fx. m - sas» V VF f 3k Uit het Abbiaat van Johannes Nummerdor, ie verhandeling - Jaar XI van het 3e Millennium «55 ask 11 j i iJi' mn w IS» lbt >aa I lïii é.t «lil Bib «J -55 -"■V ï1 W Je lil»1? 'I ir i 1 C|1 Ij till 8 1 BUI iRet schroom pak ik deze pen op en leg een maagdelijk vel van handgeschept papier op mijn ruwhouten tafel. Kan het waar zijn? Mag ik durven hopen? Kan ik binnen de grenzen van deze kloostergemeenschap - de wereld - de muren van mijn brein slechten? Mijn cel is mijn schedel. Kan ik uitbreken, zoeken naar aanknopingspun ten voor contact? Is er buitencerebraal contact mogelijk? Zijn wij allen onderdeel van één levend organisme? Kan dat waar zijn? Vind ik rust en bevrediging in die gedachte? Dacht ik ooit 'wij zijn alleen, wij moeten het zelf doen', kan ik dan nu denken 'wij zijn nooit alleen, want wij zijn samen en samen moeten wij het doen'? Kwam ik van doem en ga ik naar hoop? Mag ik dat werkelijk denken en ernstig overwegen? Welk een omslag! Was ik gelovige, werd ik atheïst en ben ik nu agnost, of was ik altijd al dat laatste? Heb ik me ooit werkelijk kunnen neerleggen bij de gedachte dat er niets was en niets er toe doet, dat er slechts een 'nu' is en geen 'later'? Was Gerberus Alba zó stellig, dat ik geen weerwoord had of was ik zó zwak dat ik geen standpunt kon innemen? Of was de scepsis van mensen als Johannes Couperus zó dwingend dat ik mij geen weerwoord kon veroorloven? Is mijn vertrouwen nog zó gering dat ik geen stelling durf te nemen? Is er nog geen opbouw mogelijk van een deugdelijke argumentatie, doordat mij de ingrediënten nog niet allemaal helder voor de geest staan? Is dat het? Dat ik nog twijfel om op gezag van wetenschappers, filosofen en mystici - kan men die laatste groep sowieso serieus nemen? - een eigen oordeel te formuleren? Hadden die mensen het al niet al te vaak mis in hun conclusies? 'Onderzoek alles en behoud het goede'; een uitstekend advies, maar wat is het goede? Voelen wij dat als mensen intuïtief aan? De vragen overspoelen mij als de spreekwoordelijke zondvloed. Vandaar de schroom om te schrijven, maar, anderzijds, is het niet het schrijven dat mij telkens tot inzicht brengt, op heldere gedach ten die mij intern, als word ik begeleid door een innerlijke stem, tot tevredenheid en zelfs verrijking brengen? Was de wanhoop, de bijna voelbare angst voor de grote afgrond van het oneindig niets zó nabij dat ik openstond voor letterlijk geestverruimende filosofieën en ideeën in boeken die anders aan mijn aandacht waren ontsnapt? Kwam het door de toenemende interesse, al langer latent aanwezig, voor de overgeleverde gaven en talenten, ingebed in theosofisch gedachtegoed, van een verre voorouder, dat mijn ogen boeken zagen die mijn interne zoektocht konden voeden? Was het deze combinatie van historie, persoonlijke interesse en een diepgevoeld idee dat er meer moest zijn dan niets - domweg, omdat anders het leven totaal geen zin zou hebben - die mij op het spoor zette van Pim van Lommei, Helena Blavatsky en Ervin Laszlo? De tweede, verguisd door de vileine patriarchale wetenschappers van het eind van de negentiende eeuw en weggezet als een oplichtster, maar in India vereerd als de pleitbezorgster en grote stimulator van de opleving van het Hindoeïstisch gedachtegoed en de derde een multigetalenteerde wetenschapper van onze eigen tijd, die wetenschap en spiritualiteit met elkaar lijkt te kunnen verzoenen en zo hoop geeft aan een wereld die ten onder dreigt te gaan aan zijn eigen onvermogen antwoorden te vinden op wezenlijke zijnsvragen. Als de Bijbelse ongelovige Thomas zoek ik naar vaste grond onder de voeten, een wetenschappelijke basis die wordt gegeven door de syntheses en inzichten van Laszlo. Zijn bevindingèn sluiten zó nauw aan bij de kennis die Blavatsky in haar boeken heeft beschreven dat dit de vraag doet rijzen of dat wat zij beschrijft wellicht ook waarheid bevat. Ik neig naar een voorzichtig 'ja', maar de scepticus in mij doet mij hiervoor huiveren en terugdeinzen. Was ik al niet eerder om de tuin geleid, met valse verhalen verward en wantrouwend achtergelaten? Geloof niets! Onderzoek zelf en laat de intuïtie mij leiden! 'Ken Uzelve'; ja, inderdaad met een kapitaal geschreven, want dit Zelf is de kern van ons wezen en groter dan ons lichaam, non-lokaal, zoals onder meer beschreven door Van Lommei in zijn wereldschokkende boek 'Eindeloos bewustzijn' over het onderzoek naar bijna-dood-ervaringen onder zijn patiënten, een 'eye-opener' voor wie wil zien. Ik vond een klein draadje en begon dat op te winden tot een bol. Op mijn weg kwam ik meerdere draden tegen en ik combineerde die tot de bol groter werd. Uit de bol kan ik een nieuwe draad vlechten, dikker en steviger, een touw; ik bind het om mijn middel en ga verder met winden, draden vindend en combinerend tot ik de grens van mijn bevattingsvermogen heb bereikt. Maar, zijn er nog wel grenzen? [wordt vervolgd] r nm IIIAI p§i*! s et UBIktf W shf ISA f "3*

Tijdschriftenbank Zeeland

Decreet | 2011 | | pagina 3