JoA j^aue 'AaAAW Ee|vLiPusses En over hoe goed het vroeger wel was Gebaseerd op ware feiten? De geschriften van Frans Vergauwen 30 CONSENT I NR. 35 I VOORJAAR 2019 deZaat 't Klein Hoke .^5^ n un i u ,4^ de Donderplaat tPalenhoot fO 't Hoot v Cauwenbergs' Scheer jp" de t Houten Sluiske "t Gloriette de lange Weymans 'tdammeke van Felix Adriaan 't Hoot van Felix Adriaan Vercammen'sHoot De Dommel 't Hoke vdDurme de Paree 't Killeke v Miel Vertongen Sluis v Drij-Goten Drij-Goten DeDubbelsluis 't Draaiershoot Tielroland De Weertse Kil 't Flof (Tempeliershof) Selles' Hoot 't Weerts Moleke >'t Hofke vd Durme >de Kleine Leg JP;>'tZand >'t Hood vd Modder >de Stenen Paal 't Veer Wouters'Sluis Lippenbroek v 't Holleke O* 't Jonkers' Hoot Weymans' Schoor Brabantse Plaat t Hoot vd Halve Maan 't Duivelsschoor 't Baken 't Hoot vd Brabantse Kil de Babantse Kil -g Branst' Hoot Zaters' Kil deWaterheide De Gijbelsluis de Zaten 5? de Oever 30 de Leg 't Kwaad Hofke tn ^00t de Roggeman O MOERZEKE de Pels de Bisschopssluïs Peetjes' K Peetje Stroebeleer «SfiBMN Eerste Leg v Abroek Tweede Leg v Abroek Derde Leg v Abroek de Haak de Sluis Sint-Amandse Plaat de Kil de Heuvel 't Putteken MARIEKERKE £Wi ep t Land de Ham SINT-AM AN DS O de Kaai de Diepe Plaat J de Hotten Mosselhoot I, d'Elskens t Vuil Slijk ufl ,ICI| Steenberm v*v Elskem Tussen de Stenen de Tabbezak '•%/U, de Dijk de Hoorn vd Bos de Kareeloven 't Frans Gat Mesthoot S M<™nsKil ["s*" Dokkeblarenhoot 'tPalenhoot JJp' 'tPlathoot JICCIIUCMM --fe Dp Dikkp Rnnm 'tBlaarhoke Tweede Sluis Hoek v Kastel (vd vloed) S 'tMolenhoke Hoek v Kastel (vd'eb) g Molenplaat Eerste Sluis Pirreyns DeWalseKil vo ■- y-j Klein Sluiske 't Hofke v't Scheer 'tSnekkerke deZoeg de Moutkees Ankerskil Sluis vZevecoten ODENDERMONDE de Vliet 'tPolderke 't Hoot vd Steenoven de Blekerij Klein Legske £»S 't Hofke vd Blekerij Grauwplaat de Weverkes (Veldmuis) de Rots ZaatvdBriel BAASRODEO 't Smoel 't Kerkenhoot Riethoek Leg vd Voort de Eel Rustwat Smekens de Dubbele Kant Sommige woorden zijn niet terug te vinden in een woorden boek en zelfs niet in Woordenschat van de Scheldevissers, uitgegeven in 1960. Maar een en ander wordt wél duidelijk in de context van het verhaal. Dat begint aan de voet van de wat hoger gelegen kerk van Mariekerke aan de rivier. Over hoe er Bovenvissers en Bene- denvissers waren. In een terugblik staat beschreven hoe mooi de vangsten waren voor "het vuile water kwam", ten gevolge van de indu striële vervuiling, al einde jaren 1800. Toen was er zoveel vis dat het water gewoon kolkte, vis die bij wijze van spreken vanzelf in de netten sprong. De bootjes waarmee men ging vissen, zo'n 6 meter lang, hadden vaak een bun en meestal geen zeil maar werden geroeid. De Benedenvissers, die waren meestal met twee of drie; ze bleven meerdere dagen weg en namen voor die periode ook hun proviand mee. Ze sliepen dan in het nauwe vooronder, in de winter liefst tegen elkaar voor de warmte. Over hoe die Benedenvissers van de getijden profiteerden ("op stroom voeren"); ze hadden immers enkel hun roeirie men. Maar soms hadden ze geluk en konden ze een sleepje krijgen van een gemotoriseerd vaartuig (wat niet altijd goed afliep). En over hoe dat alles begon te veranderen toen "het vuile water" kwam. Door vervuild afvalwater, afkomstig van de opkomende industrieën begon de Schelde "dood" te gaan. Wat er in leefde: van micro organismen, ook plantaardig, tot grotere vissen. Zelfs paling overleefde niet meer en moest vanuit Nederland worden aangevoerd. Getracht werd om die in poelen te bewaren voor de verkoop, maar ook daar over leefden ze niet. Over vissers die dan toch maar om den brode bij die vervui lende fabrieken gingen werken. Over de visstand die in de beide wereldoorlogen toch nog twee keer verbeterde, toen de fabrieken hun deuren noodge dwongen moesten sluiten. Over hoe men strenge winters overleefde, over overstromin- CONSENT NR. 35 VOORJAAR 2019 31 Vanop "de Sluis"zicht op Mariekerke links en St.