Milles Fe
Uitzicht leidt tot Inzicht
'Ken ik u?' vroeg de gebochelde dwerg, terwijl hij
Abraham Archibald de Smetmaker aandachtig bestudeer
de met twee dofblauwe ogen, waarvan er één lui was, zodat
het leek alsof hij tegelijkertijd in Abrahams ogen en
linkerachterzak keek. De dwerg leunde op een wandelstok
die gemaakt leek te zijn van de schedels van overwonnen
vijanden. Abraham keek er even gebiologeerd naar en
vroeg zich toen af welke vijanden dat zouden zijn, want de
vorm van sommige schedels deed hem vermoeden dat hij
hier te maken had met een menagerie van onbekende dier
soorten, waarbij hij zich met afstandelijke verwondering
voorstelde of die met enige intelligentie waren behept of
dat het gewone jachttrofeeën waren van niet bij name
bekende primitieve soorten, door de gebochelde loenser
aan zijn palmares toegevoegd tijdens rooftochten in het
Onbekende.
'Waar ben ik?' vroeg Abraham, zich ogenblikkelijk realise
rend dat dit een slechte openingszin was uit een goedkope
Amerikaanse B-film. De dwerg stoorde zich er echter niet
aan, klemde de schedelstok vast als ware het een totem
paal, spoog een keer op de grond - alhoewel dat woord de
lading niet dekte van de schemerige wentelwolken waarop
hij zich bevond - rolde met zijn goede oog, zoog met een
schokkend smekkend geluid lucht tussen zijn tanden en
begon te verhalen met het stemgeluid van iemand die zijn
keel had geschuurd aan de pokken op Zeeuwse paalhoof
den.
'U bent hier aan de Periferie van het Tijdloze Universum.
Tijd speelt hier geen enkele rol. U kunt hier reeds duizend
jaar zijn - volgens uw aardse standaard - of een micro
seconde. Ik ben Sleetmans, geheel tot uw genoegen, de
wachter die infiltraties van lagere niveaus moet tegenhou
den. Sinds de Zondeval is al het Kwaad hier weg, en dat
heeft geen enkele urgentie om terug te keren. En ik moet u
zeggen dat het daardoor hier - alhoewel dat ook een
abstract begrip is - wel saaier is geworden. Maar gaat u
zelf maar na: het Kwaad heeft op zijn tijd een verzetje en
wij, nou ja, u begrijpt wel wat ik bedoel, hè? Altijd oppas
sen, uitkijken, goed doen, de moraal hooghouden en de
principes naleven. Ja, ja, dat gaat ook niet zomaar, dat kan
ik u wél vertellen. Soms ben ik eerlijk gezegd wel eens
jaloers op die lui van het Kwaad. Dat doet me overigens
denken aan die keer.
Hij keek Abraham ineens wantrouwend en enigszins
onnadenkend uitgesproken lang gekoesterde wens of wel
licht zelfs ervaring. 'Niet verder vertellen, hé?'sprak
Sleetmans met toegeknepen ogen.
Nee, hè, dacht Abraham, hier hebben ze ook al van die
wauwelaars.
'Ik zoek Inzicht', zei hij snel, om de gebochelde wachters
aanzwellende woordenstroom te onderbreken.
'Inzicht? Nee, daar kan ik u helaas niet mee helpen. Dat is
mijn afdeling niet, weet u. Als u zich even verplaatst naar
het Epicentrum van dit Universum, dan vindt u daar het
Licht en zij kan u ongetwijfeld helpen. Maar zoals ik net
zei
Met een gehaast 'dank u wel voor de informatie' verdween
Abraham echter in minder dan een oogwenk naar het
Epicentrum - de armzalige en afstotelijke wachter achter
latend om zijn even nobele als werkelijk zeer afstompende
arbeid voort te zetten - en werd meteen overweldigd door
het Licht. Even knipperde hij met zijn ogen. Een lichtende
gestalte kwam naar hem toe en omarmde hem met
Onvoorwaardelijke Liefde, die Abraham zich enkel kon
herinneren van zijn eerste kinderjaren, toen hij nog Abje
was, waarin zijn moeder hem regelmatig tegen haar weel
derige boezem drukte om hem te troosten als er weer een
pertinent en apert wanstaltig buurtkind zijn stepje door
de drek had gereden; een herinnering die hem de adem in
de keel deed stokken en hem het slikken moeilijk maakte
in zijn plotsklaps drooggevallen mond.
'Ik zoek naar Inzicht', wist hij nog net uit te brengen.
'Ach, kind', sprak het Licht, met de stem van zijn moeder,
'het gaat soms niet om Inzicht. Wat jij nodig hebt is
Uitzicht. Zie en keer weer, want jouw tijd is nog niet
gekomen.' Abraham keek en zag de rugzijde van het schil
derij, waarop duidelijk de lamstraal van een Romer
Solowoyov, die ongure zwelbast met gramstorig karakter,
op hem stond te wachten, de ogen fel en afwachtend
gericht op het schilderij, de arm geheven, met in zijn hand
een bajonet, die Abraham herkende als afkomstig uit de
Eerste Wereldoorlog. Abraham wist ineens wat hij moest
doen. Uitzicht leidt tot Inzicht. Dat hij zich dat niet eerder
had gerealiseerd! Hij stapte het schilderij en daarmee de
wanhopig rommelige werkplaats van Solowoyov binnen
en handelde zoals hij zich in een fractie van een seconde
had voorgenomen. Drang