Het Mosselkantoor
mosselen
Oprichting en activiteiten van
het Mosselkantoor
Wat vooraf ging
Het Mosselkantoor
Strikte regulering
Van dictaat naar samenwerking
en eigen verantwoordelijkheid
16 CONSENT NR. 33 VOORJAAR
A.F. Franken
Van oudsher werd in de wateren van het Zuid-Hollandse en
Zeeuwse deltagebied gevist op schelpdieren zoals mosselen
en oesters, aanvankelijk alleen voor eigen consumptie, maar
spoedig ook voor de verkoop. Vooral in plaatsen als Philippine,
Bruinisse, Zierikzee, Tholen en Yerseke vestigden zich veel
mosselbedrijven. Heel lang was Philippine het centrum van de
mosselhandel, op de voet gevolgd door Bruinisse. In de loop
van deze eeuw groeide Yerseke uit tot belangrijkste plaats in
de mosselbranche.
mosselvisserij die voornamelijk een prijszetting bij de uitvoer
beoogde bleek in de praktijk niet geheel te voldoen. Het
handhaven van de minimumprijzen bij de uitvoer lukte niet of
nauwelijks. Daarom koos men voor een ander systeem, waar
de vissers al langer voor hadden gepleit.
De visserij op mosselen was tot 1825 vrij, hetgeen vaak ruzies
veroorzaakte tussen verschillende mosselvissers over het
eigendomsrecht van sommige uitgezaaide mosselen en soms
leidde tot overbevissing. In 1825 werd het beheer over de visse
rij opgedragen aan het Bestuur der Visserijen op de Schelde en
de Zeeuwse Stromen. Dit college bepaalde in welke periode
van het jaar er gevist mocht worden. Tevens werden er regels
opgesteld ten aanzien van de grootte van de mosselen en de
vismethoden. Het Bestuur hield zich ook bezig met de aanleg
en verpachting van nieuwe (mossel)banken die door loting
aan de kwekers werden toegewezen. Het betalen van huur of
pacht was niet nodig. Rond 1876 begon men met de verpach
ting van de kweekpercelen. De hoge pachtprijzen veroorzaak
ten aanvankelijk veel problemen voor de mosselvissers, maar
uiteindelijk leidde dit systeem toch tot een verzekerd bestaan
in de mosselvisserij.
Voor de Tweede Wereldoorlog werd de mosselvisserij in over
wegende mate uitgeoefend door kleine zelfstandigen, die
veelal niet zo kapitaalkrachtig waren als de huidige mossel-
bedrijven. Daarom leidden de onrustbarende dalingen van de
mosselprijzen in de crisisjaren na 1930 tot een noodtoestand
in het mosselbedrijf. Om grote armoede onder de mosselvis
sers te voorkomen waren ingrijpende maatregelen nodig. De
toenmalige regeling ten behoeve van de mosselcultuur en
De overheid besloot tot centralisering van de aanvoer en
afzet van mosselen (en garnalen) door de oprichting van een
Centraal Aan- en Verkoopbureau van Visserijproducten te
's-Gravenhage, met daaronder - voor wat betreft de mossel
visserij - ressorterend de Stichting Centraal Verkoopkantoor
van Mosselen, kortweg Mosselkantoor. Dit werd gevestigd op
'neutraal' terrein in Bergen op Zoom en niet in Zeeland om de
schijn van bevoordeling te voorkomen.
Het stichtingsbestuur bestond uit een voorzitter en zeven
leden die voor een tijdvak van telkens twee jaar werden
benoemd door de Minister van Economische Zaken, op advies
van de Commissie voor de Mosselvisserij en de Mosselhandel
van de Stichting Nederlandse Visserijcentrale, gevestigd te
's-Gravenhage. De secretaris van het bestuur was de secretaris
van de eerder genoemde Commissie voor de Mossel
visserij. Uit het bestuur werd een dagelijks bestuur gevormd,
bestaande uit een voorzitter en drie door het bestuur uit zijn
midden aangewezen bestuursleden. De secretaris van het
bestuur trad tevens op als secretaris van het dagelijks bestuur.
Het bestuur benoemde een directeur die was belast met de
dagelijkse technische, administratieve en commerciële leiding
van de stichting.
CONSENT NR. 33 VOORJAAR 2017 17
Bergen op Zoom
Stationsstraat 17
voormalig pand
Mosselkantoor
Bergen op Zoom
Stationsstraat 28
voormalig eerste
pand Mosselkantoor.
Het Mosselkantoor regelde met strenge hand de productie, de
aanvoer en de afzet van mosselen. Het beheerste de aanvoer
door middel van 'standaardcapaciteitscijfers'. Elke mosselkwe
ker moest individueel worden erkend en verkreeg na goed
keuring een vergunning en een standaardcapaciteitscijfer.
Dit cijfer gaf aan in welke verhouding elke kweker en visser
mosselen mocht aanvoeren, en het was tevens richtsnoer voor
de productie per bedrijf. Alle mosselen dienden te worden
geleverd aan het Mosselkantoor. De handelaren in mosselen
konden hun waar uitsluitend via dit kantoor kopen, zodat de
band tussen handelaar en kweker geheel werd doorgesneden.
Er was geen sprake van vrije verkoop of afzet van mosselen.
Deze regeling werd vastgelegd in het Crisis-Mosselbesluit
1934 en de Crisis-Mosselbeschikking 1936.
In de Tweede Wereldoorlog was het Mosselkantoor verant
woording schuldig aan het Bedrijfschap voor Visserijproduc
ten te 's-Gravenhage, ingesteld op 15 november 1942. Dit
schap had een verordenende bevoegdheid en verstrekte het
Mosselkantoor opdrachten tot aan- of verkoop, opslag, bewer
king of verwerking van mosselen.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog speelde het
Mosselkantoor bij de bevrijding een rol in de distributie van
vis. Als hoofd van de Afdeling Visserijproducten van het Alge
meen Commissariaat voor de Voedselvoorziening was de
directeur van het Mosselkantoor van 1944-1945 belast met de
behartiging van de visserijzaken en de afzet van vis en vispro
ducten vanaf de aanvoerhavens tot aan de consument. Vrijwel
direct na de bevrijding van Zuid-Beveland, Tholen en Bergen
op Zoom kon de visserij op mosselen worden hervat.
In 1946 besloot de regering het Bedrijfschap voor Visserij
producten te wijzigen in een meer verticale organisatie. Dit
betekende dat hierin zowel producenten (vissers en kwekers)
als handelaren, grossiers en ook verwerkingsbedrijven waren
Aankomst mosselschepen Yerseke ca 1920.
Yerseke ca 1929 Jan Koster (links) met zoon Marien,
geb 16-9-1902 overleden ca 1930.
Pt mqubI
Yerseke, aanvoer van mosselen.