'Het gaat om de voorstelling, A.A.' zei Romer Solowoyovbot.
De voorstelling?
Ze keken elkaar schattend aan.
'Verklaar je nader,' zei Abraham Archibald toen met hoge
borst. 'Maak het inzichtelijk.' Dergelijke terminologie was
hem bijgebleven van de schaarse dagen die hij als jongeling en
aankomend Werk op de nabije kanselarij had doorgebracht,
een hoge ruimte met lessenaars waaraan mannen met glim
mende kale hoofden regels overschreven van de ene dikke
legger in de andere, opdat een gestage groei van het aantal
leggers verzekerd was, welke progressie elk jaar kon worden
geregistreerd in weer andere leggers, zodat het een exponen
tiële groei betrof waar andere kanselarijen dodelijk jaloers op
waren. Maar Abraham Archibalds eigen kanselarij had hem
reeds na enkele moeizame en van tegenspraak en Wjf vervulde
weken buiten gezet wegens een vastgesteld fataal gebrek aan
Organisatiesensitiviteit, een Competentieprofiel dat van node was
om te functioneren in dat naar van rijkswege beschikbaar
gestelde boenwas en mannenokselzweet riekende paleis van
dode zielen.
'Je moet iets eerst kunnen zien voor j e het mooi kunt vinden. Of
lelijk,' legde Romer Solowoyow geduldig uit, terwijl hij met de
punt van zijn zakmes de zwarte randen vanonder de nagels van
zijn linkerhand begon te verwijderen.
'Anders bezit het werk geen aanzicht en derhalve geen meet
bare waarde,' vervolgde hij, 'zelfs al is het met de meest
bewonderenswaardige driestheid of wanhopige flair van een
museummuur gerukt. Ging er geen alarm af, trouwens? Altijd
nuttig om te weten.'
Abraham Archibald keek gefascineerd toe hoe Romer de op
zijn mespunt verzamelde bagger aan de mouw van zijn sleets
glimmende colbert afveegde, terwijl hij poogde zijn bewust
zijn zodanig te vernauwen dat hij de juiste woorden zou
vinden om de proleet op zijn eigen gure niveau van repliek te
dienen.
Maar het lukte gewoon niet.
'Het schilderij is immers al van grote waarde,' piepte hij
tenslotte maar. 'Anders had het daar niet gehangen, in het
museum.'
'Aha!' riep Solowoyow triomfantelijk, terwijl hij zijn trouwe
mes inklapte en weer in zijn zak borg. 'Het is evident dat de
waarde juist samenhing met - of zelfs afhing van - de museale
context en dat het schilderij, nu het eenmaal door een socio-
pathische ex-klerk als jij in mijn uitdragerij is gebracht, geen
enkel gewicht meer in de schaal legt in het legitieme
economisch verkeer, het daaraan immers finaal onttrokken is,
en daarom ook geen enkel artistiek belang meer vertegen
woordigt. Waarmee het waardeloos is geworden - dus.'
'Waarde is een waarde op zich,' wierp A.A. tegen, zich
eindelijk weer een beetje op vertrouwd want wijsgerig terrein
wanend, 'economisch, artistiek, epistemologisch of gewoon.'
'Gewoon?'
'Ja, gewoon, ja.'
'Een heikel standpunt,' vond Romer. 'De voorstelling is niet los
te zien van het voorgestelde, en evenmin van degene of dat
gene aan wie zij zich voorstelt. Het alibi is de voorhof van
de bekentenis, de daad een oorzaak van de onvermijdelijke
gevolgen en die zullen niet mals zijn!'
'U bent van zins mij aan te geven?' siste A. A. de Smetmaker in
paniek.
Romer schudde zijn hoofd ontkennend. 'Mij gaat alleen uw
psychische instorting ter harte,' zei hij kalmerend, liet ver
doffen van uw valse zwijnenblik, de inzakking van uw
schriele schouders, de vervaging van uw arrogante, min
achtende grijns die ik duizendmaal vervloekte als u langs mijn
raam sloop op uw verachtelijke pantoffeltjes.'
- Ze tutoyeerden niet meer!
Dit leidde nergens toe, besloot Abraham Archibald en hij
bepaalde zijn aandacht weer tot het schilderij. Verrek, de vuige
Solowoyow had gelijk. Het canvas was leeg, op een enkel uit
een doodgedrukte mug gelekt bloedvlekje en andere mini
male, maar mogelijk met de grootste zorgvuldigheid aan
gebrachte smetjes na.
Had Solowoyow hem weer eens een loer gedraaid, hem de
afbeelding met groot vakmanschap ontstolen terwijl hij hem
met zijn drogredenen een rad voor ogen draaide?
A.A.'s adamsappel ging woest op en neer, en ineens wist hij
wat hij al die tijd had willen zeggen.
'Het gaat, buiten alle trends en esthetisch-financiële conjunc
turen om, wezenlijk om de intrinsieke waarde,' zei hij met
grote beslistheid.
'Daar geef ik geen cent voor,' repliceerde de heler zuur. 'Eerst
zien, dan geloven. En tenslotte wellicht betalen. Maar geen
cent teveel!'
Dat Het A.A. niet op zich zitten*
'Ik zal het inzichtehjk maken,' kondigde hij aan (de woorden
kwamen hem vaag bekend voor). Hij zette het gestolen
schilderij voorzichtig tegen de muur, keek nog één keer tegen
het vale canvas aan en stapte toen voorzichtig het kunstwerk
binnen. [wordt vervolgd]