van uit gemaakt. "Wethouder Bruinooge liet zich door de adviezen van deze adviesraad wel degelijk leiden. Hij wilde zelf niet de alles bestierende autoriteit uithangen. "Als je me niet besodemieterd, mag je wat mij betreft je gang gaan" was zijn motto". "Daar herkende ik me sterk in", zegt Leon, "dat was ook mijn taal. Toen ik in het Bellamy 19 de vrije hand wilde om exposities in te richten in de wintermaanden, zag WilbertWeber, directeur van het museum, met netjes opgehangen doeken aan raills, helemaal niks in spijkers in de muur. Maarxvan Bruinooge mocht ik mijn gang gaan, als ik achteraf alles maar weer netjes dicht plamuurde. Er kon ineens van alles. De wethouders na hem hebben die mentaliteit overgenomen. "Tot op de dag van vandaag werkt dat zo". Peter Steutel verwijst naar de box bij de ingang van het stadhuis, waarin kunstenaars permanent kunnen exposeren. "Zoiets kom je in het stadhuis van Middelburg echt niet tegen!". Wim Hofman: "Het is toch merkwaardig dat Middelburg, dat het Zeeuws Museum binnen haar grenzen heeft, er nimmer op heeft aangedrongen om daarin ook werk van Middelburgse of Zeeuwse kunstenaars te exposeren. Het komt eenvoudig weg niet in ze op". "Al is natuurlijk voortdurend zo'n provinciaal bestuur in je nek ook niet alles" relativeert hij zijn eigen kritiek onmiddellijk daarna. Machteld van der Wijst noemt het weigeren van het bestuur van de Stichting Beeldende Kunst Middelburg om dit jaar een prijs uit te reiken aan een Middelburgse kunstenaar "een toonbeeld van arrogantie". "Blijkbaar kan niemand aan de hoogverheven eisen van de SBKM beantwoorden; dit is kwetsend, ja, zelfs vernederend voor de beroepsgroep". Schrijver/dichter F. van Dixhoorn wordt tot ver buiten de landsgrenzen gekend, maar in Middelburg is er nog nooit moeite gedaan om hem groots te presenteren, zo merkt iemand op. Het is hoog tijd om het gesprek te gaan verleggen, iedereen moet ook nog naar huis terug vanavond, waaronder een aantal terug naar Middelburg. Zij hebben Vlissingen als werkstad gekozen, bijvoorbeeld in kunstwerkplaats Kipvis. De gang van Kipvis naar Vlissingen toont aan dat de randvoorwaarden voor kunstenaars hier best goed zijn. Denk aan expositieruimtes, vierkante meterprijzen en bereidheid van partijen om risico's te nemen. In sterkte/zwakte analyses wordt wat Vlissingen betreft leegstand vaak als zwakte genoemd. De Rotterdamse praktijk leert dat juist voor jonge kynstenaars leegstand een gunstige vestigings voorwaarde is. En ^Is kunstenaars eenmaal de weg naar een stad hebben gevonden is dat vaak een voorbode voor andere positieve ontwikkelingen. Daarom zou kunst op het Scheldeterrein een prominente rol moeten gaan vervullen, Leon heeft daar allerlei ideeën voor. Sebastiaan Spit is wel bereid om in de lofzang op Vlissingen enkele schrille dissonanten te laten horen. "Ik ben hier in Vlissingen uiteindelijk in een zwart gat terecht gekomen. In Duitsland werd je als internatio naal aan de weg timmerende kunstenaar erkend, hier zien ze je nog niet staan! Wat hier structureel fout is in Zeeland, is dat instellingen zoals deWillem3 en De Vleeshal wel veel kunstenaars van buitenaf naar binnen halen, maar nauwelijks bezig zijn kunstenaars te helpen elders gezicht te krijgen". Betrokkenen zijn het er over eens dat hier een taak voor het CBK Zeeland ligt, maar dat daar te weinig van terecht is gekomen in de afgelopen tijd. Hans Overvliet ziet het allemaal niet zo somber en wijst op de kracht van kunstenaars zelf ."Kijk naar presentatieruimte Caesuur, dat er wel degelijk in slaagt om kunstkopers en intendanten te interesseren voor jonge kunstenaars. Onlangs heeft de grootste kunstkoper van Nederland, Joop van Caldenborgh, nog zaken met Ceasuur gedaan en werk aangekocht. Als je maar voldoende aan de weg timmert met goed talent word je heus wel gesignaleerd". "En" voegt Decreet-redacteur Ramon de Nennie daar veelbetekenend aan toe: "vlak ook de betekenis van decreet niet uit. We zijn nu in staat om actief aan geïnteresseerde buitenstaanders te laten zien wat er in de Zeeuwse dreven allemaal speelt; dat is niet niks, zo bewijzen de laatste twee kleurige dubbelnummers". Tot slot kunnen de aanwezigen er niet om heen; er moet ook nog gesproken worden over de voorgenomen fusie van de drie grote kunstinstellingen op Walcheren (Stichting Beeldende Kunst Middelburg, Centrum voor Beeldende Kunst Zeeland en Buro Beeldende Kunst Vlissingen). ledereen vindt het ontzettend traag gaan en kunstenaars wordt door politieke bestuurders niet om hun mening of betrokken heid gevraagd. Menigeen is in de discussie afgehaakt en gelooft het verder allemaal wel. Gevraagd naar wat de aanwezigen vinden van de beoogde vestigingsplaats voor zo'n gefuseerd gezelschap, de Timmerfabriek op het Schelde terrein, lopen de meningen uiteen. Leon steekt andermaal een gepassioneerd betoog af over de combinatie van functies in dat gebouw, waarbij je ook moet denken aan een ecologisch restaurant en galerieën ("er is al belangstelling getoond door zulke partijen") én een activiteitenbudget van 6 ton per jaar De Vleeshal die in Middelburg blijft bestaan niet mee gerekend); een ander snapt niet waarom helemaal aan het eind van de wereld zo'n centrum moet verrijzen in het niets. Leon riposteert: "dit is een staaltje van Calimerodenken. Niemand zou het voorheen voor mogelijk gehouden hebben om in een stad als Vlissingen twee centra voor beeldende kunst te hebben: én de Watertoren én deWillem3. Je moet in je eigen kracht blijven geloven!" Uiteindelijk is een lichte meerderheid voorstander; het gebouw als zodanig prikkelt de fantasie en biedt vanwege zijn afmetingen ongekende mogelijkheden tot onorthodoxe exposities. Museum Boijmans van Beuningen is ook niet voor niets uitgeweken naar het dok van de RDSM voor haar zomertentoonstellingen, die steevast goed bezocht worden, ook al moet je daarvoor speciaal het voetveer nemen vanaf de Erasmusbrug naar het geïsoleerde Heijplaat. "Als je kwaliteit biedt komen mensen wel". Hans Overvliet vindt het denken in termen van fysieke ruimten en instituties wat achterhaald, alles krijgt steeds meer virtueel gestalte, mengvormen worden steeds interessanter. Die opvatting wordt van vrijwel alle kanten gekritiseerd. Bianca Runge vat samen: "er blijft wel degelijk veel behoefte aan fysieke ruimtes en échte ontmoetingsplek ken. De virtuele wereld is daar hooguit aanvullend op". In roerende eensgezindheid over dat laatste wordt naar de fles gegrepen en geeft men zich over aan fysieke ontmoeting in een reële ruimte. Wim en Onno, met op de achtergrond de schilderijen van Marcel Robbe.

Tijdschriftenbank Zeeland

Decreet | 2013 | | pagina 40