POSTVERVOER VRM TEJKEL MRRR VUELR^D. POSTVLET MET POSTKRR OP DE VJEHORS 26 CONSENT NR. 31 VOORJAAR 2015 Postschipper Jan Buijs, links op de fotomet daarnaast zijn roeier Geert van der Kooi vervoerde de post met zijn vlet over het water naar de Vliehors. Daar wachtte bij laag water de postkar die de post naar het posthuis bracht. ©Zuiderzeemuseum het kanaal staan, zodat we van de wind niet profiteren konden. Tegen 5 uur waren wij bij het kanaal van Zijpersluis en daar het bladstil was, zouden we hier maar overnachten. Vrijdag 27 Februari 's morgens vroeg was de wind weer mede, gingen dus spoedig onder zeil en waren om 11 uur in Den Helder; daar geschut, om half een in de buitenhaven en daar het 's middags om 3 uur laag water was, gingen we eerst achter het kruitschip, zo wordt het daar genoemd, eens kijken of daar soms wat voor ons te verdienen viel. Maar dat viel tegen, dus zouden we de volgende dag maar doorvaren naar Texel. Toen we weer terug aan boord waren kwam de sluismeester een praatje met ons maken. Hij vroeg ons: "Al zoo naarstig?" omdat wij al zoo vroeg in het jaar deze kant opkwa men, hetgeen we hem toen uitlegden. Daarop vertelde hij ons, dat hij gisteren een varken had geslacht en nu een schaal met kanen had staan, en of hij ons daar een plezier mee kon doen. Nou daar durfden we geen nee op zeggen en prompt bracht die man ons een schaal met kanen, een paar worstebol letjes en nog wat kleinigheden. Overgelukkig waren wij ermee en vanzelf bedankten wij hem hartelijk. Zaterdag 28 Februari, 's morgens voeren we de haven van Den Helder uit met mooi weer en wijl ik daar goed bekend was voeren we met het tij mee langs Oude Schild over de Texel- sche stroom naar het oude Vlie, verder over den drogen naar Coksdorp en lagen 's middags in de Roggesloot. Met Westen wind lagen we hier onder een mooi opper, zouden dan hier Zondag houden om dan 's Maandags te gaan zien of hier voor ons wat te verdienen was. We lagen hier nu goed, zouden hier maar eens goed uitslapen, geen flauw idee van wat ons nog boven het hoofd hing. Zondag 29 Februari 's morgens niet te vroeg wakker, keken eens boven en ja, we zaten met onze vaartuigen aan de grond. De wind was 's nachts naar het Oosten gedraaid en in plaats van onder de wal, lagen ze boven op de wal. Dat werd dus afwachten tot het volgende tij. Maar intussen was de wind opgegaan, zodat er toen maar een voet water aan boord kwam; het ging er bedenkelijk bij staan, we beurden mekaar wat op om de moed niet te laten zakken. We gingen om 10 uur naar de kooi, sliepen die nacht weinig en weer maar uitzien naar het volgende tij. Maandagmorgen 1 Maart kwam het water maar net aan boord. We zaten bij elkaar tot bezuiniging van de kolen en aten gezamenlijk het ochtendbrood, waarbij ons gebed opging naar de Albehoeder om ons te bewaren voor opstandigheid in deze weg van tegenslag. We hadden ook een roeiboot meegenomen en die konden we wel van die hoge kant afkrijgen; gingen daarmee op zoek naar mosselen en het lukte voor ieder een vracht bij elkaar CONSENT NR. 31 VOORJAAR 2015 27 te zetten, groot van stuk en blank van vis. De eerste dag al konden we een 24 ton bij elkaar zetten op een mooie uitzet- plaats, wat ons terdege opmonterde. Zo was dan de eerste dag voorbij, maar de wind bleef steeds aanwakkeren uit het Oosten, er kwam steeds minder water en 's avonds gingen we weinig opgewekt ter ruste, zij het met dankbaar gemoed over de opbrengst van dezen dag. Dinsdag 2 Maart ontwaakt en in goede welstand, keken we boven en zaten nog op uitgedroogd geel zand. Het zag er voor ons maar duister uit, w e hadden een rekening gemaakt van hoogstens 3 weken, onze voorraad begon bedenkelijk in te krimpen. We konden maar één kachel stoken om het eten voor ons allen klaar te maken en ons te verwarmen, want het was koud met die Oostenwind. Water konden we binnen de dijk halen bij boer van Eerwaarde, die met ons lot begaan was. We gingen maar weer wat mosselen bijeen zetten tot de avond viel en dan naar boord, waar een ketel gekookte mossels ons zeer gelegen kwam. Nog een poosje gepraat en dan onder de dekens, want het vroor flink. Woensdag 