Werking der hydraulische walkranen 11.30 Vindingrijk kraanpersoneel 24 CONSENT NR. 34 VOORJAAR 2018 dure leidingwater gebruikt. Dat was tot de Nassaubrug in 1977 voorzien werd van een waterreservoir met pomp. De aandrij ving met perswater van sluisdeuren en andere draaibruggen was dan al omgebouwd naar oliedruk en/of elektriciteit. Na het in erfpacht geven van het ZPH in 1984 aan de kunste naarscollectief Internationale Nieuwe Scene werd door deze de muur tussen de voormalige stoomketelhal en de machi nekamer gesloopt, tijdens de renovatie tot een langere toneelzaal. Naast het stedelijk systeem was hier al in 1865-1901 een private installatie in gebruik in de Entrepot voor een kleine jigger voor 400 kg en gevelkranen. Alsook de nog bestaande gevelkranen in de pakhuizen St.-Felix, Rubens-Zuid en Rubens-Noord. Deze drie werden werden mogelijk nog zo gevoed ondanks de grote brand van 1901 in de Entrepot, maar vanaf 1906 uit het nog bewaard (nu ledige) pershuisje Oude Leeuwenrui 27. Dat werd ca. 1930 onttakeld na aankoop door de stad en aanslui ting op het NPH. Ook de maatschappij der spoorwegen had een eigen geheel voor de niet meer bestaande stations aan de Noorderplaats (1874) en op het Zuid (1898). Laatst genoemde met twee accumulatortorens die de westelijke partij flankeren, maar leeg bleven door de komst van elektriciteit voor kranen en kaapstanders. Tenslotte was er korte tijd de Cie Hydro-Elec- trique Anversoise S.A. (1894-1900). Die had een afzonderlijk geheel, ditmaal met waterturbines aan Timmerwerfstraat 8-36, met accumulatortoren (nog aan straatzijde) die dyna- ,mo's aandreven voor elektriciteit bij klanten aan Groenplaats, Breydelstraat en Leopoldstraat. Dit tot het bankroet der firma. In totaal werden in Antwerpen dus acht pershuizen gebouwd. Armstrong ontwikkelde zijn kranen op basis van de door hem in 1846 gepatenteerde jigger. Dat is een grote domme kracht vergelijkbaar met een fietspomp. Zij bestaat uit een lange ijzeren buis waarin de zuiger afwisselend op en neer gaat wanneer er opeenvolgend langs onder lucht of vloeistof ingevoerd en uit geloosd wordt. De zuiger is hier een lange ijzeren cilinder, juist passend in de buis en aan het uiteinde voorzien van een of meer kettingwielen. Die is of zijn er ook aan de cilinderbodem, zodat een takel met meerdere ketting parten gevormd wordt. Daarover stijgt en daalt naar believen de verder lopende ketting met haak. Bij de grote jigger voor 600 kg in St.Felix en de kleine voor 400 kg in het MAS wordt echter een grote haspel aangedreven met hijskabel en haak, over een hoog opgehangen snarsblok. In beide gevallen kon het tuig gebruikt worden voor kraantaken. (Wat didactisch ontbreekt in het MAS). Tijdens mijn havenrondleidingen (sinds 1975) toon ik de werking met een fietspomp. Door in het darmpje te blazen stijgt het handvat dat van een wieltje voorzien werd. Daarover loopt een touwtje waarvan het ene einde vastgekleefd is aan de buitenkant der pomp en aan het andere einde een hijs haakje draagt. Door de lucht nadien te laten ontsnappen daalt de haak volledig. In Antwerpen werden de hydraulische walkranen vaak "water kraantjes" genoemd. Daarvan zijn er hier maar de twee in aanhef genoemde bewaard. De restauratie van nr. 97 is nog niet voltooid en staat zolang aan kaai 46 nabij de Siberiabrug- gen. Na voltooiing zal ze nabij de andere geplaatst worden. Want alleen daar ligt nog kraanspoor van de overeenstem mende 4m breedte, terwijl dat aan de Rijnkaai 5m bedraagt voor de elektrische kranen aldaar. Bij de hydraulische kraan nr. 111 is vanop het wandelterras duidelijk te zien hoe aan de waterzijde over de kettingwielen, aan bovenzijde van de nu verzonken ophaalzuiger, de hijsket ting loopt. De kraan werd met door de kraanman enige uit de loods meegebrachte vrij korte aanstelbuizen van standaard lengte plus één telescopische (in het jargon "telescoop") en/ of een uitschuifbare buis ("trompet") juist verbonden met het perswaternet. Dat gebeurde vanaf de meest nabije (om de ca. 11,5 m) aanwezige aanstelputten langs de blauwe steen. Via de korte bocht (het "kieken") onderaan de vertikale aanvoerpijp naar de ophaalcilinder via de algemene water verdeler voor het hijsen, vieren en zwenken. De kraanman had voor zich twee rechtopstaande ca. 1m lange ijzeren hefbomen om overal water toe te voeren ofwel te lozen. Naar het schip gekeerd bediende hij met de rechtse de algemene waterverdeler. Zodat, door 1201 waterverbruik, de 3m