VLISSINGEN EN KUNST, Tjeu Strous I# 7077 I Guillermo Ibieta, zo onthulde onlangs de Volkskrant, was de vertegenwoordiger van De Koninklijke Maatschappij De Schelde die enkele jaren geleden minsten 800.000 euro aan steekpenningen doorsluisde naar twee Chileense generaals, in ruil waarvoor De Schelde een order kreeg van acht miljoen euro om oude fregatten op te poetsen voor de Chileense marine. Zeg maar eens datVlissingen op het internationale toneel geen rol speelt. En dat is niet sinds vandaag of gisteren. Karei deV, in wiens rijk de zon nooit onder ging, noemde Vlissingen "de poort tot de Nederlanden". En op internationale spoorkaarten werd de naam van Vlissingen in één naam genoemd met bijvoorbeeld Wladiwostok en Sjanghai, om maar eens twee andere stations te noemen aan een uiteinde van het Eur-Azische continent. Vlissingen, dat blijkt al uit het verhaal van Guillermo Ibieta, komt er in de geschiedenis vaak niet met onbevlekt blazoen van af. Michiel de Ruyter, de koene admiraal die de Engelsen tot in de monding van de Thames achterna zat, maakte zich in de loop der jaren, al dan niet in opdracht van de verre Republiek der Nederlanden, schuldig aan onvervalste zeeroverij.Vlissingen stond te boek als een kapersnest waar onverschrokken zeerovers vandaan kwamen. Niet voor niets luidt het Spaanse woord voor zeerover: "Pitselingo"; Vlissinger! Kees Slager vertelt in zijn boek "Mijn Zeeland" dat talloze zeerovers uit de zestiende eeuw na een succesvolle carrière als zeeschuimer een plaats kregen in het eerbiedwaardige vroedschap van de gemeente Vlissingen en werden geëerd met een sabel met zilveren handvest of een met zilver ingelegd pistool. De prins van Oranje gaf kapersbrieven uit en streek in ruil Voor deze legalisatie van de zeeroverij tien procent van de buit op, aldhs Kees. Zo leren we dus hoe de Oranjes hun rijkdom mede aan Vlissingse zeerovers te danken hebben. En begrijpen we ook weer waarom dat Guillermo Ibieta eveneens tien procent van de order van de Schelde bedong als smeergeld. Het kostte mij geen moeite om gehoor te geven aan het verzoek van Biance Runge ter gelegenheid van de opening van de expositie "Made in Vlissingen" bijgaande woorden te spreken. En wel om twee redenen. In de eèrste plaats werd mij als wethouder van Middelburg al eens door collega-wethouders op bijtende toon toegevoegd dat ik "wel een wethouder van Vlissingen" leek. Dat was in de tijd van de discussie over de bouw van een nieuwe schouwburg. Ik geloof 1999. (Er is veertien jaar later nauwelijks iets veranderd!). Ik had destijds het idee opgevat om aan Vlissingen te vragen mee te betalen aan is wa die schouwburg, waar per slot van rekening net zo goed Vlissingers als Middelburgers naar toe gaan, maar in ruil daarvoor zou Middelburg mee gaan betalen aan een poppodium in Vlissingen. Nou, daar had ik wat gezegd! Het ging dus ook niet door. Op de tweede plaats ben ik tegenwoordig woonachtig in Rotterdam en Rotterdam vertoont om allerlei redenen veel overeenkomsten met Vlissingen. Vlissingen is, net als Rotterdam, een "blue collar" city; een stad van noeste werkers. Al is er op dat gebied in beide steden de laatste decennia veel veranderd. In Rotterdam is de haven naar het westen verplaatst en zijn de havenwerknemers niet meer afkomstig uit de stad zelf maar verhuisd naar de omliggende gemeenten. In Vlissingen is de Schelde als belangrijkste werkgever gedecimeerd en niet meer het bedrijf van vroeger. Al toont het verhaal rondom de Chileense fregatten aan dat de rol van Scheepswerf Damen ("Voor al uw oorlogsbodems") op het internationale strijdtoneel nog lang niet uitgespeeld is. Vlissingen heeft, net als Rotterdam, een beetje veel last van het "second city syndrome". Altijd moet er opgebokst worden tegen de grotere broer; bij Rotterdam is dat "020", het woord "Amsterdam" krijgt een rechtgeaarde Rotterdammer niet over de