds de mooiste herinneringen aan hun grootvader. De jol kon uiteindelijk niet meer goed onderhouden worden en is toen zelfs gezonken. Vergauwen heeft het dan geschonken aan het Nationaal Scheepvaartmuseum te Antwerpen waar het door Maurice Kaak in de oorspronkelijke vissermanuitvoering gerestaureerd werd. Na zijn pensionering bezocht Vergauwen nog vaak "zijn vissers" en de werven waar hun schepen werden gemaakt en gaf met zijn enorme kennis ook steeds graag advies. Toen ene Paul Boots probeerde een oude houten hengst te restaureren lukte dat niet erg. Vergauwen zag dat het schip erg uit zijn verband lag en raadde een nieuwbouw aan. En zo geschiedde: te Steendorp werd een nieuwe hengst gebouwd, de Gust, in staal, grotendeels aan de hand van de tekening van de CLN I, gemaakt door Jules Van Beylen. Boots nam Vergauwen regelmatig met de auto mee naar Steendorp om zijn advies te vragen. De Gust is nu eigendom van ondergetekende, heet nu Tolerant en heeft als thuishaven de nieuwe Tolerantsteiger voor klassieke schepen te Rupelmonde, net stroomafwaarts van Steendorp. Een andere nautische liefhebber, de 29jaarjongere Walter Van Glabbeek, nam Vergauwen vanaf begin jaren zeventig graag mee met de auto naar de vissershavens waar hij vroeger zijn inspectierondes moest doen of waar hij nog vrienden van vroeger had. En waar hij door die oude vissers als een echte vriend ontvangen werd. Die tochten gingen van Sint-Amands aan de Schelde tot zelfs naar Bray-Dunes (Bray Duinen), Duinkerken en Gravelines (Grevelingen) in Frans Vlaanderen. Overal kende men hem en hij mocht overal langs de achterdeur binnen. En op tijd terug buiten geraken.dat was een ander verhaal. Ook de verzandende Emmahaven werd bezocht. Die haven werd in 1896 speciaal gegraven voor de vissers uit Kieldrecht en Nieuw-Namen, CONSENT NR. 29 VOORJAAR 2013 23 a Huisvlijt. Model van de Bouboule. Beide kleindochters hebben er eentje; er is een derde exemplaar in het Nationaal Scheepvaart museum te Antwerpen. Gewoon, ingelegd op het deksel van een sigarenkistje. die zoals die van Boekhoute al meermaals van "haven" hadden moeten veranderen. Het was wel meer dan een uur gaan vanuit Nieuw-Namen maar langs die weg waren wèl acht café's voor de vissers.Er lagen op het moment van het bezoek nog drie wrakken, ééntje van een botter uit Breskens en twee van een hengst. De voormalige eigenaar van één van die hengsten, de CLN 12, kwam er nog regelmatig naar de restanten van zijn schip zien. Bij dat bezoek werd de Emmahaven nog eens opgemeten: 35 x 160 meter (foto middenpagina). Deze haven is nu helaas onder een dijk verdwenen ten gevolge van het op deltahoogte brengen. Achter die dijk is er nog wel een cafeetje en er is het bezoekerscentrum van het Verdronken land van Saeftinghe. Zoals bijvoorbeeld het merkwaardige feit dat zowel vissers uitMeerdonkalsuitMariekerkeooitde"M"alsregistratieletter hadden. Later werden die van Meerdonk geregistreerd als "K", Kieldrecht. En Zandvliet had oorspronkelijk de letters "SV"; dat werd later gewijzigd in "ZV". Tijdens een andere reis, naar Mariekerke aan de Schelde kwamen ze er achter (toen Vergauwen al lang op pensioen was) dat de vissers nogal vaak eens durfden te smokkelen: De vriendschap tussen Walter Van Glabbeek en Frans Vergauwen ontstond eind jaren 60. Gemeenschappelijke hobby's als zeilen en scheepsmodellen maken lagen hieraan de basis. Toen ze via Jules Van Beylen (1918 - 2000) kennismaakten met de Zeeuwse kunstenaar Han Reijnhout waren ze behoorlijk onder de indruk van de modellen van Han. Vanaf 1970 trokken ze er regelmatig per auto op uit. Op verzoek van Vergauwen heeft Van Glabbeek al zijn geschriften bewaard. Tolerant heeft daar een kopie van gekregen zodat nu één en ander gepubliceerd kan worden. sigaretten, boter en zelfs kolen. De uitleg van een Hamse jol. Die is Vlaams (linkeroever van de Schelde) en een Mariekerkse jol is Brabants (rechteroever). De Schelde was lange tijd de grens tussen Brabant en Vlaanderen. De Brabanders hadden meer Slavonische eik: planken beter. Hamme had meer inlandse eik: buigt slechter en dus met spiegels. Bij een bezoek aan Boekhoute (waar op het gemeentehuis zowel "Stadhuis" als "Gemeentehuis" staat) vertelde een voormalige knecht dat er soms "met te slapen" geld verdiend werd. Er werd van Bressiaanse vissers garnaal gekocht en dan met veel winst in België verkocht als zijnde een "eigen, Belgische vangst". Wanneer er dan zo'n 2.000 frank verdiend werd was er al voor 1.500 frank opgedronken voor ze thuis kwamen. En dan hét verhaal over die domme schipper die met een lucifertje in zijn benzinetank probeerde te kijken of er nog genoeg brandstof was... Een visser die in een herberg pochte dat hij dat jaar wel 500.000 frank verdiend had, waarop een ander zei: "ik veel meer, wel een half miljoen!". De rattenvanger die ze tegenkwamen en die Vergauwen natuurlijk ook kende. Toen er naar de vangst werd gevraagd: "genoeg, maar ik vang ze natuurlijk niet allemaal hé!" De verhalen over de Belgische vissers die in WO I naar Zierikzee waren gevlucht (en daar niet mochten vissen). Het contact met het vaderland bleef: brieven smokkelen. Een Brugse vishandelaar kocht vis in Breskens voor thuis. Er werden brieven in een rog of kabeljauw gestoken. Op oudere leeftijd moest bij Vergauwen een been worden afgezet wegens koudvuur. Philibert Verras bezocht hem in het rusthuis. Frans nam dat amputeren nogal lakoniekop: hij had er tenslotte 80 jaar genot van gehad. Vanuit het rusthuis kwam hij nog regelmatig naar de Linkeroever, naar café Garolus, om er zijn oude vrienden te ontmoeten. De kleindochters bezochten hem er regelmatig. En toen het kunstbeen vervangen werd moest één van hen het oude exemplaar zekerheidshalve toch maar mee terug nemen. Onderweg werd ze op de tram nogal

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2013 | | pagina 13