Gevluchte schippers uit Heist en Zeehrugge in Zierikzee, 1915 - 1918 De komst van de vissers Ondersteuning 2 CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014 Huib Uil Vlaamse schepen aan de Nieuwe Haven7975 (Collectie Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, nr. ZG 0199). De Eerste Wereldoorlog had grote gevolgen voor Europa. Het meest ingrijpende gevolg van deze oorlogdie van 1914-1918 duurde, was dat ruim 35 miljoen mensen het leven verloren. Duitsland rukte het neutrale België binnen en als gevolg daarvan kwam een grote vluchtelingenstroom op gang, vooral tijdens het beleg en na de val van Antwerpen op 10 oktober 1914. Het totaal aantal Belgen dat naar Nederland vluchtte, bedroeg ruim een miljoen. Bijna de helft daarvan kwam in Zeeland aan. Om de opvang te regelen werden overal comités opgericht. Eind augustus 1914 werd hetProvinciaal Comité tot Hulpverlening aan Vluchtelingen in Zeeland'opgericht. JA. de Bruijne, lid van Provinciale Staten en directeur van de Hogere Burgerschool in Zierikzee, vertegenwoordigde Schouwen-Duiveland in het provinciale comité. Zijn opdracht was te komen tot plaatselijke comités en de opvang te organiseren. Niet minder omvangrijk was het probleem van de dreigende schaarste aan voedsel. 1 ^BEW. E)C^ DE De meeste vluchtelingen bleven in Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren maar ook Schouwen-Duiveland nam deel aan de opvang. In oktober 1914 arriveerden de eersten. In Zierikzee werden in totaal ruim tweeduizend vluchtelingen opgevangen die voor een deel werden doorverwezen naar andere gemeenten op het eiland. De meeste vluchtelingen die in Zierikzee bleven, werden ondergebracht bij particulieren. In de Concertzaal werden zeventig bedden geplaatst om er ook daar te huisvesten. Van hieruit werd een deel opgehaald door particulieren. Ook in scholen werden vluchtelingen gehuisvest. Vermogende Belgen namen hun intrek in de twee grootste hotels. In de loop van 1915 vertrok een groot deel weer. De situatie in België was voor een deel genormaliseerd en daarom was terugkeer mogelijk. Anderen gingen naar Engeland. De meeste vluchtelingen, die niet wilden terugkeren en afhankelijk waren van steun, werden in april 1915 in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken naar centrale kampen, zoals in Ede, Uden en Nunspeet, gestuurd. In Zierikzee bleven 18 vluchtelingen over die zelf hun kost verdienden en 31 personen die door het rijk ondersteund werden. In 1915 kwamen Belgische vissersschepen naar Zierikzee om een veilig heenkomen te zoeken. Zij bleven in Zierikzee tot het eind van de oorlog. Over deze vissers en hun gezinnen gaat het in deze bijdrage. CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014 3 Eind november 1914 werd de gehele Belgische kust onder vuur genomen door Engelse en Franse schepen. Het geweld gold vooral de havens van Zeebrugge en Heist waarvan de haveninstallaties werden vernield. De bewoners, die waren aangeraden hun huizen te ontruimen, sloegen op de vlucht. Aanvankelijk weken de vissers uit naar havenplaatsen zoals Breskens, Vlissingen, Philippine en Cadzand. Vanuit die havens konden zij hun visactiviteiten voortzetten op de Westerschelde. Op bevel van de territoriale bevelhebber moesten zij naar elders varen. Op 25 april 1915 kreeg de burgemeester van Zierikzee een telegram van de militaire commandant van Hansweert waarin deze meldde dat hij Vele Belgische gevluchte schepen' naar de haven van Zierikzee had gezonden. Al vanaf de vorige dag arriveerde een groot aantal Vlaamse vissersschepen in Zierikzee. Het grootste deel van hen was afkomstig uit Heist, een kleiner deel uit Zeebrugge en enkele uit Antwerpen. In totaal ging het om 72 schepen. De meeste waren van olmenhout. Hun lengte bedroeg elf tot twaalf meter. Aan boord waren in totaal 325 volwassenen en 173 kinderen. Een klein deel van de vissersschepen voer naar de haven van Brouwershaven. Daar ging het om 96 personen. Een deel van hen kwam van daar in 1917 naar Zierikzee. Regelmatig vertrokken er vluchtelingen of kwamen er weer bij. In het laatste geval ging het vaak om familieleden. Houten woningen aan de Balie, 1916 (Collectie Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, nr. ZG 0202). De vissers werden ondersteund door het Rijk in de vorm van een wekelijkse toelage. Iedere week werd ongeveer duizend gulden uitgekeerd. Per persoon werd fl. 2,40 per week betaald voor zover ze 15 jaar en ouder waren. Voor kinderen tot die leeftijd werd fl. 1,20 uitgekeerd. Wie daar niet van rond kon komen, kon extra steun krijgen. In beperkte mate is daarvan gebruik gemaakt. Voor de betalingen kreeg de gemeente iedere maand een bedrag van vijfduizend gulden van het Ministerie van Financiën via de betaalmeester in Middelburg. Met dat bedrag moesten ook de overige uitgaven voor de vluchtelingen worden betaald. Daarnaast werden giften ontvangen voor de hulp aan de vluchtelingen. De uitbetaling aan de vissers gebeurde elke maandagmorgen van 10 tot 11 uur in school A. De hulpverlening was in handen van het 'Comité Zierikzee tot hulpverlening aan vluchtelingen' onder voorzitterschap van J.A. de Bruijne. Dit werd gevormd door de Zierikzeese leden van het Schouwen-Duivelandse comité dat inmiddels ontbonden was. Veel werk werd verzet door de secretaresse, J. van Regteren Altena-Mollerus, die aan het Havenpark woonde, en door de tweede secretaresse, J.E. de Bruijne. Van het comité maakte onder meer wethouder L. Koopman Cz. deel uit, die zich eind 1915 daaruit terugtrok omdat naar zijn mening de dames 'geheel en al autoritair optreden'. De meeste contacten met de vluchtelingen hadden de Zierikzeeënaars M. Poldermans en J. Kandel, die daarvoor een bescheiden vergoeding kregen. Vanwege het feit dat niet iedere vluchteling betrouwbaar was, vervulden zij een belangrijke taak. ningen voor de Belgische vlucht bij den St Lievens Moimi n terrein rtoren

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2014 | | pagina 3