In privé handen De restauratie IT NR. 33 VOORJAAR De wintertent moest weg. Moor nu zie je die zeeg. Op de wol in Huizen. Johon in gesprek meteen bewonderaarster. De tent stond er toen nog. Er is in de jaren 1930 nogal wat geschoven met de schepen van de Arnemuider vloot. Schepen werden om de haverklap verkocht en omgenummerd. Mogelijk is er toen verwarring ontstaan meteen door Meerman in 1914 gebouwde hoogaars, de ARM 49 De Vrouw Grietje van Jacob van de Ketterij. Dezelfde achternaam uiteindelijk, en in hetzelfde jaar verkocht. Dat zou de vermelding van Meerman als werf kunnen verklaren. Erg verwarrend allemaal, dus tot het tegendeel is aangetoond gaan we er van uit dat het schip inderdaad in 1913 is gebouwd, en houden we de gegevens uit het visserijregister aan. Mocht een van onze lezers meer informatie hebben, dan vernemen we dat natuurlijk graag. Na de tewaterlating werd het schip ingeschreven met de naam Prinses Juliana, visserijnummer ARM 30. In 1920 schrijft schipper Van de Ketterij de Prinses Juliana over naar Vlissin- gen onder dezelfde naam, en met nummer VLI 47. Aan het einde van datzelfde jaar wordt het schip overgenomen door zijn zoon L. van de Ketterij, die het mee terugneemt naar Arnemuiden onder nummer ARM 30. Een paar maanden later verkoopt deze het schip aan L. Koppejan, die er onder de naam De Vrouw Cornelia (ARM 38) zeven jaar mee vist. In 1928 wordt de hoogaars verkocht aan A. Verschuure in Yerseke en krijgt de naam Jacomina. Het visserijnummer wordt YE 167, en dat is tot de dag van vandaag ongewijzigd. In 1930 wordt er, ondanks de malaise van de grote crisis, een motor ingebouwd, een 16 pkClimax, van de Climax Ruwoliemo- torenfabriek in Rotterdam. Waarschijnlijk is bij die gelegenheid ook het boeisel verhoogd. Opvallend is dat de meting daarbij is gewijzigd, van 61/27 naar 51/11 M3 bruto/netto. Ook dat kan weer een aanwijzing zijn dat er twee schepen door elkaar zijn gehaald. Na nog eens 7 jaren neemt de zoon van Verschuure het schip van zijn vader over, maar na een jaar wordt het door verkocht aan A. Meyaard onder hetzelfde nummer maar met de naam Catharina. Na de oorlog, in 1946, wordt het De Vrouw Katharina, en na de inschrijving in het nieuwe register in 1947 wordt het in 1952 Katharina, waarna in 1966 het schip wordt doorgehaald en aan de visserij onttrokken. Eenmaal in privé handen wordt het beeld iets duidelijker. De heer Nico Gravesteijn vertelt ons dat zijn vader het schip in 1967 koopt, naar aanleiding van een advertentie in de Tele graaf. Hij schrijft: "Wij hebben het de naam De Mosselman gegeven. Er stond een ouderwetse gloeikop motor in. Met zo'n groot vliegwiel eraan. Het starten van de motor was een hele kunst. Dat grote wiel heen en weer laten schommelen en dan ineens met een luide knal sloeg de motor aan. Mijn broer Dick (overleden in augustus 1968) heeft het schip met een vriend naar de werf van Meerman gevaren. Voor de wal gaf de motor nog één klap, de laatste. Die motor is eruit gehaald, een moderne (Peugeot 62 pk. PH) is ingebouwd door een bedrijf in Arnemuiden (de firma Knolle. PH). Meerman zou het schip opknappen. Wij wilden het kot er weer op hebben, met daarvoor een open kuip en daar achter een kleine stuurkuip. Mijn broer werd ernstig ziek. Daardoor zijn de plannen veran derd en is er een kajuit opgekomen. Meerman blij want hij vond het maar niks zo'n kot. Op het dek stond een lier. De mast was kort. Zwaarden waren niet aanwezig. Wij hebben later de mast van een botter op de hoogaars gezet en de zwaarden van een botter. Ook het grootzéil. Dat was eigenlijk te klein. Op Urk bij Lucas Schneider een fok laten maken." De ligplaats werd tegenover de Keizersgracht 436, en later de Van Lennepkade in Amsterdam. Het vaargebied waren het IJsselmeer en de Friese meren. CONSENT NR. 33 VOORJAAR 2017 33 Het ruim in 2006. Opvallend is de lage positie van de mast- bank. Er is duidelijk flink aan het schip getimmerd door de jaren heen. Ook de achter steven en