=|p s I'tzi im i®ix ,v 411x47444 i'i lltillrlï Tl' fHftj" fvTilï i i - :VJfl j ■i mi hSri^lMi'tórT li' !l:éi ijlt r:0p Het schip 34 CONSENT NR. 32 VOORJAAR 2016 ''y$M V:V X': -'V'ty i'i A"' WK "{ifitrv.v. i 1- ij'- f: viX -.4 -W-;X;.:-X.tiZa4ii3T: /■A*'. -fc 'JJ- rij£U telt I.iti ;-a, 1XN V rrH Flo (links) aan boord van de Flo Constructieplan door R. Derkinderen afgemeerd tussen de eb - en vloeddeuren, nood breekt wet. Eenmaal terug op de Westerschelde wordt afgemeerd in het Speelmansgat en in gezelschap van de inmiddels opgestapte zuster van Walter wordt de maaltijd klaar gemaakt op een primus. Door een passerende mailboot ontstaan grote golven en wordt het gezelschap flink door elkaar geschud. Als de rust is teruggekeerd blijkt de biefstuk van Flo (de zuster) verdwe nen en nergens meer te vinden. Totdat na de maaltijd het zeil wordt gehesen en de biefstuk uit het grootzeil valt. Al met al raken de vrienden meer en meer thuis op het schip en op de Schelde, wat mag blijken uit de routine waarmee bepaalde ongemakken worden overwonnen. Zoals de 'neer' voor de haveningang van Lillo. Bij het uitvaren wordt je daar door tegen het remmingwerk gezet. Dan moet flink worden afgezet om het schip naar de andere kant te krijgen, om vervol gens met de pikhaak aan de palen te proberen het schip op stroom te krijgen. Vaak blijft dan de pikhaak in de paal zitten, en wordt na het weekeinde weer opgehaald. Daar is zelfs nog eens een schilderij van gemaakt. De kruik jenever, grootste formaat Bols, wordt koud gehouden in de klapmuts (plechtje in het voorschip). Het blijkt niet eenvoudig de herkomst van de Flo te achter halen. De tekeningen geven weinig houvast. Het berghout in het achterschip loopt niet door tot aan de achtersteven, maar stopt halverwege de ronding van het boeisel. Dat is een van de typerende kenmerken van de schepen van Meerman, dus zou het schip in Arnemuiden gebouwd kunnen zijn. Maar in de werfboeken van Meerman is geen hoogaars te vinden met dezelfde afmetingen. Andere kenmerken zijn de relatief smalle romp, en het brede vlak in het achterschip, vergelijkbaar met de Jetty. Dat zou dan weer kunnen wijzen op de werf van De Klerk. De constructieve details geven duidelijk geen uitsluitsel. De eerste registratie in het centrale visserijregister is in 1930, als het schip wordt ingeschreven als VE 3 'Nooit gedacht'. De eigenaar, Hendrik (Hein) Verlinde, was een visserman uit Veere die bekend stond onder de namen Piggelmee, of 'Rood Baaitje' vanwege zijn rode jak. Samen met zijn vrouw Jo Geschiere baatte hij een pension uit aan de markt in Veere, dat veel werd bezocht door bezoekende kunstenaars zoals o.a. Rudolf Schönberg. Hein was een amateur filosoof. Hij was bevriend met Hendrik Willem van Loon (Amerikaans-Neder landse schrijver, initiatiefnemer van de Van Loon hardzeilwed strijd), die hem en zijn vrouw Jo ten tonele voert in zijn laatste boek: 'Pioniers der Vrijheid'. In dit boek geeft Van Loon op een geheel eigen manier een overzicht van de Europese geschie denis, aan de hand van gefingeerde bezoeken van de meest uiteenlopende figuren op Zaterdagavond bijeenkomsten in zijn huis in Veere. Zijn gasten variëren van Erasmus tot Willem van Oranje en Napoleon. Deze bijeenkomsten werden opge luisterd met een uitgebreid maal, bereid door Jo Verlinde, en met uitgelezen muziek die door Hein Verlinde op de platen speler werd voorgetoverd. Op zeker moment danst Hein met de Engelse koningin Victoria, die bij het vertrek om midder nacht haar schoenen verliest. Als Van Loon deze de volgende morgen aan Hein aanbiedt als souvenir is het commentaar: "Ik heb gedanst met de koningin van Engeland, dat is genoeg voor een kleine garnalen visser uit Veere." Volgens een neef van Schönberg was Verlinde een vrijetijds- visser en heeft hij nooit vistuig laten installeren op zijn hoogaars. Hij was goed bevriend met de kunstenaar, die regelmatig een bezoek bracht aan Veere met zijn hoogaars Dolfijn (gerestaureerd en opgesteld in het Maritiem park Aan de werf bij De Klerk. Nieuwe zetboorden zijn al geïnstalleerd. in Antwerpen). Hij voer regelmatig met de gasten van het pension om op eenden en ganzen te jagen. Volgens het register heeft de hoogaars een acht pk Bolinder motor, maar volgens informatie van Jan Huijbrecht (zoon van een Veerse visser, medeoprichter van de Museumhaven Zeeland) is dat onjuist en zou Verlinde later een kottertje hebben gekocht met zo'n motor. Gegevens van voor die tijd ontbreken en we moeten aannemen dat het schip niet in de visserij actief was. Dat was niet ongebruikelijk omdat de kleine hoogaarzen ook veel werden gebruikt als overzet of als vrachtscheepje. In 1937 verkoopt Verlinde de hoogaars aan A. van Dende ren uit Grauw, die het schip omdoopt tot Leontineen laat registreren onder nummer GRA 16. Krap een jaar later wordt het alweer verkocht, deze keer aan C. Boone in Yerseke, en krijgt het nummer YE 190, en de naam Maria. Yersekenaar Cees de Rooy herinnert zich het schip als "een snel scheepje, donkerrood geschilderd en zonder motor". Uiteindelijk verkoopt Boone het schip, de Mariain 1946 aan de gebroeders Van Glabbeek.

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2016 | | pagina 18