stijgende ophaalzuiger met 225mm doormeter 18 m ontrolde der 43,5 m lange hijsketting. Deze glijdt over ingevette afgekeurde mijnkabels, die verzonken zijn in de bovenzijde der giek ("fleche"). De ballastblok boven de kraan- haak dient om deze ook zonder last te laten dalen. Het terug dalen der zuiger gebeurde door eigen gewicht tijdens het lozen van het water. Door de linkse hefboom ging water naar een andere water verdeler, die voor het zwenken. Zulks door verplaatsing van de ingebouwde bakschuif ("glissière") zodat water afwisse lend ging naar de ene of de andere liggende zwenkcilinder in de dubbele bodem onder het kraanhuis van nr. 111, maar in de pyramidevormige bovenbouw van het kraantype als nr. 97. Ze hebben 180 mm doorsnede en hun gemeenschappe lijke ketting is, tegen slippen, twee maal gewonden rond de kettingtrommel, die de draaistijl met de giek omvat. Het systeem laat maar draaien toe over maximum 180°, wat 35 sec duurt. Voor zulk volledig heen en weer gaan vergde dat 37 liter water. Het "afgewerkte" water ging gedeeltelijk langs de aanvoerweg tot beneden en werd er geloosd in de (nu overal verdwenen) ijzeren greppel uit U-profiel (ca. 100 x 50 x 5 mm), in een dok of in de Schelde. Zulks in tegenstelling met in Engeland waar het water vaak gerecycleerd werd. Voor lasten hoger dan 2ton mochten geen twee kranen samen werken. Maar vele waren daartoe voorzien om "dubbel gescheerd" te werken tot 4t. Zulks door verleggen van de hijsketting, na verwijderde ballastblok, van de toprol naar een tweede rol aan een gat halfweg de reikwijdte. Een hele klus langs de aan boven zijde van een ladder voorziene giek. Geleid over de tweede CONSENT NR. 34 VOORJAAR 2018 25 fig.5 Pyramidekraan fig. 7 Portoolkraon Hoogteportaolkroon "Kennel" rol werd de ketting in het gat gelaten alwaar ze voorzien van losse katrol in de vorm van een snarsblok met eigen kraanhaak terwijl de eerstgenoemde kraanhaak in een beugel erboven gehangen werd. Aldus werd de last veilig verdeeld over de nu twee parten van de hijsketting, waarvan de schakels van 19 mm doormeter en 38 kg/mm2 breukspanning anders zou bezwijken. Om de 600 werkuren werd de hijskettingen afgelost door andere uit de grote reserve ervan. Om hen per twee spanningsvrij te gloeien in de nog in het ZPH bestaande kettingoven. Vier smeden waren er constant bezig om vooraf de beschadigde schakels te vervangen, vermits er aan de Scheldekaaien alléén al 156 zulke kranen stonden. Bij einde werktaak diende de giek vergrendeld naar landzijde en de ophaalzuiger vastgezet tegen vallen der hijsketting. Bij winterweer dienden alle resten water verwijderd langs lozingskranen ("purgeurs"). Voor het heropstarten dienden niettemin sommige onderdelen lang verhit met doordrenkte vodden, met aandacht om de pakkingen niet te verbranden. Hoewel deze kranen heel zwaar gebouwd waren dienden ze voor het verlaten vastgezet op de rail met spieën en d.m.v. vier vijzels ("kattekoppen"). Daarvan is eraan nr. 111 maar één volle dig en bereikbaar. De verplaatsing der kranen gebeurde aanvankelijk d.m.v. de nabije hydraulische kaapstanders. Vanaf 1893 was daartoe één wiel voorzien van een reductie voor handaandrijving. Het eenvoudig zwenksysteem werd op initiatief van de bedrijfsleiding vanaf 1913 vereenvoudigd toegepast voor de draaibruggen ter vervanging van Armstrong's watermotoren die niet meer voldeden. Behalve aan de in 1974 gesloopte Bonapartebrug (1907). De vier voor de beweging der sluis deuren aan Nassaubrug zitten nog onder de dekplaten op het plateau. De kraandrijvers waren blijkbaar pientere kerels. Want omdat beide hendels een vrij grote uitwijking vergden, hadden ze er wat op gevonden. Uit een smalle duimse plank sneden ze zeer praktische ergonomische hulpmiddelen, de "latten" om van op hun hoge stoel minder vermoeiend te werken. Het hout kreeg de vorm van een houten lepel, met een gat aan het uiteinde dat juist past in de bovenzijde van het handvat der hendels. Varianten zijn doorlopend rechte stokken, aan het uiteinde voorzien van een enkele of dubbele lus uit ca. 5 mm rond of plat staal. Maar altijd één van ca. 30cm en de andere ca. 48 cm. Omdat het zwenken een grote uitslag der hendel vereiste dan het hijsen en vieren. Later werden door de kraanleiding uitvoeringen van stan daardmodel verstrekt. Maar ook daaraan gaf elke kraanman een eigen accent. Hetzij door één of meer helle kleuren en/

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2018 | | pagina 13