De mensen 32 CONSENT NR. 34 VOORJAAR 2018 De kits Merganser aan de Loskaai in Middelburg. (Merganser middelste zaag bek) Popham (links) en jachtmaten op de schokker die voor 1917 als Tonnenlegger diende voor Barre Teeuw van Beveren. heeft een enkel stuk wild in plaats daarvan geschoten. Ik begin met het verzamelen van de geschoten vogels. Tegen de tijd dat ik ze allemaal heb verschijnt Pike, "zo jongeman, heb je succes gehad?" Ik antwoord: "ongeveer 35 eenden. Wat heb jij?" Hij glimlacht breed en zegt: "Nadat je al mijn kansen door de herrie van dat kanon van je verstoorde heb ik een kluut geschoten die ik in een zijkreek had zien waden en foerage- ren. Je weet dat het museum beweert dat ze in deze tijd van het jaar hier allemaal weg zijn? Wel, nu kan ik ze bewijzen dat dit niet zo is. Morgen gaat hij op de post naar het Natuurhisto risch Museum in Leiden". Gedurende het afgelopen spannende uur is de wind fors aangewakkerd en naar het noordwesten geruimd. Het wordt ook duister en de donkere wolken die vanuit zee binnen drijven helpen ook niet. We kijken elkaar aan: "tijd om onze biezen te pakken". We halen de grote en zware bootgeweren van het voordek en stouwen die zo laag mogelijk in de bootjes. Ook de buit wordt verdeeld. We moeten naar Veere terug roeien want in de wind opwerken gaat met de platboomde punts niet. Na zoveel mogelijk de luwte van de dijk opgezocht te hebben roeien we tegen de nu noordwesten wind in. De golfslag wordt allengs groter met de strijklengte die de wind nu heeft vanaf de Noordzee. Na een uur roeien slaat er door de hoge golven meer en meer water in de bootjes en begint de situ atie precair te worden. Punts zijn niet erg zeewaardig en we gaan er nu wel mee tot het uiterste. Op een gegeven moment roept Pike, die wat meer ervaring heeft me toe: "we moeten de grote geweren dumpen want anders redden we het niet. Bind je anker en joon aan het geweer dan vinden we ze morgen wel weer" Ik aarzel want de dubbelloops Bland is best een investering en terugvinden onzeker zelfs als we de geweren dicht tegen de plaat vrijzetten. Maar ja, verdrinken is ook geen optie dus begon ik aan het zware geweer te sjorren om het uit de bodem zout water onder in het bootje te trekken. Ik hoor Pike hetzelfde doen. Het is in de tussentijd donker geworden en ons enige houvast voor onze positie is het licht voor de Campveersche Toren bij de havenmonding van Veere. Plots wordt dat licht afgedekt door een zeil en uit het donker klinkt een zware stem: "Ik dacht al dat de heren wat hulp konden gebruiken". Dat is onze gastheer in Veere, Jan de Blieck, die met zijn hoogaars VE13 ons te hulp schiet. De zeegang waar onze punts zo'n probleem mee hebben zijn voor de VE13 geen enkel probleem. Hij maakt lij en we hijsen de bootjes aan boord van de hoogaars. Jan met zijn schoon zoon Sander Minneboo en hun bemanning hebben ons maar net op tijd gered want de wind wakkert nu behoorlijk aan. Beide mannen zijn de broodjagers van Veere die hun kost verdienen met zowel jagen als vissen. Als Pike en ik in Veere zijn, verblijven we bij Sander en zijn vrouw Angelina in Maris Stella aan de Kaai. Altijd gastvrij en goed verzorgd. Ze hoeven ons niet vaak te redden en we zijn onze jachtma ten nu dan ook zeer dankbaar. Misschien dat we het na het dumpen van de geweren gered zouden hebben maar de wapens terugvinden is erg onzeker. Er staat hier veel stroom en hoe goed je ze ook markeert, zo'n estuarium is best groot. Ook was het terug roeien naar Veere nog een heel eind. Met de hoogaars is het maar een paar slagen kruisen en dan zijn we terug in de