Een over-wintering op h.et wad
Op 87 jarige leeftijd zette schipper Klaas Baaij van de mosselhoogaars TH 21 het relaas op papier van
de tocht die hij op 21-jarige leeftijd maakte naar de Wadden, in de barre winter van 1901. Het is een
onopgesmukt verhaal geworden van bittere armoe, jeugdige overmoed, extreme koude, keihard
doorzetten, maar ook van mededogen, solidariteit en Godsvertrouwen.
Een tijdsbeeld zonder weerga!
24 CONSENT NR. 31 VOORJAAR 2015
N.P. Baaij
Vooraf:
We vonden het verhaal in het blad Tagrijn, nr. 2, 1976, van de
Vereniging Botterbehoud. De huidige redactie van dat blad
gaf ons toestemming het verhaal over te nemen, inclusief de
tekeningen van Peter Dorleijn.
De oorspronkelijke tekst is gehandhaafd. In het naschrift zijn
resultaten te lezen van nader onderzoek.
N.P. (Klaas) Baaij in 1966,
ter gelegenheid van zijn
60e trouwdag metGelliena.
Hij is dan 86 jaar oud.
Coll. mevr. P.A.M. Baay-van den Goorbergh
Het was een bizondere reis in het jaar 1901 van Tholen naar
Texel op 18 Februari, toen twee mosselscheepjes daar heen
voeren om een lading mosselen. De schippers waren N.P. Baaij
en M.J. Koppenhol en de knechts waren J. Baaij en J. de Kok.
Daar ik deze reis al enige malen aan de kinderen had verteld,
verzocht mijn oudste zoon een en ander eens op papier te
zetten ter nagedachtenis voor hem, zijn broers en zusters en
bij dezen wil ik dan trachten aan dat verzoek te voldoen.
Alzoo in 1901 hadden wij zes weken in de haven gelegen,
konden wegens het ijs niet uitvaren, en tot en het weer open
water was, was er voor ons nog niets te verdienen. Het zag er
niet bijster hoopvol uit, we moesten toch proberen het een of
ander te gaan doen.
In arren moede kwamen wij tenslotte met schipper Koppenhol
overeen, om het avontuur dan maarte wagen naar Den Helder
of Coksdorp op Texel te varen, teneinde aldaar een lading
grote mosselen bij een te zoeken en in Tholen te verkoopen
aan de groothandel.
Wij maakten ons onverwijld reisvaardig en vertrokken op
Woensdag 18 Februari van Tholen. Mijn knecht was mijn
broer Jacob Baaij en Koppenhol's knecht was Johannes de
Kok, een broer van Gelliena de Kok, die later mijn vrouw zou
worden, U lieder moeder.
Bij het uitvaren van de haven Tholen, woei er een zacht briesje
van het zuiden, maar eer wij aan Vosmeer waren werd het
mistig en bleven derhalve kort bij elkaar naar het eind van de
Mosselkreek.
Ik zei ioo terloops tegen mijn broer: "'k Heb zoo maar een
voorgevoel, dat dit een reis zal worden met wetenswaardig
heden en hindernissen" en ternauwernood uitgesproken
voeren wij omhoog op de St.Annalandse plaat. Wij deden
maar geen moeite om onszelf los te werken; we dreven opzij
van elkaar, het was inmiddels zes uur in den avond, bleven nog
een poosje buurten en gingen om 9 uur te kooi.
CONSENT NR. 31 VOORJAAR 2015 25
De hoogaars TH 21 voor aan de steiger in de haven van Tholen.
Coll. A. Blaas
wij kerk aan boord, en liefhebbers als we waren van zingen,
zongen we af en toe een psalm, brachten in vredige stemming
de Zondag door tot bedtijd 9 uur.
Maandagmorgen 23 Februari bij tijde uit de veeren, een
mooi bezeilde wind naar Vreeswijk, waar we 's middags om
2 uur aankwamen, vlot door de schutsluizen de Keulse vaart
op naar Utrecht, waar we weer moesten schutten, om 7 uur
door de sluizen; wilden we daar maar overnachten, kennelijk
voldaan over de goede vorderingen van dien dag.
Donderdag 19 Februari waren we vlot, het was nog mistig
en bladstil, deden eerst een bakje koffie en werkten dan over
de plaat heen, het Zijpe over, door het gat van Willem III,
dreven nog immer met de stroom mee en toen wij bemerk
ten dat de vloed afwas, kwamen wij ten anker; bij het optrek
ken van de mist bemerkten wij, dat wij in het schor van Oude
Tonge lagen. Inmiddels kwam de vloed weer in het water, er
woei een klein koudje van het Noord Oosten en gingen we
onder zeil; om 6 uur liepen we de haven van de Willemstad
binnen, nog steeds in de mist.
Vrijdagmorgen 20 Februari, de mist nog niet opgetrokken
en wij besloten dus maar te blijven liggen tot het middagtij;
het bleef mistig en waren gedoemd die nacht daarop in de
haven van de Willemstad over te blijven.
's Zaterdagsmorgens 21 Februari opgestaan bij mooi
helder weer, gingen we om 7 uur de haven uit en waren om
11 uur aan de Dordtsche brug. Daar moesten we de masten
strijken en voeren dan weer verder de Noord in. We hadden
afgesproken om bij H.l. Ambacht ten anker te komen, dan
lagen we daar Zondag rustig, bleven nog tot 9 uur buurten
en dan naar kooi. Na een verkwikkende slaap en gezamenlijk
ontbijt was het dan half tien.
Zondagmorgen 22 Februari en de wijl vader mij een
preekenboek meegegeven had sloeg ik voor om een preek
te lezen, waar geen een bezwaar tegen had en zoo hielden
Dinsdagmorgen 24 Februari in de prille morgen reeds
werden we gewaar dat de wind niet gunstig was; gelukkig
weinig wind, want we moesten dan zelf optrekken en na het
ochtendmaal overhand in de lijn tot we weer een rek hadden
om te zetten en aan boord wat konden uit rusten. We konden
ook wel gesleept hebben, maar het ging er ons om met zo
weinig mogelijk kosten ons doel te bereiken en alzoo waren
we op eigen kracht 's avonds 8 uur aan het eind van de Keulse
vaart, lagen om 9 uur in de Rietveldhaven, wel wat vermoeid
en vielen dan ook spoedig in slaap.
Woensdagmorgen 25 Februari tot aller tevredenheid weer
monter aan dek. De vraag rees hoe te varen, over de Zuider
zee of over het Noord-Hollands kanaal. Besloten werd over
het kanaal te gaan en voeren over het IJ naar de Willemssluis,
schutten daar op naar het Noord Hollands kanaal, zeilden met
zwakke wind naar Purmerend waar we om 4 uur aankwamen.
Ook daar weer schutten, en dan op naar Alkmaar, 's Avonds
8 uur bij het Alkmaardermeer besloten we daar te overnachten.
Donderdag 26 Februari ontwaakt bij goed weer, maar
de wind tegen; eerst maar eens eten en dan zelf maar weer
op gaan trekken. Gelukkig was er zo goed als geen wind,
we waren om 11 uur te Alkmaar. Eer we daar voorbij waren,
nam nogal veel tijd, want de bruggen draaien daar maar op
bepaalde uren. Dan kregen we een bezeilde wind, doch bij
Koehoorn moesten we weer aan de wal daar de wind uit de
wal woei en de huizen van dat dorp wel een half uur lang langs