het slemphout zijn aan vervanging toe. Het ruim, nu met nieuwe spanten. De spanband dientom vervor ming van de romp tegen te gaan. Het bandje ach terschip met het ingehakte jaartal 1921. De letters md staan aan de linkerkant van het ijzer. De d'is nog net zichtbaar. Eind jaren 1970 is De Mosselman verkocht aan een handelaar in platbodems. In een advertentie in de Telegraaf van 1980 biedt scheepsmakelaardij 'Het Wakend Oog' een originele Zeeuwse hoogaars te koop aan, ligplaats Yerseke. Dat was vermoedelijk de YE 167. Voorzover bekend was de heer E. Kolk daarna eigenaar van ca. 1980 tot 1992. In een advertentie in de Consent van 1992 biedt hij het schip te koop aan met de mededeling: "voor 90 gerestaureerd bij scheepswerf Kees Droste in Hoorn". Maar Cees vertelt desgevraagd dat hij net voldoende gedaan heeft om het schip drijvende te houden. Een bakboord kimgang moest met kunst en vliegwerk worden vastgezet, omdat er geen inhouten waren waar nog voldoende houvast aan zat. Toen ze op zeker moment op de werf een verdacht geratel hoorden bleek er een specht in de mast te zitten. Die was ook niet best meer. Daarna werd de heer C. Stelling uit Den Haag de nieuwe eigenaar. Het schip stond in 2001 een poosje opgeslagen op de werf van Spek in Voorschoten. Aan het begin van deze eeuw was De Mosselman een bekend gezicht in Muiden, aan de steiger bij het Muider slot, half gezonken en wachtend op de sloper of iemand die begaan was met haar lot. Die iemand was Johan Huizenga. Voorjaar 2005 heeft Johan de Stichting Behoud Hoogaars gebeld om advies te vragen over de restauratie. We hebben toen afgesproken met Cees Droste in café de Smokkelhoek in Kruiningen, waar we onder het genot van koffie en koek de verschillende mogelijkheden en valkuilen hebben besproken. Het oorspronkelijke plan de romp in de polyester te zetten is toen gelukkig van tafel gegaan. Sindsdien is er met tussenpo zen contact geweest met Cees. De restauratie wordt stap voor stap aangepakt. Nadat het schip was gesteld is een begin gemaakt met het vervangen van de inhouten in het voorschip en de mastbank. Op die manier is een sterke structuur gebouwd als basis voor verdere stappen. Al het hout dat nog redelijk in conditie was is voor alsnog behouden. Na het vervangen van het hout in het voor schip zijn de spanten in het ruim vervangen, en vervolgens is een begin gemaakt met het vervangen van de middenplank van het vlak. Het achterschip is nu aan de beurt. Bijzonder bij deze restauratie is dat alle hout is samengesteld uit eiken planken van 20 mm dikte, verlijmd met epoxy. De spanten worden een voor een uit het schip gesloopt, dan wordt de hoek opgemeten en wordt in de werkplaats een replica gelamineerd. Die wordt daarna pas gemaakt en beves tigd in het schip, waarna een volgend spant aan de beurt is. Het plan is ook de huidgangen op deze manier te fabriceren. Voordeel daarbij is dat de aansluiting op de kim verschelfd kan worden gemaakt, ijzersterk en gegarandeerd waterdicht. Een mogelijk nadeel kan zijn dat het geheel te stijf wordt, maar dat zal de tijd leren. Al pratend over de restauratie valt op dat Johan het hele karwei in gedachten al tot in detail heeft uitgewerkt, inclusief de aandrijving, de plaatsing van de motor, en verdere details. Zo hoopt hij te voorkomen dat in een later stadium het eerdere werk weer moet worden aangepast, of zelfs afgebroken. Het is een ongebruikelijke manier van werken, maar het resul taat mag er zijn. Een datum voor tewaterlating waagt Johan zich niet aan, hij neemt het stap voor stap. Het oorspronke lijke plan om met een week of vier weer te kunnen varen is te optimistisch gebleken, maar langzaam en zeker krijgt het schip weer vorm. De verwachting is dan ook dat te zijner tijd De Mosselman weer het water zal opzoeken. Johan Huizinga zal het restauratiewerk missen, maar tegen die tijd is hij vermoe delijk wel eens aan rustig varen toe.

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2017 | | pagina 17