-Amands in de verte; in het midden het Eiland. (1969 B De Pooter) gen, de cafeetjes en winkeltjes, de veerman, de veldwachter, de dorpsgek. Over een slechte- en een goede pastoor en over hoe men twee wereldoorlogen overleefde. Over minder en minder vissers toen er niets meer te vangen was. Hoewel in het. verhaal fictieve namen genoemd worden heeft De Wachter zich wel gebaseerd op zaken die echt gebeurd zijn en die in zijn roman verwerkt zijn. Zo gingen vissers uit Kieldrecht (vrouwen, kinderen en enkele mannen) te voet garnalen vissen in het Verdronken Land van Saeftinghe. Het was een prachtig zonnige dag maar aan het einde van de middag kwam er plots een dichte mist opzet ten: de vissers verdwaalden en verdronken in de opkomende vloed.. Eén van hen overleefde het: hij werd opgepikt door een visser uit Mariekerke die daar toevallig met zijn boot was. Daarom is ook het volgende niet onmogelijk. Het gaat om ene Bibike d'n Hollander (waarschijnlijk een verzonnen bijnaam) en zijn hengst die in Mariekerke blijkbaar een vaste ligplaats had. En die verkocht mosselen. Raar: mosselen werden in die tijd door Zeeuwse vissers wekelijks naar België gevaren en daar op verschillende vaste plaatsen verkocht; ieder had zo zijn eigen verkooppunten. Wanneer het schip daar aankwam ging de belleman rond met de kreet "de hengst is er" en dan werd de jeugd er door hun moeders met een emmertje op uit gestuurd om een maaltje te halen. Echter: Bibike d'n Hollander scheen een vaste ligplaats te hebben in Mariekerke. Zou zijn schip een soort depot zijn geweest? De prijs van zijn mosselen varieerde: was er voldoende aanvoer van vis dan zakten de mosselen in prijs. Was er weinig vis dan werden de mosselen duurder. Frans Vergauwen (1897 - 1995) was luitenant bij de zeevaart politie van de Schelde en kwam zo ook veel met de visserij in contact. Hij was bij de vissers een graag geziene gast. Wanneer er problemen waren probeerde hij oplossingen te vinden, liever dan te beboeten. Hij maakte ook graag een praatje met hen, noteerde zaken die hij meemaakte en die geschriften zijn gelukkig deels bewaard. Zo heeft hij ook een en ander over Mariekerke geschreven. Mariekerke moet stroomopwaarts van Antwerpen de groot ste "vissershaven" zijn geweest. In 1884 waren er meer dan vijftig vissersboten waarvan er 8 hun bedrijf op het Neder landse gedeelte van de Schelde uitoefenden. Hij beschrijft dat de vissersboten veel weg hadden van Brabantse jollen, model van de "achterboten" van de binnenschepen: Lengte 6m25, breedte 2m15, bruto 2,15 ton, netto 1 ton. Dit volgens de meetopgave van het Bestuur Zeewezen. Ze hadden een voorplecht die diende als slaapplaats, verder waren ze geheel open. Temidden van de boot was een bun om de vis levend te houden. Ze werden voortbewogen met de riemen of met een sprietzeil en fok. De bemanning bestond uit twee of drie personen naargelang de soort visserij die zij uitoefenden. Voor een sleepnet waren er drie nodig. Na een beschrijving van de verschillende vangstmethodes gaat het verder:

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2019 | | pagina 16