haven. De eenden worden verdeeld onder de armen van Veere. Bij een grote buit worden er ook verkocht zoals Jan en Sander dat gewoonlijk met hun vangst doen. Uiteindelijk hebben we 20 wilde eenden, 11 smienten en 5 talingen. Die ene kluut gaat naar het museum om onderzocht te worden. Alles bij elkaar een mooie middag waterwildjagen al brengt het gered moeten worden ons natuurlijk wat in verlegenheid. CONSENT NR. 34 VOORJAAR 2018 33 Een demonstratie van het wrikken in de havenmonding van Veere De haven van Veere binnenzeilen Zoals gezegd, dit is een stukje fictie dat echter wel gebaseerd is op de werkelijke manier waarop Popham en Pike hier jaag den. De verteller is Hugh Leybourne Popham (1864-1943), een upper class Engelsman met een grote lust voor ontdek kingen en avontuur. Zijn metgezel en vriend was Thomas Mayer Pike, een iets oudere man met dezelfde belangstelling. Beiden waren fervente natuuronderzoekers en ornithologen. Ze combineerden hun nieuwsgierigheid naar de natuur met een diepgewortelde interesse in waterwild jagen. Beiden besteedden vele weken per jaar in Nederland en voornamelijk in Veere om allerlei soorten wild te bejagen. Robben, eenden en ganzen werden geschoten maar ook allerlei andere soor ten werden verzameld. Het doel hiervan was research en veel exemplaren werden aan het British Museum of aan wat nu Naturalis is gezonden. Het verzamelen van dieren was een populaire liefhebberij in die tijd en veel van de huidige biologische kennis komt voort uit de dieren die door dit soort jagers werd verzameld. In Naturalis worden tot op de dag van vandaag balgen van vogels bewaard die door Popham op het Veerse Gat werden geschoten. Maar Popham was meer dan een rijke vent die liefde voor de natuur en voor jagen had. Hij had twee landgoederen in Engeland, Littlecote en Hunstrete, was reder en gefortuneerd zakenman. Hij ondernam reizen naar de Jenesei rivier in noord Siberië (deels) op zijn eigen schepen en deels via een spoor lijn en sleden in 1895,1897 en 1900. De reden was het leveren van spoorwegmateriaal aan de Russische overheid maar ook het bestuderen van de natuur en in het bijzonder de vogels. Tot twee keer toe raakte hij met zijn schip vast in het poolijs. De eerste keer liep hij 70 Km over het ijs om hulp te halen en de bemanning te redden. Het schip ging echter verlo ren. De tweede keer dat hij vast zat deed hij dat weer maar toen hij met hulp terugkwam was het schip in de tussentijd losgeraakt en was zonder hem doorgevaren. Hij moest zijn eigen weg terug naar Engeland vinden met hondensledes en verderop de trein. Gedurende al deze reizen verzamelde en bestudeerde Popham de natuur. Hij raapte eieren,verzamelde vogelhuiden (balgen) en bestudeerde hun broedgedrag. Hij liet zijn eieren en vogelhuidenverzameling na aan het British Museum. Over zijn vriend Pike is minder bekend al is het wel waar schijnlijk dat deze hem in Veere introduceerde. Er is een brief bekend waarin Pike hem (Popham) introduceerde bij het British Museum. Over de Veerenaren die hen hielpen is meer bekend sinds we met een aantal nabestaanden hebben kunnen spreken. In het begin was Jan de Blieck hun gastheer en hulp. Hij was de eigenaar van de hoogaars VE13 (nu YE36). Voor zover we nu na kunnen gaan was hij de enige broodjager in Veere. Hij pachtte de jacht op de schorren, slikken en kreken rond het Veerse gat en was er de jachtopzichter. Hij schoot er zeehonden, ganzen en eenden voor zijn boterham. In het goede seizoen viste hij ook op garnalen en allerlei soorten vis.

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2018 | | pagina 17