G et ij cLenmolens
Inleiding
10
CONSENT NR. 29 VOORJAAR 2013
zich het maal goed smaken, tot het moment dat na het eten
de kop van de kat op tafel werd gezet
Via de archivaris van de RYCB komen we in contact met de
heer Patrick Wackens en zijn broer Yannick. Hun vader, Robert
Wackens, heeft de Pax gekocht in de lente van 1947. Het schip
was in slechte conditie. Na de eerste twee jaar in Antwerpen
te hebben gelegen, kreeg het schip Lillo als thuishaven, terwijl
alle zomers twee maanden in Veere werden doorgebracht.
Daar bivakkeerden onder andere de Jetty, Tenace, en de
Karekiet op het kanaal binnen de sluis. De vissershaven was
immers te onrustig vanwege het getij en het beweeg van de
vissersschepen. Yannick herinnert zich de eerste tocht naar
Veere, die nogal stormachtig verliep en waarbij verscheidene
tonnen water aan boord waren geraakt. Het schip was daardoor
vrijwel onbestuurbaar en verlijerde steeds meer naar de Neeltje
Jans, toen nog een zandplaat. Vanwege het vele water startte
de motor ook niet. Uiteindelijk lukte het om te gijpen en koers
te zetten richting Veere, waar de kletsnatte bemanning werd
opgevangen door de familie Van Cranenburg, uitbaters van de
Campveerse toren.
De Pax werd na die eerste tocht naar Veere in de winter
van 1947/48 gerestaureerd bij Van Duivendijk in Tholen.
Bij die gelegenheid werd door Dirk van Duivendijk een
blokmodel van het schip gemaakt. Ook de natte bun werd
verwijderd. Na de restauratie was de Pax een stuk sneller en
won, met de beroemde Staf de Lee als navigator, in 1950 het
scheldejuweel voor platbodems. De trotse schipper kocht een
bronzen buldog (Loebas) die hij op het eind van de helmstok
monteerde ter herinnering aan de voorgeschiedenis van het
schip. Wackens is eigenaar van de Pax tot 1958, wanneer het
Eigenoors/wedstrijdvlag van de Pax.
met pijn in het hart wordt verkocht. Daarmee zijn we weer
aangekomen bij Jan Overwijn. Wat nog ontbreekt is het stuk
voor WO I. Maar dat zal vermoedelijk wel duister blijven.
Eén vraag blijft knagen: of Phoenix niet een betere naam voor
het schip zou zijn geweest. Het is immers meerdere malen
verdwenen om vervolgens, soms zelfs letterlijk, uit zijn as te
herrijzen. Maar mogelijk kan een gevleugelde hengst zo'n
kunstje ook wel uithalen?
Blik op de toekomst?
CONSENT NR. 29 VOORJAAR 2013 11
De Schelde en haar delta onderscheiden zich van de andere rivieren in Nederland en België door het grote tijverschil, dat oploopt
van pakweg drie en een halve meter bij Vlissingen tot wel 6 meter bij Baasrode. De bewoners van het stroomgebied van deze
rivier hebben door de eeuwen heen geleerd met dit ongemak te leven, maar eveneens om van de nood een deugd te maken. Ze
maken al eeuwen gebruik van het getij om hun leven te vergemakkelijken. Een van de manieren daartoe was het gebruik van de
wisseling van hoog en laag water om een molen aan te drijven, de zogenoemde getijdenmolen.
Tot het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw is er eigenlijk nauwelijks iets gepubliceerd over getijdenmolens. Eén van
de redenen was dat in de archiefstukken meestal wordt gesproken over watermolens. Zo wordt bijvoorbeeld gesproken van een
watermolen in Antwerpen in de twaalfde eeuw, maar dit is waarschijnlijk geen getijdenmolen geweest omdat voor 1500 zo ver
stroomopwaarts nog te weinig tij verschil heerste. Dat ontstond pas naarmate de Westerschelde in belang toenam.
De oudste nog herkenbare sporen treffen we aan op het Ierse eiland Mahee (teruggaand tot begin de zevende eeuw), gevolgd
door de getijdenmolen in Basra in Irak, welke dateert van het jaar 960. Nauwelijks honderd jaar later stond er al een in Dover, nog
later gevolgd door letterlijk honderden getijdenmolens in heel West-Europa, van Spanje en Portugal tot Schotland en Ierland. In
Zeeland alleen al hebben er 20 gestaan. De eerste was Zierikzee in 1220, de laatste, in Bergen op Zoom, werd gesloopt in 1887.
Met de komst van eerst sterk verbeterde windmolens en vervolgens stoomkracht in de loop van de negentiende eeuw raakten de
getijdenmolens in onbruik. Van de naar schatting 1.000 getijdenmolens die ooit in de West-Europese kustzone hebben gedraaid,
zijn er enkele tientallen gerestaureerd en vier nog, of beter gezegd: opnieuw, maalvaardig: Corroios op de Taag bij Lissabon
(bouwjaar 1403), Eling nabij Southampton (herhaaldelijk herbouwd in 900 jaar tijd), Woodbridge op de River Deben nabij Ipswich
(vermeld sinds 1170) en... Rupelmonde.
De getijdenmolen te Rupelmonde.