lippen. Voor Vlissingen is dat "het ambtenarenbolwerk aan de Arne". Ook een Vlissinger spreekt ongaarne het woord Middelburg uit. Vlissingen is, net als Rotterdam, rauw, ongepolijst, recht voor zijn raap. In Rotterdam vind je dat terug bij de schrijver/dichter Jules Deelder, in Vlissingen in de vroege poëzie van Hans Verhagen. Die combinatie van lage self-esteem en aangeboren rauwheid leidt tot een zeer kritische houding naar de eigen stad: een Rotterdamse hoogleraar sprak onlangs liefdevol over zijn eigen stad als die "heerlijke klotenstad". Vlissingen moet altijd met zichzelf aan de slag: bekend is het Vlissingse gezegde: "het was niks, het is niks en het zal nooit wat worden". In dat geval zou ik bij wijze van hoop dan toch willen wijzen op het volgende: Vlissingen heeft in allerlei opzichten die te maken hebben met kunst en cultuur een voorsprong op Middelburg. In het stadsbeeld is de beeldende kunst prominenter aanwezig dan bijvoorbeeld in Middelburg; zonder dat het misschien in dikke nota's geformuleerd is, is er al jaren sprake een actief kunstbeleid. Dat begint al bij de entree van de stad met het prominente IK-complex van Jan van Munster. Welke gemeente ontvangt zo zijn gasten? De gemeente Vlissingen is in 2008 op de tweede plaats geëindigd en in 2010 op de derde plaats in de strijd om de titel "Kunststad van het jaar", uitgeschreven door de Stichting Kunststad. Na Delft en Amersfoort deelt Vlissingen in 2010 de derde plaats met Haarlem. De Stichting Kunststad stelt dat "Vlissingen zich vooral onderscheidt door een mix van tentoon stellingen van hedendaagse kunst, met nationale en internationale exposanten, manifestaties en festivals en kunst in de openbare ruimte". Nog wat karakteristieken: Middelburg mag dan het pak zijn, Vlissingen is de spijkerbroek. Die zit gewoon gemakkelijker en daardoor prettiger. Daarom heeft Middelburg de Vleeshal en Vlissingen deWillem3. Ik blijf altijd langer hangen in de Willem3 dan in de Vleeshal; er is gewoonweg meer te zien en te beleven. Middelburg mag zich jazzstad noemen, Vlissingen is pop en blues (en zelfs klassiek dankzij Muziekpodium Zeeland in de Sint Jacobskerk). Middelburg is gevestigd, Vlissingen is in verandering. Nieuwe dingen gebeuren hier (zie de Kenniswerf, zie de herbouw van het stadhuis dat met veel respect voor de oorspronkelijke architectuur door de Rotterdamse bouwmeester Wytze Patijn opnieuw is ingericht (waarmee de fouten vanuit het verleden, zoals de sloop van het Van Dishoeckhuis en de karakteristieke reparatieloods op het Scheldeplein alsnog een beetje zijn goedgemaakt). Vlissingen is net als een kunstenaar, ideeën zijn er in overvloed, maar er is weinig geld. Zo'n karakteristiek moét aantrekkingskracht op kunstenaars uitoefenen. De Vlissingse leegte lijkt zo op het eerste gezicht een zwakte, maar is een stimulans voor de creativiteit. In Rotterdam was de lage vierkante meterprijs het argument om zich aldaar te vestigen. Kipvis heeft dat begrepen en ging van Middelburg naar Vlissingen. Vlissingen is een stad, permanent in wederopbouw, in Rotterdam bleek dat uiteindelijk een "asset" voor de kunst, die gedijt in een gebied in opbouw, waarom hier niet? Een leeg Scheldegebied is als een leeg tekenvel; alles kan, maar hoe te beginnen? Ongekende mogelijkheden doen zich voor als nieuwe architectuur gekoppeld wordt aan de nog resterende Scheldegebouwen.Waar blijft de grote wedstrijd uitgeschreven door de gemeente Vlissingen onder kunstenaars om nieuwe vorm en inhoud te geven aan de invulling van het Scheldegebied als tegengeluid tegen de opvattingen van projectontwikkelaars? Vlissingen had in het verleden een roemruchte naam. Het is tijd om daar opnieuw vorm en inhoud aan te gaan geven. Laat de kunst daarbij voorop gaan en de weg aangeven. Het was wat, het is wat en het wordt wat.

Tijdschriftenbank Zeeland

Decreet | 2013 | | pagina 5