3 Maart stond de wind nog in het Oosten. Toen we gegeten hadden sloeg schipper Koppenhol voor om onze vaartuigen er af te graven, maar daar was geen doen aan. Daar kwam de postschipper van Texel op Vlieland langs ons, toonde oprecht begrip voor onze toestand en vertelde dat het hele dorp bekommerd was en vroeg tevens of wij nog wel van alles aan boord hadden, dat we geen gebrek hoefden te lijden; we moesten ons maar eens komen voorstellen, zei hij. Het was voor ons hartverwarmend, dat er nog mensen waren, die zich om ons bekommerden en ons wilden helpen. Het gaf ons moed en gingen weer mosselen bij elkaar zetten; nu al stonden 70 a 75 tonnen bij elkaar. 's Avonds bespraken wij nog eens wat die postschipper Buis ons had meegedeeld, en meenden dat wij daar toch maar op moesten ingaan, want van huis konden ze ons ook niet helpen; met deze gedachte zochten we maar weer eens de kooi op. Donderdag 4 Maart; bij tijde uit de veeren, gelukkig was het goed weer en dus een paar uren werken aan de mosselen. Die dag hadden wij ruim 100 tonnen bij elkaar staan, en trots alle narigheid waren we toch goed gemutst over het bereikte resultaat. Hadden we ze nu maar thuis, zeiden we tegen elkaar, niet wetende welke teleurstelling ons nog te wachten stond, 's Avonds bij elkaar spraken we af om de komende Zaterdag naar het dorp te gaan en met dat vooruitzicht zochten we maar weer de legerstede op. Vrijdagmorgen 5 Maart opnieuw mosselen bij elkaar zetten en toen het tij afwas, hadden we al 130 tonnen bij elkaar. Na het avondeten weer bij elkaar, bespraken we de plannen van Zaterdag, n.l. waar we ons zouden voorstellen, bij de burge meester of bij de dominee en wie het woord zou doen, Aangezien Koppenhol de oudste was, was hij daar eigenlijk voor aangewezen, maar hij zag er nogal tegenop, ook mijn broer Jacob had niet veel ambitie; hij wilde het liever aan mij over laten, zodat ik er niet onderuit kon en de zware taak maar op mij nam. Na dit besluit gingen we dan maar weer naar de kooi, al heeft het me nog wel een poosje wakker gehouden. Zaterdagmorgen 6 Maart. Een bedoening van jewelste om ons een beetje toonbaar te maken voor de komende voorstel ling. Dan gingen we met z'n vieren naar het dorp om ons te laten scheren, want dat hadden we sedert de uitreis niet meer laten doen. Vervolgens het huis van de dominee opgezocht, aangebeld; de man deed zelf open en verzocht ons binnen te komen. Het was nu eenmaal mijn opdracht en ik stelde ons aan hem voor als vier Zeeuwsche vissers, die noodgedwongen naar hier waren gekomen om een vrachtje mosselen bij een te zoeken en die in Zeeland te verkoopen. Onze wederwaar digheden en tegenslagen had hij reeds vernomen van post schipper Buis, tevens dat onze voorraad bedenkelijk geslonken was. Hij betreurde een en ander ten zeerste en informeerde ook naar onze gezinnen in Zeeland. Verder zei hij ons dat er op het dorp al plannen beraamd werden om ons te komen bezoeken. De postschipper evenwel, die ons elke dag sprak, had hen op de hoogte gehouden en gezegd dat wij ons nog wel een paar dagen konden redden en dat wij voorts van plan waren om Zaterdag naar het dorp te komen, zodat ons bezoek niet onverwacht kwam. We moesten nu maar eens vertellen wat we nodig hadden. We deden dat uiterst voorzichtig en bescheiden, want we wilden voor alles de indruk vermijden als zouden wij van hun goedheid willen profiteren. Onderwijl werd ons nog een bak koffie gebracht en een Sigaar. We moesten nog wat blijven zitten en vertellen wat ons uit Zeeland naar hier gedreven had, wat we hem in 't kort hebben toegelicht. De man was kennelijk met ons begaan en verzocht ons om 's middags terug te komen, hij zou dan voor een en ander z'n maatregelen treffen. Tevens zei hij ons dat we bij boer van Eerwaarde aan moesten gaan, daar die wat boter, kaas, melk en eieren opzij gezet had. Ook daar werden we allerhartelijkst onthaald. Toen wij 's middags bij de dominee terugkwamen, nu het is niet om te geloven, wat daar alles voor ons klaar stond. Met paard en wagen werd het aan boord gebracht. We zeiden

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2015 | | pagina 14